Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
332557
Complexnummer
332530 - Amerongen
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82669/54
Kadastrale aanduiding
Amerongen D 4034
Amerongen D 5430
Amerongen D 4153
Amerongen D 5448
Amerongen D 3995
Amerongen D 4035
Amerongen E 520
Amerongen D 4953
Amerongen D 5716
Bij Drostestraat 14, 3958 BK te Amerongen

Omschrijving

TUIN- EN PARKAANLEG, bestaande uit het eigenlijke, ongeveer vierkante, in de uiterwaarden van de Rijn gelegen tuin- en parkterrein met de omringende dijken, en het voor het hoofdinrijhek aan de noordelijke dijk (de Drostestraat) gelegen en zich tot aan een tweede inrijhek aan de Overstraat uitstrekkende, pleinvormige voorterrein (de Margaretha Turnorlaan).

De betekenis van het eerstgenoemde deel wordt bepaald door de opmerkelijke, gesloten, een zekere weerbaarheid suggererende en boeiende niveauverschillen tonende compositie en dispositie van de tussen 1676 en 1696 tot stand gekomen infrastructuur (d.w.z. de aard- en waterwerken) en door de omstreeks 1900 en volgende jaren uitgevoerde algehele herziening in formele trant door Hugo Poortman van de in het begin en het midden van de 19e eeuw aan enkele wijzigingen in landschapsstijl onderworpen, door genoemde infrastructuur bepaalde tuin- en parkaanleg.

Het terrein bevat de volgende onderdelen met hun elementen van historische aanleg:I. ---- De omringende dijken, gevormd door het in het noorden langs het terrein gelegen gedeelte van de Rijndijk (de Drostestraat), het in het westen langs het terrein liggende deel van de weg naar Eck en Wiel (de Rijnsteeg) en de door paden bekroonde dijken langs de zuid- en oostzijden. De steile taluds van de westelijke, zuidelijke en oostelijke dijklichamen vormen de buitenoevers van de buitengracht (zie III.a.). De dijk is in aanleg voorzien van een beplanting met bomenrijen, en wel: langs de buitenzijde van de Drostestraat van de Rijnsteeg tot de oranjerie een rij linden (genus Tilia N.B. thans gedeeltelijk vervangen door eiken); langs de westelijke dijk twee rijen linden (Tilia x vulgaris), onderbroken ter breedte van de doorkijk uit het hoofdgebouw over het "grand canal" (zie III.e.); langs de zuidelijke dijk drie rijen eiken (Quercus robur), sinds het midden van de 19e eeuw onderbroken ter breedte van de doorkijk over het toen aangelegde grasveld; langs de oostelijke dijk twee rijen eiken (Quercus robur) van de zuidelijke dijk tot het erf van het Koetsiershuis (N.B. Thans is de beplanting langs de westzijde voor het grootste deel niet aanwezig).

II. --- Een zich over de volle breedte van het terrein tussen de Drostestraat en de binnengracht (zie III.d.) uitstrekkende strook gronds, die vanouds behalve aan de grachtzijde geheel door muren is omgeven en door dwarsmuren is verdeeld in de grote moestuin, het eerste gedeelte van de oprijweg en de kleine moestuin achter het Koetsiershuis en waarvan het middengedeelte (het oostelijke deel van de grote moestuin) in twee niveaus is verdeeld door een in de lengterichting staand muurtje. Dit muurtje wordt onderbroken door trapjes op de plaatsen waar het door paden wordt gekruist en door een pergola (zie hieronder sub c); dwars op de richting van dit muurtje is bij de aanleg door Poortman naast het oostelijkste trapje een muurtje gebouwd ter beschutting van de daar geplaatste bank.

De grote moestuin, die bij de veranderingen door Poortman ten dele in een siertuin is herschapen, bevat de volgende elementen van historische aanleg:a. Een tot de oorspronkelijke formele aanleg behorende, noord-zuid gerichte berceau, gevormd uit beuken (Fagus sylvatica).

b. Een in de doorkijk in de noordelijke as van het hoofdgebouw gelegen, naar een hek in de tuinmuur leidend pad, in aanleg geaccentueerd door twee taxussen (Taxus baccata), geplant te weerszijden van bovengenoemd hek.

c. In het oostelijk deel een aantal door Hugo Poortman aangelegde parterres, gegroepeerd om een as in het verlengde van het onder VIII. te omschrijven pad, welke as wordt geaccentueerd door een halfcirkelvormige pergola die ter plaatse een stuk van de keermuur tussen de terreinniveaus verving. In dit tuingedeelte zijn ter accentuering van een parterre een witmarmeren putto op gebuikte natuurstenen sokkel en van een boulingrin een zonnewijzer op rechte natuurstenen sokkel toegepast; aan drie zijden door het hiervoor in de inleiding vermelde muurtje van de hand van Poortman omringd, staat een terracotta bank. Achter deze bank is op genoemd muurtje een natuurstenen borstbeeld van Mercurius geplaatst.

d. Een door Poortman aangelegde rozentuin achter de tussen 1879 en 1885 aan de Drostestraat gebouwde oranjerie, in het middelpunt geaccentueerd door een witmarmeren putto op een gebuikte natuurstenen sokkel.

e. Een bij de muur aan de zijde van de oprijweg aansluitend terrein, door Poortman aangelegd om een aantal bomen van bijzondere soorten en een tegen genoemde muur gebouwd kinderhuisje te bevatten. Op de padenkruising tussen de sub d vermelde rozentuin en het hier genoemde terrein liggen heestervakken van rhododendrons.

Het eerste gedeelte van de oprijweg is door Poortman voorzien van flankerende grasstroken en van rhododendronborders langs de muren van de moestuinen. De noordzijde wordt afgesloten door een in de 20e eeuw grotendeels verlaagd en toen door een spijlenhek bekroond deel van de het onderhavige terrein omgevende muur, onderbroken door het hoofdinrijhek.

III. -- Een grachtenstelsel dat het overige binnen de ringdijk gelegen terrein omgeeft en doorsnijdt, en wel bestaande uit:a. De buitengracht.

b. Een gracht die de verbinding vormt tussen de buitengracht en de sub d vermelde binnengracht.

c. Een gracht die de sub b vermelde gracht verbindt met de noordelijke arm van de buitengracht.

d. De binnengracht om het hoofdgebouw, die sinds 1696 via verbredingen in de vorm van kwartcirkelsectoren aansluit bij het sub e vermelde "grand canal" en sinds dat jaar aan de zuid-, west- en noordzijde is voorzien van lage walmuurtjes langs de oevers.

e. Het "grand canal" (ontleend aan de Franse tuinkunst), in 1696 als ondersteuning van de toen geschapen doorkijk in de westelijke as van het hoofdgebouw gegraven tussen de binnen- en buitengracht.

IV. --- Ter verbinding van het onder II. omschreven terrein met het hierna te omschrijven "bastion" dient een bakstenen boogbrug; te weerszijden van de opgang ijzeren lantaarns op bakstenen pijlers.

V. ---- Het "bastion", een door de onder III. sub a, b en c vermelde grachten omspoeld rechthoekig eiland, gevat in bakstenen walmuren met borstweringen en aan de noordzijde toegankelijk door een poort, geflankeerd door hoge symbolische verdedigingsmuren met "schietgaten".

Het bastion bevat op zijn hooggelegen plateau de volgende elementen van historische aanleg, aangebracht door Hugo Poortman (begin 20e eeuw):a. Te weerszijden van de zich over het bastion voortzettende oprijweg een grasveld, op elk waarvan twee natuurstenen putti op sokkels en een gesloten natuurstenen vaas op concave sokkel.

b. Te weerszijden van de opgang van de hierna vermelde brug ijzeren lantarens op bakstenen pijlers.

c. Twee gietijzeren kanonnen overhoeks opgesteld aan de noordzijde.

VI. --- Ter verbinding van het bastion met het voorplein (zie VII.) een niet de gehele gracht overspannende bakstenen boogbrug uit 1673, aangevuld met een houten brug.

VII. -- Het voorplein, een hooggelegen vierkante ruimte, in de noordwesthoek onderkelderd en rondom gevat in bakstenen wal- en keermuren met borstweringen (in oorsprong nog daterend van voor 1673).

Het voorplein bevat de volgende elementen van historische aanleg:a. Ter afsluiting van de oostzijde een aan de achterkant uit de buitengracht oprijzend bijgebouw (4e kwart 17e eeuw), bestaande uit een langgerekte middenvleugel (stal en koetshuis) en vierkante eindpaviljoens waarin dienstwoningen.

b. Tegen- en haaks op de uiteinden van bovengenoemd bijgebouw staande doorgangen als aan de Drostestraat en op het bastion (4e kwart 17e eeuw), waarvan de zuidelijke in tegenstelling tot alle bovengenoemde niet tot poort is verbouwd.

c. Niet in de as van de door de sub a en b vermelde bouwwerken gevormde symmetrische pleinwand liggen aan de westzijde drie aaneengesloten trappen, waarvan de middelste omhoog leidt naar de bovenste verdieping van de sub d te noemen brug en de zijtrappen omlaag naar het onder VIII. te omschrijven pad onderlangs het voorplein.

d. Een over de binnengracht in de as van het hoofdgebouw liggende en tot dit laatste toegang gevende bakstenen boogbrug in twee verdiepingen (1678), waarvan de bovenste hoger ligt dan het voorplein en de onderste op het niveau van het onder VIII. te omschrijven pad.

e. Links van de trappen een houten klokkestoel, waarschijnlijk uit dezelfde tijd daterend als de erin hangende bel (1728).

f. Een wegens het ontbreken van een axiaal verband tussen de oost- en westwanden van het voorplein asymmetrisch gecomponeerde neo-formele aanleg van de hand van Hugo Poortman, bestaande uit rij- en wandelpaden waartussen grasvelden, in aanleg beplant met vormbomen, figuren van buxus (Buxus sempervirens) en heesters; het centrale, in de as van de sub c genoemde trappen gelegen veld is voorzien van een boulingrin en een cirkelvormig bloemperk, waarin een zonnewijzer op natuurstenen sokkel; te weerszijden van de kop van laatstgenoemd veld een ijzeren lantaren op betonnen sokkel.

VIII. - Tussen voorplein en binnengracht een onderlangs de westelijke keermuur van het voorplein lopend pad, dat aan de zijde van de gracht door een walmuur wordt gesteund en aan beide uiteinden (ter hoogte van de noordelijke en zuidelijke voorpleinmuren) wordt afgesloten door ijzeren spijlenhekken uit omstreeks 1700. Dit pad vormt met zijn onder IX. sub a en X. sub b vermelde verlengden een uit de laat-17e-eeuwse formele aanleg overgebleven as.

IX. --- Het zuidelijke parkdeel, gevat tussen de buitengracht, het "grand canal", de binnengracht en het voorplein en aan de waterzijde van steile taluds voorzien. Dit parkdeel is vanouds aangelegd met een bebossing, die - oorspronkelijk formeel van aard - allengs een meer met de landschapsstijl overeenstemmend informeel karakter heeft gekregen.

Dit parkdeel bevat de volgende elementen van historische aanleg, die - op het sub a volgende na - alle tot de aanleg van Poortman behoren:a. Het verlengde van het onder VIII. omschreven pad, in zuidelijke richting naar de buitengracht leidend.

b. Alle overige paden volgens het op de bijbehorende aanleg- en structuurkaart aangegeven schema.

c. Een lagere aanbouw tegen- en in de stijl van het onder VII. sub a vermelde bijgebouw; terwille van de toegang tot dit gebouw is ervoor een door een muur omgeven oprit op het niveau van het voorplein aangelegd, vanwaar een trap en een door pijlers geflankeerde doorgang naar het sub d volgende parkdeel leiden.

d. Een in het bos aangelegd tennisveld, waarvoor twee boulingrins, ieder in het middelpunt getooid met een witmarmeren empire vaas met deksel (1e helft 19e eeuw) op natuurstenen sokkel en, aan de overzijde van het hierlangs lopende pad, aan ronde natuurstenen vijverkom (1927).

e. Een L-vormige open ruimte, aangelegd als grasveld, waarvan de lange arm reeds in de eerste helft van de 19e eeuw in het bos is uitgekapt als doorkijk in de as van het hoofdgebouw en de korte arm door Poortman is aangelegd als verbinding met de sub d genoemde ruimte. In de aanleg van Poortman is dit grasveld voorzien van een aankleding van vormbomen, palmetten en andere figuren in buxus (Buxus sempervirens) en van twee witmarmeren empire vazen met deksels (1e helft 19e eeuw) op natuurstenen sokkels, benevens een zandstenen beeld van Diana (2e helft 18e eeuw, oorspronkelijk gediend hebbend als nis- of heggebeeld) op een niet-bijpassende sokkel (N.B. Thans zijn verschillende van de hier genoemde figuren in buxus niet aanwezig).

f. In het westelijk bosgedeelte op de kruising van twee paden de aanleg van in een cirkel geplante buxus (Buxus sempervirens), in het middelpunt waarvan een door een steen met inscriptie gemarkeerd paardegraf.

X. ---- Het noordelijke parkdeel (gevat tussen de onder III. sub a tot en met d vermelde grachten en aan alle zijden van steile, naar het water afdalende taluds voorzien), waarin een bosaanleg die vanouds de delen ten noorden van het "grand canal" en het voorplein besloeg, maar eerst omstreeks 1800 een parterre op het middenstuk verving. In dit bos, dat in de loop van de 19e eeuw een met de landschapsstijl overeenstemmend informeel karakter heeft verkregen, is in de noordelijke as van het hoofdgebouw een doorkijk uitgespaard, die zich in de grote moestuin voortzet als onder II. sub b vermeld (N.B. Thans is deze doorkijk enigszins dichtgegroeid).

Dit parkdeel bevat de volgende elementen van historische aanleg:a. Een pad tussen de bruggen, die dit parkdeel met het onder VIII. omschreven pad en met de onder II. omschreven grote moestuin verbinden. Dit pad maakt deel uit van een uit de formele aanleg overgebleven as (zie ook VIII. en IX.a.).

b. De overige paden, als aangegeven op de aanleg- en structuurkaart, zijn door Poortman aangelegd. In de as van het halfcirkelvormige pad dat van het sub a vermelde pad aftakt, is een eenvoudig houten prieel (ook wel muziektent genoemd) geplaatst.

c. Op de noordwestelijke hoek een concentratie van door stenen gemarkeerde hondegraven.

XI. --- De Margaretha Turnorlaan is in aanleg voorzien van een laanbeplanting van eiken (Quercus robur) tussen het hoofdinrijhek en het in 1929 aan de Overstraat geplaatste inrijhek. Voor het hoofdinrijhek staat een lantaren op ijzeren voetstuk en zandstenen sokkel, omgeven door een in een achthoek opgesteld smeedijzeren spijlenhek. Lantaren en hek zijn in 1919 geplaatst ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van Graaf van Aldenburg Bentinck als kasteelheer.

Dit monument maakt onderdeel uit van complexnummer 332530. Hier vindt u meer informatie over het complex en de bijbehorende monumenten.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Historische aanleg