BORDESTRAPPEN MET KEERMUUR EN VOORMALIGE FONTEIN. Monumentale compositie van bordestrappen op de hoofdas van de parkaanleg. De aanleg van bordestrappen staat in nauw verband met de meer in noordoostelijke richting gelegen aanleg van bordestrappen met keermuren, balustrades, pijlers en smeedijzeren poort. De aanleg is opgebouwd uit twee rechte Naamse stenen trappen van elk 11 treden, die aan de bovenzijde door een rechthoekig bordes van elkaar worden gescheiden, een voormalige fontein centraal aan de voorzijde van de keermuur van de trappen en het bordes en een brede rode bakstenen muur, die het hoger gelegen gedeelte van het park naar de lager gelegen voormalige parterre tussen de bordestrappen in keert. De onderste trede van de trappen eindigen in een voluut.

De Naamse stenen keermuren van de trappen vertonen een trapezium-vormige indeling in vakken. Aan weerszijden van de keermuur van het bordes een Naamse stenen blokpijler. Centraal in deze keermuur, die licht boogsgewijs naar voren uitzwenkt, een segmentboog-nis met spuitgat van de voormalige fonteinen en een segmentboog-vormig naar voren uitzwenkend waterbekken (deels verruineerd). Het gedeelte van de keermuur rondom de nis met fontein en waterbekken is in twee rechthoekige en twee deels gebogen Naamse stenen vakken geleed. In het centrum wordt de rode bakstenen keermuur, die van Naamse stenen deklijsten is voorzien, door een recht op het bordes gesitueerde Naamse stenen trap van 3 treden onderbroken. Aan weerszijden van de trap een Naamse stenen blokpijler, die als keermuur van de trap is doorgetrokken. Oorspronkelijk waren het bordes, de trappen en de keermuur van smeedijzeren balustrades in Lodewijk XVI-stijl voorzien .

De aanleg van bordestrappen werd waarschijnlijk aan het eind van de 18e eeuw door G. Moretti ontworpen.