BORDESTRAPPEN MET KEERMUREN, BALUSTRADES, PIJLERS EN SMEEDIJZEREN POORT. Monumentale compositie van bordestrappen op de hoofdas van de formele aanleg aan de achterzijde van het huis, uit het eind van de 18e eeuw. De bordestrappen, die het geleidelijk steigende verloop van het terrein overbruggen, markeren de entree van het park aan deze zijde van het huis en bestaan uit een gebogen bakstenen keermuur, die tevens balustrade is van de voorzijde van het terras, met een diagonaalsgewijs geplaatste trap aan weerszijden. De as van deze trappen, die naar het bordes leiden, is gericht naar een voormalige op de hoofdas van de aanleg hoger gelegen parterre. Voor laatstgenoemde voormalige parterre een centraal op de hoofdas gelegen bakstenen trap met 10 Naamse stenen treden, voorafgegaan door twee lage gedeeltelijke rechte keermuren met Naamse stenen deklijsten, die boogsgewijs tot de trapbreedte inzwenken, en door twee monumentale Naamse stenen pijlers met een smeedijzeren poort in Lodewijk XVI-stijl. De aanleg van bordestrappen werd waarschijnlijk door Joseph Moretti ontworpen en hangt nauw samen met de bordestrappen in meer zuidwestelijke richting.

De diagonaalsgewijs geplaatste trappen hebben elk 10 treden van Naamse steen. De gebogen bakstenen balustrades van de trappen, die deels samenvallen met de gebogen keermuur, worden onderbroken door Naamse stenen blokpijlers. Op de hoofdas wordt de gebogen keermuur en balustrade door een Naamse stenen spiegelboogvormige horizontaal uitzwenkende plaat onderbroken. Oorspronkelijk was deze spiegelboogvormige uitbouw met een smeedijzeren hek in Lodewijk XVI-stijl afgezet. De licht afgeschuinde zijkanten van het bordes worden door in het verlengde van de buitenste balustrades van de diagonaalsgewijs geplaatste trappen gelegen borstweringen bepaald. Aan de achterzijde van het bordes twee lage bakstenen door Naamse stenen blokpijlers onderbroken balustrades met Namense stenen dekplaten, die tevens het achterliggende hoger gelegen terrein naar het bordes keren. Oorspronkelijk waren deze muren door deels nog bewaard gebleven smeedijzeren hekken bekroond. Ter hoogte van de hoofdas zwenken de muren kwartcirkelvormig naar voren om aan te sluiten bij de genoemde monumentale pijlers in Lodewijk XVI-stijl; dit gebogen muurgedeelte is hoger opgetrokken dan het andere deel van de balustrade en is van een rechthoekige nis voorzien. Deze rechthoekige samengestelde pijlers zijn aan de voor- en achterzijde gebuikt en worden door een samengestelde kroonlijst en afdekplaat met ruim overstek afgesloten. Aan de bovenzijde van de gebuikte gedeelten van de pijlers bloemguirlandes in reliëf. Oorspronkelijk waren de pijlers vermoedelijk van stenen vaasvormige bovenstukken voorzien. Thans worden de pijlers door 19e-eeuwse ijzeren vaasvormige bovenstukken bekroond. De pijlers flankeren een monumentaal smeedijzeren poort in Lodewijk XVI-stijl, bestaande uit een dubbel hek met gebogen bovenzijde en met een fors bovenstuk met traliewerk, rozetten, voluten en guirlandes met in het hart een door een mascarone en vaas met bloemranken bekroond ovaal schild met een monogram van twee gespiegelde letters C; het monogram van Clermont. Het dubbele hek, dat tesamen met het bovenstuk een grote ornamentele waarde heeft, is in vakken met spijlen en culotten ingedeeld en heeft aan de onderzijden en zijkanten een vak met symmetrisch gerangschikt bandwerk.