Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
339227
Complexnummer
339207 - Elswout
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82818/37
Kadastrale aanduiding
Bloemendaal B 6778
Bloemendaal B 6779
Bloemendaal B 6128
Bloemendaal B 6340
Bloemendaal B 6790
Bloemendaal B 6178
Bloemendaal B 6360
Bloemendaal B 6810
Bloemendaal B 6811
Bloemendaal B 6812
Bloemendaal B 5663
Bloemendaal B 6813
Bloemendaal B 6491
Bloemendaal B 6177
Bloemendaal B 5018
Bloemendaal B 6492
Bloemendaal B 5794
Bloemendaal B 5668
Bloemendaal B 5564
Bloemendaal B 6175
Bloemendaal B 6179
Bij Elswoutslaan 20, 2051 AE te Overveen

Omschrijving

PARKAANLEG. Groot park van uitzonderlijk karakter, ontleend aan de omstandigheid dat de buitenplaats Elswout, tegen het midden van de 17e eeuw op woest duinterrein gesticht, in de loop van de volgende twee eeuwen in fasen is aangelegd in een door de opeenvolgende eigenaren tevoren allengs als zanderij geexploiteerd gebied, zodat het een onregelmatige vorm en grote, abrupte hoogteverschillen vertoont en zijn herkomst uit een zanderij zowel in het oudste, ondanks latere veranderingen nog sterk door het oorspronkelijke formele stramien beheerste deel als in de jongere, niet overal even grondig door een aanleg in landschapsstijl aangeraakte delen hier en daar duidelijk zichtbaar is gebleven. De opeenvolgende fasen van aanleg - eerste opzet van huis en directe omgeving 1634-1654; voltooiing van het huis, algehele omwerking van de omgeving en aanleg van een kruisvormig park tussen 1654 en het begin van de 18e eeuw (waarschijnlijk niet geheel voltooid); modernisering van onderdelen omstreeks 1740; uitbreiding van het park in noordelijke richting met gelijktijdige wijziging van het oudere deel, het een en ander in landschapsstijl tussen 1781 en 1794 tot stand gebracht door J.G. Michael; verdere uitbreiding in noordelijke richting tussen 1805 en omstreeks 1840, vermoedelijk door J.D. Zocher sr. en jr.; aanzet tot verandering tussen 1881 en 1884, voornamelijk tot stand gekomen wat de gebouwen betreft - hebben de hieronder omschreven compositie tot resultaat. PARKDEEL A Het oorspronkelijke park in de vorm van een latijns kruis, waarvan het hoofdgebouw het kruispunt vormt. Dit deel van het tegenwoordige park is op de rechthoekige heuvel waarop het hoofdgebouw staat na geheel vlak afgegraven. Van de vier kruisarmen bestaat de lange, oostelijke arm, die zich tot de Elswoutslaan uitstrekt, uit drie door lanen gescheiden stroken en, parallel hiermee en ten zuiden daarvan, de van het poortgebouw aan de Elswoutslaan uitgaande oprijlaan; de zuidelijke kruisarm vernauwd zich in twee door de taluds van het omringende duinterrein (parkdeel C) aangegeven trappen om een van het hoofdgebouw via het nu verdwenen tweede poortgebouw en de zogenaamde Monsterlaan in zuidelijke richting uitgaande en zich ook op het hoge terreinniveau van de "Kamp" (parkdeel C) voortzettende gezichtsas; de noordelijke kruisarm, bedoeld als pendant van de zuidelijke, maar vermoedelijk nooit geheel voltooid, beslaat het huidige zogenaamde "Kleine Stuk" (zie A.XXIII.), een tijdens de eerste verandering in landschapsstijl als een door bossen omsloten weide aangelegd terrein, waarvan de oorspronkelijke vorm met trapsgewijze vernauwingen overeenkomstig die van de zuidelijke kruisarm zich nog aftekent en waarover een van het hoofdgebouw in noordelijke richting uitgaande, in de als "Zwitsers" bedoelde kloof (parkdeel B) uitmondende gezichtsas leidt; de westelijke kruisarm, een oorspronkelijk dwarsrechthoekig, door een vijver van de heuvel met het hoofdgebouw gescheiden terrein, wordt sinds de eerste verandering in landschapsstijl in beslag genomen door het zogenaamde "Grote Stuk" (zie A.XIX.), een met geboomte aangeklede weide. PARKDEEL B De tussen 1781 en 1794 ten noorden van parkdeel A op een ten dele afgezand terrein in landschapsstijl aangelegde uitbreiding, gelegen tussen de Elswoutslaan in het oosten, de in parkdeel C te omschrijven zogenaamde "Kamp" in het zuiden en westen en de hoogten aan de overzijde van de Zanderijvaarten (zie B.IV.a./b.) in het noorden. Van dit terrein is het zuidelijke deel grotendeels afgegraven, terwijl het noordelijke deel nog plateaus op het oorspronkelijke duinniveau bevat, wier randen over grote lengten de oude rechte zanderijtaluds vertonen. Het thans grotendeels beboste terrein is herhaaldelijk in aanleg gewijzigd en bevat slechts weinig nader te specificeren elementen van historische parkaanleg, waaronder echter een der belangrijkste van het park, het dal en de kloof van Zwitsers bedoeld karakter; de samenhang met parkdeel A wordt voornamelijk gevormd door de uit het hoofdgebouw hierheen leidende gezichtsas. PARKDEEL C Op het oorspronkelijke duinniveau ligt als een schil om de hierboven omschreven parkdelen en de zuidwestelijke punt van parkdeel D de zogenaamde "Kamp", het buiten de afzandingen gebleven terrein binnen de om Elswout heen lopende Zijweg en Duinlustweg. In de zuidoostelijke hoek van de Kamp liggen de ijskelder en de boerderij. Behalve door de bouw van deze laatste in de jaren na 1880 heeft de in aanleg met hakhout beplante Kamp geen wezenlijke veranderingen ondergaan. PARKDEEL D Ten noorden van parkdeel B ligt het jongste deel van het park (ontstaan omstreeks 1840), bestaande uit een oost-west gericht, wijd, door afzanding tot stand gekomen dal, het zogenaamde "Klaverstuk", een weiland dat zich van de Duinlustweg tot de Elswoutslaan uitstrekt, geflankeerd door in aanleg grotendeels beboste, ten dele uit hoogten op het oorspronkelijke duinniveau bestaande terreinen, waarvan het noordelijke het Hoge Eiland is genaamd; ten noorden en zuiden van dit laatste strekken zich nog stroken afgegraven terrein tot respectievelijk de Duinlustweg en de Elswoutslaan uit, die grotendeels utilitaire doeleinden dienen. De noordelijke punt van het terrein tussen de Duinlustweg en de Elswoutslaan wordt ingenomen door de met Elswout een onverbrekelijk geheel vormende, uit een boerderij ontwikkelde kleine buitenplaats Elswoutshoek. Het park bevat de volgende elementen van historische aanleg, waarvan de omschrijving de hiervoor aangegeven indeling van de compositie (parkdelen A, B, C en D) en wat parkdeel A betreft de volgorde van de terreinexpansie volgt. (In parkdeel A begint deze daarom bij het oudste gedeelte, de heuvel met het hoofdgebouw). In parkdeel A:A.I. De heuvel waarop het hoofdgebouw staat, ontstaan door afgraving van het omringende terrein in de jaren vanaf 1634 en sinds de omvorming in landschapsstijl van natuurlijke glooiingen voorzien. De zich in zuid-noord richting uitstrekkende heuvel bevat de volgende elementen:a. het voorplein ten zuiden van het hoofdgebouw, gevat binnen uit de glooiingen van de heuvel oprijzende keermuren, die aansluiten bij die van het noordelijke bruggehoofd van de toegangsbrug (zie A.II.) en op de zuid-westelijke en zuid-oostelijke hoeken ronde "bastionnetjes" omsluiten (huidige vorm kort na 1880). b. het plateau waarop het hoofdgebouw staat wordt in het westen en oosten afgesloten door tegelijk met het huis gebouwde terrassen-stelsels. De westelijke terrassen geven via trappen toegang tot een door het middelste terras overhuifde haven die met de Grote Vijver (zie A.VII.b.) in verbinding staat. c. vier bospartijen, aangelegd als omlijsting van de van het hoofdgebouw uitgaande zichtlijnen in de richtingen zuid, west, noord en oost. Zij bevatten in aanleg enkele bruine beuken (Fagus sylvatica "Atropunicea") als kleuraccenten. d. de ruimte tussen de noord-westelijke en noord-oostelijke bospartij is aangelegd als grasveld. A.II. De verbinding tussen het voorplein (zie A.I.a.) en de oprijlaan (zie A.XV.) wordt gevormd door een brug over de onder A.VII. sub a vermelde gracht, omstreeks 1806 gebouwd door B.W.H. Ziesenis en later enigszins gewijzigd. Deze brug, die wegens het niveauverschil tussen de oprijlaan en het voorplein een hellend wegdek heeft, bezit naar buiten buigende bruggehoofdmuren waarover de balustrades van de brug zicht voortzetten. A.III. De drie onder A.IV., A.V. en A.VI. te omschrijven stroken waaruit de oostelijke kruisarm van dit parkdeel bestaat worden gescheiden door twee lanen, ieder in aanleg beplant met twee rijen linden (genus Tilia) in vierkantsverband en daterend van voor de veranderingen in landschapsstijl, welke laatste op twee plaatsen inbreuk op deze lanen hebben gemaakt, n.l. door de bouw van de blokhut (zie A.V.c.) en door de aanleg van het beukenlaantje (zie A.VI.b.). A.IV. De noordelijke van bovengenoemde stroken is aangelegd als moestuin, waarvan de inrichting echter geen historisch patroon meer volgt. De moestuin bevat de volgende elementen van historische aanleg: a. de oranjerie, met zijn lange zijde geplaatst tegen de noordzijde van de moestuin. De oranjerie is in 1882/3 gebouwd naar ontwerp van C. Muysken in de vorm van een langgerekt gebouw in neo-renaissance vormen met gebogen daken en aan beide uiteinden halfcirkelvormige gietijzeren kassen. b. twee fragmenten van een tuinmuur, ten westen van de oranjerie langs de noordzijde van de moestuin staande. De stukken muur zijn van verschillende hoogte, samenstelling en ouderdom (in ieder geval meer dan 50 jaar). c. Een deel van het pad dat de oprijlaan (zie A.VI.) verbindt met parkdeel B (N.B. Dit pad is in aanleg begeleid geweest door een laanbeplanting, maar later westwaarts verlegd; delen van de laanbeplanting wijzen het oorspronkelijke beloop aan); A.V. De middelste strook van de oostelijke kruisarm is tussen 1812 en 1834 ingericht tot hertenkamp in de vorm van een weiland. De hertenkamp bevat de volgende elementen van historische aanleg:a. In het oostelijke deel een licht slingerende "beek", gegraven en verbinding vormend tussen de zuidelijke en oostelijke arm van de gracht om de oostelijke kruisarm (zie A.VII.a.). Ter hoogte van deze beek is het weiland in een lichte verhoging gelegd. b. Bij de noordelijke oever van bovengenoemde beek is in aanleg in 1834 ter herinnering aan de geboorte van Willem Borski III, zoon van de toenmalige eigenaar, een bruine beuk (Fagus sylvatica "Atropunicea") geplant. c. Een als hertenverblijf dienende blokhut, waarvan het achtergedeelte binnendringt in de noordelijke laan (zie A.III.). d. In de noord-oostelijke hoek een houten tuinhuis in klassicistisch gotiserende trant, gebouwd tussen 1812 en 1844. Het tuinhuis dringt aan de achterzijde binnen in de noordelijke laan (zie A.III.). e. Een deel van het pad dat de oprijlaan (zie A.XV.) verbindt met parkdeel B. Dit pad kruist de onder A.V. sub a vermelde beek bij haar uitmonding in de gracht om de oostelijke kruisarm (zie A.VII.a.). A.VI. De zuidelijke strook van de oostelijke kruisarm is wat het westelijke deel betreft aangelegd als boomgaard. De strook bevat overigens de volgende elementen van historische aanleg:a. Een deel van de onder A.V. sub a vermelde beek, in deze strook aangelegd als een rechte waterloop die het terrein in de dwarsrichting kruist. b. Een deel van het pad dat de oprijlaan (zie A.XV.) verbindt met parkdeel B. In de onderhavige strook wordt het pad in aanleg begeleid door een laanbeplanting van beuken (Fagus sylvatica). Deze doorbreekt de eerste aangelegde zuidelijke laan (zie A.III.). A.VII. Het centrale, uit de onder A.I. omschreven heuvel en de oostelijke kruisarm (zie A.IV, V. en VI.) bestaande terrein wordt grotendeels omgrensd door de volgende waterlopen en -partijen:a. In het zuiden, oosten en noorden door een gracht, die tot het oorspronkelijke stelsel van zanderijvaarten behoort. Hiervan is de zuidelijke arm voorbij de aftakking van het onder A.VI.sub a vermelde beekdeel gedempt; de oostelijke arm, die zich in het zuiden voortzet in de onder A.XI. te omschrijven gracht, is bij de aanleg van de sluis (zie A.IX.) met een knik achter deze sluis langs verlegd om bovenstrooms van genoemde sluis uit te monden; de noordelijke arm vormt voorbij de uitmonding van de oostelijke arm de verbinding met de langs de parkdelen B en D lopende vaart en, onder de Elswoutslaan (zie II. na de omschrijving van de parkdelen) door, met de Marcelisvaart richting Haarlem. b. In het westen en noordwesten door de Grote Vijver waarvan het westelijke deel bij de verandering in landschapsstijl uit een rechthoekige 17e-eeuwse vijver is vergraven en toen met de onder A.XXI. te omschrijven waterloop is verbonden en het noordelijke deel bij die gelegenheid is ontstaan door verbreding van het westelijke deel van de hierboven sub a vermelde noordelijke grachtarm, die sindsdien met de onder A.XXIV. te omschrijven waterloop is verbonden. A.VIII. In het noordelijk deel van de Grote Vijver (zie A.VII.b.) is een eiland aangelegd waarvan de beplanting in aanleg een bruine beuk (Fagus sylvatica "Atropunicea") bevat. A.IX. Een van bakstenen kademuren voorziene sluis, in de tweede helft van de 17e eeuw aangelegd in de noordelijke der onder A.VII. sub a vermelde grachtarmen. A.X. Een op de zuidelijke kade van de sluis (zie A.IX.) en evenwijdig daarmee staand sluiswachtershuis onder schilddak (2e helft 17e eeuw). A.XI. Het ten zuiden van het onder A.I. t/m A.X. omschreven centrale deel van het oorspronkelijke park liggende terrein, dat de oprijlaan en Monsterlaan (zie A.XVII.) bevat en aan de noordzijde wordt begrensd door de onder A.VII. sub a vermelde gracht, wordt aan de zuidzijde omgeven door een gracht die, in het oosten aansluitend bij de even genoemde gracht, de muren van het poortgebouw (zie A.XIV.) omspoeld, vervolgens naar het westen afslaat en bij de kruisarm de getrapte contouren hiervan volgt, waarbij de rechte grachtarmen hier voor 1812 volgens de principes van de landschapsstijl tot een slingerende "beek" zijn vergraven; in de as van de kruisarm verwijdt deze "beek" zich tot een in oorsprong omstreeks 1740 aangelegde vijver, waarvan de oorspronkelijke omtreklijnen in Lodewijk XIV-stijl eveneens in overeenstemming met de landschapsstijl zijn vergraven. In het westen sluit de "beek" aan bij de onder A.XXI. te omschrijven waterloop. A.XII. Vanaf de Elswoutslaan geeft een tot de oorspronkelijke aanleg behorende bakstenen boogbrug over de onder A.XI. omschreven gracht toegang tot het poortgebouw (zie A.XIV.) A.XIII. Ter markering van de oprit van de hierboven genoemde brug zijn in aanleg vier linden (genus Tilia) geplant, en wel twee aan twee te weerszijden van deze oprit. A.XIV. Aan het begin van de oprijlaan (zie A.XV.) staat het tot de oorspronkelijke aanleg behorende poortgebouw, waarvan de drie door schilddaken gedekte vleugels een voorpleintje omsluiten. Aan de oost- en zuidzijde rijst het poortgebouw op uit het water van de onder A.XI. omschreven gracht. A.XV. Bij het hierboven genoemde voorpleintje aansluitende oprijlaan. Deze is in oorsprong aangelegd met twee rijen bomen in driehoeksverband aan weerszijden, met onderbrekingen ter hoogte van de zuider kruisarm (N.B. De huidige aanleg vertoont slechts enkele rijen bomen en grotere plantafstanden). De zuidelijke laanbeplanting eindigt bij het oostelijke der twee stal- en koetshuizen (zie A.XVI.). Het voorbij deze dienstgebouwen nog bestaande deel van de oprijlaan is, na voor 1812 in de zin van de landschapsstijl in een bochtig verloop te zijn verlegd, waarschijnlijk kort na 1880 weer rechtgetrokken, waarbij een rechte laanbeplanting langs de noordzijde is aangelegd. Dit deel van de oprijlaan geeft sinds de veranderingen in landschapsstijl toegang tot de brug naar het Grote Stuk (zie A.XXII.). A.XVI. Ter hoogte van de brug naar het voorplein voor het hoofdgebouw (zie A.II.) staan in het verlengde van de zuidelijke bomenrij van de hierboven genoemde oprijlaan twee tot de oorspronkelijke aanleg uit de tweede helft van de 17e eeuw behorende, door schilddaken gedekte dienstgebouwen, oorspronkelijk dienende tot stal en koetshuis. Deze zijn met hun lange zijden naar de oprijlaan gekeerd en flankeren op symmetrische wijze de toegang tot de Monsterlaan (zie A.XVII.) in de zuidelijke gezichtsas van het hoofdgebouw. A.XVII. De Monsterlaan, die binnen de onder A.XI. vermelde "beek" de zuidelijke gezichtsas van het hoofdgebouw markeert. Deze laan, die zich van de stal- en koetshuizen (zie A.XVI.) tot de onder A.XI. vermelde vijver uitstrekt, is in aanleg voorzien van een laanbeplanting van beuken (Fagus sylvatica). A.XVIII. De zuidelijke kruisarm van het oorspronkelijke parkgedeelte bevat binnen de onder A.XI. vermelde "beek" nog de volgende elementen van historische aanleg:a. Een bomengroep in het verlengde van de oprijlaan (zie A.XV.)(N.B. De juiste historische omvang van deze bomengroep is niet bekend). b. Langs de binnenoever van de onder A.XI. vermelde "beek" te weerszijden van de gezichtsas van het hoofdgebouw een bospartij. A.XIX. De westelijke kruisarm van het oorspronkelijke park, in oorsprong een binnen grachten gevat sterrebos, bij de veranderingen in landschapsstijl voor 1812 door demping van delen van genoemde omgrachting en het bijtrekken van stukken land, o.a. een deel van de oprijlaan, vergroot en gewijzigd in een weiland, het Grote Stuk genaamd, in aanleg gestoffeerd met boomgroepen en solitairen, waartussen doorkijken van en naar het herenhuis leidden. Het Grote Stuk wordt in het oosten begrensd door de Grote Vijver (zie A.VII.b.), in het zuiden en westen door de onder A.XXI. te omschrijven waterloop en in het noorden door de bebossing van parkdeel B. A.XX. Bij de zuidwesthoek van het hierboven genoemde Grote Stuk ligt sinds de veranderingen in landschapsstijl van voor 1812 een lichte verhoging, die in de loop van de 19e eeuw in aanleg is beplant met een groep eiken (genus Quercus). A.XXI. Een waterloop, bij de veranderingen in landschapsstijl van voor 1812 gevormd uit het westelijke uiteinde van de onder A.XI. omschreven gracht, een verbinding tussen dit laatste en de Grote Vijver (zie A.VII.b.) en het tot een licht slingerende "beek" vergraven westelijke deel van de oorspronkelijke gracht om het Grote Stuk (zie A.XIX.) van welk laatste deze waterloop de zuidelijke en westelijke begrenzing vormt. In het noorden gaat de waterloop over in de zanderijvaart (zie B.IV.). A.XXII. De toegang tot het Grote Stuk (zie A.XIX) vanaf de oprijlaan wordt gevormd door een over het onder A.XXI. omschreven verbindingsstuk gelegde houten brug, die aan de zijde van het Grote Stuk door een hek is afgesloten. A.XXIII. De noordelijke kruisarm van het oorspronkelijke park tekent zich thans nog af in de vorm van een bij de veranderingen in landschapsstijl na 1781 aangelegd weiland, het Kleine Stuk genaamd, dat zich trapsgewijs naar het noorden vernauwd. Over dit weiland, dat in aanleg is gestoffeerd met bomen, waaronder een bruine beuk (Fagus sylvatica "Atropunicea"), leidt de noordelijke doorkijk in de as van het hoofdgebouw in de richting van de Kleine Vijver (zie B.V.a.) en Kleine Zwitserse Brug (zie B.V.a./c.). Het Kleine Stuk wordt in het zuiden en westen begrensd door de onder A.VII. en A.XXIV. omschreven, resp. te omschrijven waterlopen en in het oosten door de bebossing van parkdeel B. A.XXIV. Het westelijke deel van de oorspronkelijke omgrachting van de noorder kruisarm, bij de aanleg van parkdeel B tot slingerende waterloop vergraven om als "beek" de verbinding te vormen tussen de Kleine Vijver (zie B.V.a.) en de Grote Vijver (zie A.XVII.b.). De hier omschreven waterloop vormt de westelijke begrenzing van het Kleine Stuk (zie A.XXIII.) en sluit over zijn grootste lengte aan bij parkdeel B. A.XXV. De toegang vanuit parkdeel B tot het Kleine Stuk (zie A.XXIII.) wordt gevormd door de zgn. Platte Brug, een houten brug, die aan de zijde van het Kleine Stuk door een hek is afgesloten. A.XXVI. De zone die zich tussen het onder A.XI. en A.XXI. omschreven stelsel van waterlopen en het hoger gelegen parkdeel C (de Kamp) uitstrekt, is bij de verandering in landschapsstijl voorzien van een noch als open terrein, noch als bos te kenmerken, doorzichtige aanleg met een spaarzame, losse beplanting waaronder veel beuken (Fagus sylvatica). De zone omvat ook de taluds die de overgang vormen tussen de parkdelen A en C en die door hun regelmatigheid en - wat betreft de gedeelten aan de zuidzijde ook door hun rechte tracéring - hun afkomst uit een zanderij verraden en mede daardoor de sfeer van Elswout bepalen. In het zuiden wordt het talud onderbroken door de ijskelder. De zone, die zich in parkdeel B voortzet en daar verder wordt omschreven, bevat een wandeling in de vorm van een licht slingerend pad, waarvan het noordwaarts langs het meergemelde Grote Stuk lopende deel in aanleg wordt begeleid door een laanbeplanting. (N.B. Van deze laanbeplanting resten thans slechts fragmenten). A.XXVII. Van de hierboven vermelde wandeling takken in de zuidelijke kruisarm paden af die de onder A.XI. omschreven waterloop in het oosten en westen oversteken en zodoende toegang geven tot het terrein rondom de Monsterlaan (zie A.XVII.). Hiervan is het westelijke eerst na 1812 aangelegd; het leidt over de zgn. Pontjesbrug. In parkdeel B: B.I. De door afgraving gevormde dalen: langs de westelijke en noordelijke rand van het parkdeel, waar zij het grootste deel van de onder B.III. te omschrijven zone vormen, en twee ongeveer noord-zuid gerichte dalen die het hooggelegen gebied van het parkdeel in drie plateaus verdelen en waarvan het westelijke als Zwitscherse scene (zie B.V.) is gecomponeerd. B.II. De bebossing voorzover deze dient ter begrenzing van open ruimten (zie A.XIX. en XXII.) en de onder B.III. te omschrijven zone. B.III. Een zone die zich als voortzetting van de onder A.XXVI. omschreven zone langs de westelijke en noordelijke rand van het parkdeel uitstrekt en is voorzien van een noch als open terrein, noch als bos te kenmerken, doorzichtige aanleg met een spaarzame, losse beplanting waaronder veel beuken (Fagus sylvatica). De zone is in het zuiden langs de westzijde van de onder B.IV. sub a vermelde waterloop gelegen en vult verder het onder B.I. omschreven dal langs de rand van het parkdeel; zij omvat ook de taluds die de overgang vormen naar parkdeel C en naar de onder B.I. omschreven plateaus. Deze taluds zijn in het noordwesten gelaten in de strakke, regelmatige vorm die zij bij de afzanding hadden gekregen. B.IV. De hierboven omschreven zone wordt begeleid door de volgende waterlopen:a. Het gedeelte tot aan de uitmonding van de "Zwitserse scene" (zie B.V.) door een in zijn oorspronkelijke rechte vorm gelaten gedeelte van een zanderijvaart dat de verbinding vormt tussen de onder A.XXI. omschreven waterloop en de beek in de "Zwitserse scene". De vaart buigt evenals het dal waarvan zij deel uitmaakt met een scherpe knik in oostelijke richting af. b. Ten oosten van de uitmonding van de "Zwitserse scene" door een gedeelte van het stelsel van zanderijvaarten, behorende bij de reeds voor 1812 begonnen afgraving waarop omstreeks 1840 het parkdeel D tot stand zou komen. Deze waterloop zet zich in het westen voort in parkdeel D en mondt in het oosten uit in de vaart langs de Elswoutslaan (zie B.XI.); de lichte curven van het tracé dateren uit de tijd van de afgraving. B.V. De "Zwitserse scene", zijnde een in noord-zuid richting door het niet afgezande gedeelte van dit parkdeel gegraven dal, dat in het noorden begint als een nauwe bochtige kloof met steile wanden, zich vervolgens om de zgn. Kleine Vijver verbreedt en in het zuiden weer versmald. De scene is in aanleg behandeld als de onder B.III. omschreven zone; haar "Zwitsers" karakter wordt verder door de volgende elementen van historische aanleg bepaald: a. een waterloop die in de smalle gedeelten van het dal de vorm heeft van een "beek" en in het brede gedeelte die van een "meer" (de Kleine Vijver); in het zuiden zet deze beek zich voort in de onder A.XXIV. omschreven waterloop. b. een zich langs beide oevers uitstrekkend padenstelsel waarvan aftakkingen via enkele "haarspeldbochten" de Tempelberg (zie B.VII.) beklimmen. Deze paden maken deel uit van de diverse wandelingen in dit parkdeel (zie B.IX.). c. De Kleine Zwitserse brug, een "rustieke" houten brug, die schuin over de beek is gespannen en waarvan het dek oploopt naar de westelijke oever. De brug is voorzien van (sinds de bouw sterk vereenvoudigde) uit stammetjes samengestelde leuningen, waarvan de noordelijke zich nog een eind voortzet langs het op de westelijke oever klimmende pad. De brug is in oorsprong voor 1812 gebouwd. B.VI. Een ten oosten van de hierboven genoemde Zwitserse scene gelegen inzinking in het plateau, aangelegd als een ondiepe grazige vallei. B.VII. De Tempelberg, een op de noord-oost hoek van de Zwitserse scene gelegen, boven het niveau van de plateaus uitstekende, dus vermoedelijk opgeworpen, althans gefatsoeneerde heuvel die, oorspronkelijke bekroond door een open tempeltje, het uitgangspunt is van een gezichtslijn over de Kleine Vijver naar het herenhuis. B.VIII. Een op de noord-oost hoek van het oostelijkste plateau gefatsoeneerde smalle rug met pad, waarvan het uiteinde op het hoogste punt, de Patrijzenberg, boven de plek ligt waar de zgn. hermitage tegen de helling was gebouwd. B.IX. In het uitgebreide padennet dat dit parkdeel doorkruist kunnen de volgende tot de historische aanleg behorende wandelingen worden onderscheiden:a. de wandeling langs de buitenrand van het parkdeel; in het westen aansluitend op de onder A.XXVI. vermelde wandeling, in de onder B.III. omschreven zone buiten langs de onder B.IV. sub a vermelde waterloop en vervolgens binnen langs de onder B.IV. sub b vermelde waterloop gaande en tenslotte door het bos terug naar parkdeel A waar zij aansluit op het onder A.V. sub e vermelde pad via een over de onder A.VII. sub a vermelde waterloop gelegen brug met witte houten leuningen. Aan het begin van deze wandeling staat schuin tegenover de Kettingbrug het zgn. huisje van Ka-buur, bestaande uit een illusionistisch beschilderde plankenwand waarvoor een loggia onder rieten dak. b. de wandeling van de sub a genoemde aftakkend, de onder B.IV. sub a vermelde waterloop overstekend via de Kettingbrug - (een hollebrug met houten dek op ijzeren liggers, hangend aan over vier hoekpalen gespannen kettingen) - en binnen de onder B.IV. sub a B.V. sub a en A.XXIV. vermelde waterlopen een lus vormend, die door de onder B.III. omschreven zone en de Zwitserse scene (zie B.V.) leidt. c. de wandeling eveneens van de sub a genoemde aftakkend en via enkele varianten dicht bij de brug met witte houten leuningen weer daarop uitmondend, die langs de oostzijde van de "Zwitserse scene" loopt. B.X. Behalve bovengenoemd padennet in landschapsstijl bevat dit parkdeel twee rechte, formele lanen:a. de Melklaan, als pendant van de oprijlaan (zie A.VI.) evenwijdig lopend met de gracht om het centrale deel van parkdeel A en daarom in aanleg vermoedelijk teruggaand op de 17e-eeuwse aanleg (N.B. Van de in aanleg aangebrachte flankerende boombeplanting is momenteel slechts een fragment aan de westelijke uiteinde aanwezig). b. de Kerklaan, in het oostelijke deel van het bos aangelegd volgens het ontwerp van C.E.A. Petzold uit 1883. Als blikpunt van deze laan dient de toren van de Grote Kerk te Haarlem. Aan het einde van de laan bevindt zich de beeldengroep "Halali", en iets ten noorden ervan het Fazantenhuis. B.XI. Het parkdeel wordt in het oosten begrensd door een deel van de vaart die de opeenvolgende zanderijen van Elswout in het oosten afsloot. Deze vaart takt in het zuiden af van de onder A.VII. sub a genoemde noordelijke arm van het grachtenstelsel om de oudste kern van Elswout en zet zich langs het parkdeel D naar het noorden voort (zie D.IX.). B.XII. Over de hierboven omschreven vaart wordt tot parkdeel B vanaf de Elswoutslaan toegang gegeven door de Gele Brug, een op ijzeren liggers rustende bolle brug met houten dek en leuningen die in het midden door een hek wordt afgesloten. Brug en hek zijn vanouds geel geschilderd. (N.B. Een nog binnen de grens van parkdeel B staand tuinhuis bij de nog te vermelden Grote Zwitserse Brug en het pad langs de noordoever van de onder B.IV. sub b vermelde waterloop worden, daar zij pas bij de aanleg van parkdeel C tot stand zijn gekomen, onder de elementen van aanleg van dit laatste parkdeel gerangschikt). In parkdeel C: C.I. Een als onderdeel van de zuidelijke gezichtsas vanuit het herenhuis in het bos opengehouden strook, waarvan de rechte begrenzingen aan weerszijden in aanleg zijn bezet met een rij bomen. C.II. Een het gehele gebied doorkruisend pad, dat zich in het westen splitst; het binnenste pad daalt tegenover de Kettingbrugh (zie B.IX.b.) af naar de onder B.IX. sub a vermelde wandeling en klimt vervolgens weer naar het Kampniveau omhoog om zich met het buitenste pad te verenigen. C.III. Even voorbij het herenigingspunt van de hierboven genoemde paden staat langs het pad een houten, met riet gedekt tuinhuis (waarschijnlijk gebouwd tegen het midden van de 19e eeuw). C.IV. Een omstreeks 1884 in de zuid-oostelijke punt van dit parkdeel gestichte boerderij, waarvan de diverse bedrijfsgebouwen op het erf zijn gegroepeerd rondom het in zijn uiteindelijke vorm op een ontwerp van C. Muysken teruggaande hoofdgebouw. Dit laatste beslaat een vierkant, dat wordt ingenomen door een via dakvensters verlichte koeienstal, aan drie zijden omgeven door vleugels, waarvan de noord-oostelijke, die de woning bevat, zich als representatieve zijde onderscheidt door een bijzondere vormgeving met vakwerkversiering in de gevels, geknikte daken, insteekkappen, a-jour bewerkte fries- en topgevelbetimmeringen, gesneden houten dakschoren in de zgn. chalet-stijl enz. C.V. Langs de toegang naar de boerderij (zie C.IV.) staat de zgn. aardappelkelder, een rechthoekig gebouwtje waarvan het dak, aan drie zijden uit schilden bestaande, aan de voorzijde aansluit tegen een puntgevel met vlechtingen. Tegen de muren van het gebouwtje zijn aarden wallen opgeworpen (19e eeuw na 1812). In parkdeel D: D.I. Drie aan de zuidzijde van het parkdeel liggende, door afgraving van het omringende terrein gevormde hoogten, waarvan de twee westelijke worden verbonden door een smalle rug, waarover een der wandelingen door dit parkdeel is geleid (zie D.XIII.). D.II. Het Hoge Eiland, een uitgebreide hoogte aan de noordflank van het Klaverstuk (zie D.V.), die in de richting van de buitenplaats Elswoutshoek in een punt uitloopt. D.III. De bebossing ten zuiden van het Klaverstuk (zie D.V.), voorzover dienende ter begrenzing van dit laatste. D.IV. De op het Hoge Eiland (zie D.II.) gelegen bebossing, voorzover dienende ter begrenzing van het hieronder te omschrijven Klaverstuk. D.V. Het Klaverstuk, een op het afgegraven deel van het terrein gelegen open ruimte, zich uitstrekkende van de Elswoutslaan in het oosten tot de Duinlustweg in het westen en waarvan de aanleg in de vorm van een met bomen gestoffeerd en door de onder D.VIII. te omschrijven "beek" doorstroomd weiland reeds voor 1812 aan de oostzijde is begonnen en in de jaren 1840 voltooid (N.B. De bomenbeplanting is thans bijna geheel verdwenen; een uitstulping van het Klaverstuk tussen de middelste en de oostelijke van de onder D.I. genoemde hoogten is thans goeddeels dichtgegroeid). D.VI. Een zone die zich als aftakking van de onder B.III. omschreven zone uitstrekt langs de noordelijke punt van parkdeel C en langs de rand van de buitenplaats aan de zijde van de Duinlustweg tot aan het hierboven vermelde Klaverstuk. De zone bevat een doorzichtige aanleg die noch als open terrein, noch als bos moet worden gekenmerkt en die is voorzien van een spaarzame, losse bomenbeplanting. D.VII. Een uit het oorspronkelijke stelsel van zanderijvaarten voortkomende waterloop die, aftakkend van de onder B.IV. sub a vermelde waterloop, de hierboven vermelde zone begeleidt, zich vervolgens langs de westelijke rand van het Klaverstuk (zie D.V.) voortzet en, na demping van het laatste gedeelte van deze zanderijvaart tot de onder D.X. vermelde waterloop, voorzien van een verbindingsstuk naar het punt waar de onder D.VIII. en X. vermelde waterlopen in elkaar overgaan. D.VIII. Een bij de afzanding van het Klaverstuk (zie D.V.) als zanderijvaart gebruikte waterloop, waaraan met het oog op de reeds voorgenomen parkaanleg de vorm is gegeven van een slingerende "beek". Deze waterloop, waarvan de aanzet als aftakking van de onder B.IV. sub b vermelde waterloop in 1812 reeds bestond, zet zich voorbij het verenigingspunt met de hierboven vermelde waterloop voort in de onder D.X. te omschrijven waterloop. D.IX. De tot de jongste zanderij op Elswout behorende voortzetting van de zanderijvaart (zie B.XI.). Deze vaart, die uit twee rechte, via een scherpe knik met elkaar verbonden stukken is samengesteld, vormt de oostelijke begrenzing van het Klaverstuk (zie D.V.) en van de onder D.XI. te omschrijven zone; een bochtige voortzetting over de buitenplaats Elswoutshoek mondt buiten het beschermde terrein uit in de Brouwersvaart richting Haarlem. D.X. Een vaart die, langs de westzijde van de jongste zanderij op Elswout gelegen, de verbinding vormt tussen de onder D.VII. en IX omschreven vaarten en die sinds de aanleg van het parkdeel D en de onder D.VIII. omschreven beek de voortzetting van deze laatste vormt. De loop van de vaart is bij die gelegenheid enigszins gewijzigd; het vormt de westelijke begrenzing van de hieronder te omschrijven zone. Vervolg tekst onder Cultuurhistorische omschrijving.

Dit monument maakt onderdeel uit van complexnummer 339207. Hier vindt u meer informatie over het complex en de bijbehorende monumenten.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Historische aanleg