Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
18163
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82934/196
Internationaal kenteken
Nee
Kadastrale aanduiding
Groenlo C 3196
Kerkstraat 8, 7141 BA te Groenlo
Nieuwstad 12, 7141 BD te Groenlo
Kloostersteeg 7, 7141 BB te Groenlo

Omschrijving

St. Calixtus. 1906-1908 door Jos. Cuypers en Jan Stuyt. Kruisbasiliek, geinspireerd op de late Nederrijnse gotiek met vijfbeukig koor en diagonaal geplaatste, vijfzijdig gesloten kapellen op de hoek van de zuidelijke koorzijbeuk en naast de toren. Aan de oostzijde een aangebouwde pastorie uit 1933-1934 van architect Jan Stuyt. Een hekwerk op bakstenen muurtje omsluit de pastorietuin aan de oost- en zuidzijde en aan een deel van de noordzijde.

Geprofileerde bakstenen pijlers, laag aanzettende net- en stergewelven. De ten opzichte van de gotiek vrije detaillering van verscheidene onderdelen wijst op de late plaats van de kerk in het oeuvre van de architectencombinatie Cuypers-Stuyt.

Hoge, met nissen versierde toren, begeleid door een veelhoekige traptoren en bekroond door een achthoekige naaldspits met topkoepeltje en peer. In het koor vijf gebrandschilderde ramen van Otto M.M. Mengelberg, ca. 1910. De ramen vormen een compositie, voorstellende de Aanbidding van het Lam, naar Apocalyps 14,3. In de Maria-kapel twee ramen (Maria geeft de Rozenkrans aan Dominicus en O.L. Vrouw van de berg Karmel), vermoedelijk ook van Mengelberg, gedateerd 1914. In de Jozefkapel en raam met de dood van Jozef, in de aangrenzende Calixtuskapel vijf ramen met scenes uit het leven van de H. Familie, vermoedelijk ook van Mengelberg, een gedateerd 1914. In de westgevel, boven de orgeltribune, een groot raam, ongesigneerd en ongedateerd van Gerard ten Horn (1944) en vervaardigd in de ateliers van de fa G. Mesterom & Zn te Bunde bij Maastricht, voorstellende zingende en musicerende engelen rondom de H. Cecilia en de H. Gregorius. Ook de ramen in de zuidelijke transeptgevel (Het Laatste Oordeel) en in de noordelijke transeptgevel (de Zondeval, belofte der Verlossing, stamboom van Jesse) zijn van ten Horn. Zij dateren van respectievelijk 1950 en 1952.

De overige ramen zijn - afgezien van die in beide transeptgevels, die niet onder bescherming vallen - van Joan Colette, gemaakt tussen 1925 en 1935: in de lage transeptarmen Willibrordus en Bonifacius, in de zuiderzijbeuk Elisabeth en Liduina, in de noorder Bernardus en de pastoor van Ars. In de doopkapel drie kleine ramen met Mozes in het mandje in de Nijl, de Doop van Christus in de Jordaan door Johannes de Doper en de doop van een kind. Colette vervaardigde ook de monumentale muurschilderingen in de kerk, die zich alle, uitgezonderd die in de Mariakapel, ter hoogte van de scheibogen bevinden, waarboven zich in de lichtbeukzone engelen bevinden. De schilderingen dateren uit de periode 1927-1932. Op de noordwand van het schip de vier grote westerse kerkvaders Hieronymus, Ambrosius, Augustinus en Gregorius de Grote en op de zuidwand de vier grote oosterse kerkvaders Athanasius, Basilius, Gregorius van Nazianze en Johannes Chrysostomos. Tegen de westwanden van het transept in een stijl ontleend aan de miniatuurkunst, voorstellingen ontleend aan de Handelingen. Op de tegenoverliggende oostelijke transeptwanden van links naar rechts: de Aanbidding van de herders, de Doop in de Jordaan, het Laatste Avondmaal en Pinksteren. In de westelijke koortravee, op de zijwanden twee aan twee de vier evangelisten. In de ruimte links van de Mariakapel Christus aan het Kruis en in de Mariakapel de Verkondiging aan Maria. Mechanisch torenuurwerk J. van de Kerkhof, Aarle-Rixtel, later voorzien van elektrische opwinding. Van oorsprong pneumatisch orgel met twee klavieren en vrij pedaal, gebouwd door S.P.H. Adema uit Amsterdam, voor de H.H. Nicolaas en Barbarakerk, bijgenaamd "De Liefde", te Amsterdam. In 1994 overgeplaatst naar Groenlo en voorzien van een nieuwe elektrische tractuur die niet onder de bescherming Valt. Van het werk van de firma Adema is relatief weinig bewaard gebleven. Aangezien van dit instrument het klankbeeld redelijk gaaf bewaard is, karakteristiek voor het werk van deze maker en vrij uniek voor het werk van een Nederlandse orgelmaker.

De pastorie is opgebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaat uit een samengesteld blokvormig pand van twee en drie bouwlagen, afgedekt met aparte schilddaken met een leidekking. Tegen de oostgevel (de voormalige monumentale voorgevel van de eerdere pastorie) is een grote erker aangebouwd, terwijl aan de zuidgevel de hoofdingang is gesitueerd. Tegen de westgevel is een eenlaagse aanbouw gesitueerd, ook afgedekt met een schildkap. De pastorie is met de kerk en sacristie verbonden door middel van een sluis. De in kruisverband opgemetselde gevels worden beëindigd met een geprofileerd fries en architraaf waarboven een houten bakgoot op klossen. Het ijzeren hekwerk staat op een bakstenen muurtje. Bakstenen hekpijlers met afdeksteen bij de zuidingang naar de pastorie en naast de zuidingang van de kerk.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Nee Woningen en woningbouwcomplexen Dienstwoning(K) Pastorie(K)
Nee Voorwerpen op pleinen en dergelijke Erfscheiding(D) Hek
Ja Religieuze gebouwen Kerk en kerkonderdeel Kerk