Complexgegevens

Complexnummer
507452

Omschrijving

Inleiding

Fabrieksnederzetting bestaande uit de te beschermen onderdelen en de fijnturfstrooiselfabriek. Het dorp Amsterdamscheveld is ontstaan door de activiteiten van de Griendtsveen Turfstrooisel Maatschappij.

In 1853 vangt de geschiedenis aan van deze ontginningsmaatschappij met de aankoop van 610 ha grond in de gemeente Deurne (Noord-Brabant). Door Jan van de Griendt, koper van de gronden, werd de Maatschappij tot ontginning en vervening van de Peel en de Maatschappij Helenaveen opgericht. De bedoeling was deze gronden in cultuur/te brengen. De zoons van Jan van de Griendt, Jozef en Eduard, zagen mee in de turfstrooiselindustrie. Daarvoor werd in 1885 de Maatschappij Griendtsveen opgericht. De activiteiten werden uitgebreid, onder meer door de aanschaf van een zogenaamde drijvende turfstrooiselfabriek in Dedemsvaart.

Er werd een aantal zusterbedrijven opgericht. Zo werd in 1893 de engelse combinatie The Griendtsveen Moss Litter Co. Ltd. opgericht. In 1899 volgde de N.V. Maatschappij Van de Griendt's Landexploitatie met als hoofdtaak het in cultuur brengen van de afgegraven veengronden. En in 1901 werd De Griendtsveen Torfstreu A.G. opgericht, waarmee ook Duitsland te maken kreeg met deze turfstrooiselindustrie.

In Drenthe begonnen de activiteiten in 1899. In dat jaar kocht de N.V. Maatschappij Van de Griendt's Landexploitatie 600 ha grond in de Coevorder- en Dalerpeel. Voor de verwerking van de afgegraven bolsterveen werd in 1900 een turfstrooiselfabriek in Hoogeveen gebouwd. In 1903 werd 591 ha grond in de Dalerpeel verkocht aan de The Griendtsveen Moss Litter Co. Ltd. Het Amsterdamscheveld was eigendom van de Drentsche Landontginning Maatschappij die in 1850 was opgericht te Amsterdam door een groep Amsterdamse beleggers.

Deze maatschappij deed zeer weinig aan ontginningsactiviteit en in 1909 werden uiteindelijk de gronden doorverkocht aan de The Griendtsveen Moss Litter Co. Ltd. De onderneming begon met de verkoop van onrendabele boerderijen. Vervolgens werd aan het Dommerskanaal een serie gebouwen opgericht. Te weten: een fabriek voor fijnturfstrooisel, twee fabrieken voor grofturfstrooisel, 40 arbeiderswoningen, een kantoor, een smederij, een timmerwinkel, zes beambten-woningen, een electriciteitscentrale en een school.

Voor de vervening werd het Dommerskanaal boven de sluis (1906) doorgetrokken en evenwijdig aan het hoofdkanaal werd een hoofdwijk gegraven. De infrastructuur werd gecompleteerd door de aanleg van een tramlijn die aansloot op de lijn Zwolle-Ter Apel. Hiervoor was een overeenkomst verkregen met de Dedemsvaartsche Stoomtram Maatschappij.

In de veengebieden rond Amsterdamscheveld werd zowel zwarte als bolsterturf gegraven. Het graafseizoen voor zwarte turf liep van eind maart tot eind juni, van bolsterturf van september tot maart. De resterende periode werd gebruikt om de turf in het veld te drogen. De zwarte turf werd voor een deel verstookt in de eigen electrische centrale maar vooral de bolsterturf was van belang. Nadat het voldoende was uitgedroogd, werd de bolsterturf via een veldspoor getransporteerd naar de fabriek. Het veldspoor kreeg een totale lengte van 15 kilometer en liep door tot aan het duitse Schöningsdorf. De open karren werden getrokken door, op benzol lopende, locomotieven van 16 pk. Bij de fabriek werden de turfkarren in speciaal geconstrueerde kantelinstallaties gelost. De turf viel in een kuil en werd vervolgens via elevatoren, maalinstallaties en verpakking verwerkt tot het gewenste product. Het vervoer vormt het eindstadium waarbij het kanaal en de tramlijn van belang waren. Aardig is nog om te vermelden dat speciaal voor de vervoer over water op de eigen scheepswerf in de Peel schepen werden gebouwd. In 1908 rolden de Cato en de Lena, elk 115 ton groot, van de werf. In 1931 kwam daar nog de Anna bij gebouwd op een werf in Geertruidenberg. De productie van turfstrooisel en de economische positie van deze bedrijfstak kent een aantal golfbewegingen. Te beginnen met een bloeiperiode vanaf 1880 tot en met 1918.

Het accent lag toen vrijwel uitsluitend op het gebruik als strooisel in paardenstallen. Van invloed waren verder de tweede wereldoorlog en de crisis van de jaren dertig. Na de Tweede Wereldoorlog is een geleidelijke teruggang van de productie te constateren. Toch is de Griendtsveen Drentsche Landontginning Maatschappij B.V. de enige maatschappij die zich nog bezighoudt met de turfstrooiselfabricage. De grondstoffen worden tegenwoordig uit Duitsland gehaald en nog wel in Amsterdamscheveld verwerkt in een totaal aangepaste fabriek voor de productie van potgronden.

Waardering

Het complex is van cultuurhistorisch belang ale bijzondere uitdrukking van een sociaal-economische, technische ontwikkeling en heeft zeker voor wat de regio betreft een innovatief karakter. Diverse onderdelen van het complex zijn van architectuurhistorisch belang. Het totale complex (een bijzonder gebied in het kader van het MIP) kent een sterke stedenbouwkundige samenhang die primair gerelateerd is aan de functie. Het complex bezit een structurele gaafheid en een hoge mate van zeldzaamheid.