HOOFDGEBOUW VAN DE BOERDERIJ. Ongeveer vierkant gebouw, waarvan het definitieve ontwerp door C. Muysken uit 1884 dateert. Het bestaat uit een eveneens ongeveer vierkante koeienstal, aan drie zijden omgeven door vleugels waarvan de zuidelijke en noordelijke aan beide uiteinden iets buiten het vierkant steken. Deze vleugels bevatten diverse stallingen, bedrijfs- en woonruimten, waarboven zich zolders uitstrekken; tegen de westelijke vleugel is een veranda geplaatst. Het gebouw heeft bakstenen gevels met een omlopende sokkel, gevormd door het verspringen van baksteenlagen, waarvan twee als rollaag zijn uitgevoerd.

De zuidelijke vleugel wordt gedekt door een aan de uiteinden overstekend zadeldak, dat in de trant van de zgn. chaletstijl is voorzien van een samenstel van gesneden schoren; dergelijke schoren dragen de gootlijst. De venster- en deuropeningen van verschillende vorm hebben strekken of ontlastingsbogen, waarvan die in de kopgevels worden geaccentueerd door natuurstenen blokken; de zolderdeuren zijn bovendien voorzien van negblokken. De deuren zijn opgeklampt en bezitten smeedijzeren gehengen.

De westelijke vleugel wordt gedekt door een bij dat van de zuidelijke vleugel aansluitend schilddak, waarvan de goten worden gedragen door schoren als bij de zuidelijke vleugel. De gevel bevat betoogde deuren en vensters onder strekken met natuurstenen blokken. De vensters en zolderdeur hebben natuurstenen dorpels; de deuren zijn opgeklampt en bezitten smeedijzeren gehengen. De vensters op de beganegrond bevatten kruiskozijnen waarin een diagonale roedenverdeling; deze laatste vult ook de vensters van de door een lessenaardak gedekte veranda.

De koeienstal wordt gedekt door een beglaasde dakconstructie, waarvan de doorsnede zich aftekent in de vorm van de topgevels van de buitenmuur en het overstek is voorzien van gesneden houten schoren. Genoemde buitenmuur bevat op de beganegrond en in de topgevels getoogde deuropeningen onder strekken met natuurstenen blokken, en in het midden een rond venster, gevat in een anderhalfsteens rollaag met vier natuurstenen blokken. De deuren zijn opgeklampt en bezitten smeedijzeren gehengen.

De noordelijke vleugel, die naar de toegangsweg is gekeerd en de woonruimten bevat, onderscheidt zich door een rijkere uitwerking van de massaverdeling, de silhouetwerking en de gevelbehandeling: bestaande uit een dieper middendeel, geflankeerd door achterwaarts gelegen zijgedeelten, wordt de vleugel gedekt door van dakkapellen voorziene, aan de voet naar buiten geknikte schilddaken waarvan dat boven het middengedeelte uitsteekt boven die van de zijgedeelten. De gevels worden op de beganegrond geaccentueerd door twee uit lagen baksteen van afwijkende kleur bestaande banden en kragen op de verdieping over op profielen van baksteen met natuurstenen hoekblokken; hier zijn zij verlevendigd door afwisselend smallere en bredere rechthoekige nissen met dorpels van geglazuurde baksteen, waarvan een aantal vensters bevat.

De hierbovenliggende zone, waarin ook hier gesneden schoren de goten dragen is voorzien van een betimmering met a-jour bewerkte planken. De accentuering van de voor- en kopgevels culmineert in het midden: in de voorgevel door een risaliet, die op de bovenverdieping in vakwerk met een patroon van diagonale kruisen is uitgevoerd en daarboven wordt beëindigd door een overstekende, afgewolfde insteekkap met een stelsel van gesneden schoren in de trant van de chaletstijl, die een met a-jour bewerkte planken betimmerde topgevel met venster overhuifd; de kopgevels worden op soortgelijke wijze geaccentueerd door halverwege de bovenverdieping en de kap aangebrachte opgeklampte zolderdeuren met smeedijzeren gehengen, gevat in op gesneden schoren overgekraagde houten aediculae met afgewolfde insteekkappen. In het voorvlak van de aediculae is eveneens een stelsel van gesneden schoren aangebracht en tussen de schoren op de bovenverdieping vakwerk met een patroon van diagonale kruisen als in de middenrisaliet van de voorgevel. De voorgevel vertoont in het middengedeelte te weerszijden van de middenrisaliet, waar zich de opgeklampte voordeur met bovenlicht en luifel bevindt, twee vensterassen met beneden getoogde zesruitsvensters onder strekken met natuurstenen blokken, en daarmee corresponderend in de nissen op de bovenverdieping twaalfruitsvensters; in ieder zijgedeelte bevindt zich een soortgelijke vensteras. De kopgevel aan de oostzijde bevat een dergelijk beganegrondvenster en in de kopgevel aan de westzijde staat een beglaasde paneeldeur met bovenlicht.