Complexgegevens

Complexnummer
522203

Omschrijving

Inleiding

COMPLEX voor de Landbouwhogeschool, ontstaan in de periode 1919/1920, bevat de volgende beschermde onderdelen:

A - LABORATORIUM VOOR MICROBIOLOGIE H. van Suchtelenweg 4), met rechts daarachter gelegen PROEFVAKKEN.

B - LABORATORIUM VOOR PLANTENFYSIOLOGIE (Gen. Foulkesweg 70;72)

C - Voormalige CONCIËRGEWONING met open schuur bij Plantenfysiologie (Gen. Foulkesweg 68)

De complexonderdelen maken deel uit van het plan op de Wageningse Berg een aantal gebouwen voor de Landbouwhogeschool te vestigen nadat uitbreidingsmogelijkheden op het bestaande terrein van Duivendaal beperkt bleken. De jonge architect C.J. Blaauw ontwierp drie laboratoria in Wageningen waarvan zich er op de Wageningse berg twee bevinden. Waarschijnlijk is de conciërgewoning, in een zelfde bouwstijl uitgevoerd, ook van de hand van Blaauw. Rechts achter het Laboratorium voor Microbiologie werden tegelijkertijd PROEFVAKKEN aangelegd ten behoeve van het wetenschappelijk landbouwkundig bodemonderzoek en het onderwijs. Allerlei vormen van grondonderzoek stonden in het begin van de vorige eeuw volop in de belangstelling. De grondvullingen zijn bij de aanleg speciaal aangevoerd.

Het Microbiologisch Laboratorium en het Laboratorium voor Plantenfysiologie zijn in 1922 gerealiseerd in een voor die tijd spraakmakende architectuur en hoge kosten. Het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt (Haagsteeg 3a) zou een jaar later in (1923), in de wijk Pomona in een versoberde vorm worden uitgevoerd. Opmerkelijk aan de twee hiervoor genoemde gebouwen is het met name voor onderwijsgebouwen afwijkende, op plasticiteit en decoratieve vormgeving gerichte uiterlijk. Daarbij is gebruik gemaakt van verschillende materialen als hout en kalksteen, waarbij in de expressieve vormgeving duidelijk estethische kwaliteiten op de voorgrond treden. Binnen de rijke vormentaal van de Amsterdamse schoolstijl is vervolgens de (veelal expressieve) toepassing van baksteen kenmerkend, het horizontale karakter (gekoppelde ramen met zwaar uitgevoerde dorpels) met speelse verdelingen van diverse elementen over de gevels onder forse dakoverstekken, de brede opzet en sierlijke paraboolvormige bogen gecombineerd met gevelbeelden door Johan Polet.

Cornelis J. Blaauw (1885-1947), was van 1919-1924 werkzaam als architect in dienst van Rijksbouwmeester Th. Teewisse. Deze was verantwoordelijk voor de Landsgebouwen in het Eerste District en stelde jonge architecten aan in een periode, naar eerst later zou blijken van korte duur, waarin het hen mogelijk werd gemaakt vrij van door de Staat opgelegde richtlijnen te ontwerpen. Blaauw ontwierp zoals gezegd, drie laboratoria in Wageningen. Hij vestigde zijn naam met de drie villa's Meerhoek, Beek en Bosch en Boschkant, eind jaren 1910 in Bergen, in de eerder genoemde stijl.

Complexwaardering

Twee LABORATORIA en een CONCIËRGEWONING uitgevoerd in Amsterdamse schoolstijl, met achter één van de laboratoria gelegen PROEFVAKKEN

- Van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van goed en gaaf bewaarde voorbeelden van twee laboratoriumgebouwen en een conciërgewoning, uitgevoerd in een expressieve stijl waarin verschillende materialen zijn toegepast, kenmerkend voor de Amsterdamse school. Voor Nederland uniek in hun soort en daardoor van hoge exemplarische waarde.

- Van stedenbouwkundig belang vanwege de ligging van het complex op de Wageningse berg en in relatie tot de andere onderdelen.

- Van cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een ontwikkeling op het gebied van hoger onderwijs en die van het landbouwonderwijs in het bijzonder. De proefvakken zijn daarin voor Nederland uniek en zeldzaam in Europa.