(Joppelaan bij 110) ORANJERIE: in rode baksteen opgetrokken oranjerie op rechthoekige grondslag uit ca. 1850, waarvan de naar het zuiden gerichte voorgevel en de zijgevels van een witte gebouchardeerde pleisterlaag zijn voorzien. De door een met grijze pannen gedekt zadeldak overkapte oranjerie verbindt de twee muren aan de NW- en NO-zijde van de moestuin en boomgaard en is in een schuine hoek ten opzichte van deze muren geplaatst. De oranjerie beslaat ongeveer twee-derde van de overkapte ruimte. Aan de noordzijde van de binnenruimte van de oranjerie is een schuur gelegen, waarvan de noordelijke buitenwand uit gepotdekselde delen bestaat. Het naar de voorzijde gerichte dakschild van het dak van de oranjerie is iets groter dan het noordelijke schild; de onderzijde van het zuidelijke dakschild is niet met pannen gedekt maar bestaat uit een door een kozijn in zeven vensters geleedde beglaasde strook, die is aangebracht opdat het inwendige van de oranjerie optimaal van het zonlicht kan profiteren. Centraal aan de voorzijde een dubbele getoogde schuifdeur met (per deur) 12-ruitsindeling. Aan weerszijden van de ingangsdeur twee getoogde 9-ruits vensters. Ter hoogte van de bovenste verticale roeden van de vensters en deur is de gevel van een cordonlijst voorzien, die aan de zijgevels omgaat. Oost- en westgevel: in de topgevel ter hoogte van de oranjerie-ruimte een rechthoekig 4-ruits venster. Inwendig: de binnenruimte van de oranjerie is witgepleisterd. Centraal tegen de achterwand een eveneens witgepleisterde schoorsteenboezem. Het plafond is in de vorm van een driekwart ellipsboog met witgeschilderde delen afgetimmerd.