Inleiding

Het vroeg twintigste eeuwse WOONHUIS annex KANTOOR is gebouwd tussen 1902 en 1905 voor de graanhandelaar G.J. de Waard op de plaats waar voorheen een boerderij en een graanmaalderij stonden. Het pand is gebouwd in een stijl, waarin nog neo-renaissance elementen terug zijn te vinden, maar de stilistische vernieuwingen van de art nouveau ook evident aanwezig zijn. Achter het huis staan nog de in 1897 voor Van Leusen en de Waard gebouwde graanoverslag annex -pakhuis en het ernaast gelegen pakhuis uit 1901. De bescherming beperkt zich tot het woonhuisgedeelte.

Omschrijving. Het huis is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond en heeft boven de oorspronkelijk als kantoor functionerende begane grond een woonverdieping onder een met platte Friese pannen gedekt afgeknot schild-/zadeldak. De voorgevel is gemaakt van helder rode verblendsteen met witte accenten van dezelfde steensoort, terwijl de rechter zij- en de achtergevel zijn opgetrokken uit machinaal vervaardigde baksteen. De asymmetrische façade heeft een gepleisterde plint en op de parterre twee rondboogvensters. De karakteristieke art nouveau deur hier links van heeft een rondboog bovenlicht en staat tussen twee smalle, achter smeedijzeren raamijzers staande zijlichten met hoge lateien met zweepslagmotieven en boogjes onder ontlastingsbogen. De rondbogen van witte verblendsteen zijn voorzien van aanzet- en sluitstenen met zweepslagdecoraties en de vensters aan de onderzijde van doorlopende geglazuurde onderdorpels met afzaat. Boven de parterrevensters staat een grote, op houten consoles steunende houten erker met bewerkte penanten, eveneens bewerkte onder- en bovenkant en een kroonlijst op kleine consoles. De lisenen aan weerszijden van de erker zijn boven de erker met elkaar verbonden door een uitgemetseld rondboogfries. Boven de entree bevinden zich een tweelingvenster met drieruits bovenraam onder gekoppelde segmentbogen met lineaire art nouveau decoraties in de sluit- en aanzetstenen, alsmede doorgetrokken onderdorpels met afzaat. De linker gevelpartij heeft een cordonlijst en wordt afgesloten door een lijst die is samengesteld uit een uitgemetselde rand en een geprofileerde gootlijst die door consoles wordt gedragen. In het dakschild erboven staat een houten dakkapelletje met uitkragend zadeldak. De rechter gevelpartij is voorzien van een top met speklagen, hoog opgaande kraagstukken tegen de dakaanzet, een geprofileerde deklijst en een afgeknotte top met een smeedijzeren hekje tussen "pinakels" met smeedijzeren bekroning. Het zoldervenster staat onder een rondboog met een baksteenmozaiekje in de boogtrommel. De rechter zijgevel telt op de parterre zeven gevelopeningen met baksteenmozaiekjes in boogtrommels onder segmentbogen van alle openingen (zes vensters en een deur) en tevens lineaire decoraties in de sluit- en aanzetstenen van de drie voorste vensters. De vensters op de verdieping zijn rechtgesloten en op onregelmatige afstand en hoogte van elkaar geplaatst. De bovenkant van de gevel is voorzien van een uitgemetselde rand van verblendsteen en een geprofileerde gootlijst. De achtergevel is onder meer voorzien van openslaande deuren naar een niet oorspronkelijk tussenlid dat het huis met het graanpakhuis verbindt.

Waardering

Het gave pand is van architectuurhistorisch belang als typische vertegenwoordiger van de overgangsstijl van omstreeks de eeuwwisseling, opgetrokken in een eveneens voor de bouwtijd kenmerkende steensoort. Het karakteristieke pand heeft tevens grote ensemblewaarde als beeldbepalend onderdeel van de waardevolle laat negentiende eeuwse en vroeg twintigste bebouwing aan de Vaart, die deel uitmaakt van het beschermde stadsgezicht.