Voormalig HOOFDGEBOUW van het Klein-Seminarie "Beekvliet"; in 1905-1907 naar ontwerp van de Bossche architect W.Th. van Aalst opgetrokken gebouw met verdieping onder met leien gedekt omlopend schilddak voorzien van met leien gedekte en beklede houten dakkapellen aan noord-, west- en zuidzijde.

Het oorspronkelijk 70 m. lange, doch in 1918 tot 83 m. verlengde gebouw heeft in schoon metselwerk uitgevoerde gevels met hardstenen plint, waarin getoogde souterrain-vensters, en met natuurstenen banden en decoratieve details. De gevels zijn aan voor- en achterzijde geleed door midden- en zijrisalieten met over het hoofddak haaks doorsnijdende zadeldaken tegen topgevels gedecoreerd met ondermeer blindnissen en opklimmende boogfriezen, en door lisenen, die langs de bovenzijde der gevels door (spitsboog) friezen verbonden zijn, tussen de vensterassen; tegen de zuidelijke risalerende partij de uitbreiding van 1918; tegen de noordelijke risalerende partij en deels daarin opgenomen een torentje, dat zich na een vierkante begane grond en verdieping eerst verjongd tot achtkant en vervolgens een geheel ronde verdieping heeft, onder met leien gedekte spits met vier dakkapellen en smeedijzeren bekroning. In de gevels getoogde vensternissen met rechtgesloten 4-ruits en enkele 6-ruits ramen en siermetselwerk in de boogvelden. In het middenrisaliet een gotisch portaal met dubbele deur, waar naar-toe een zich enigszins versmallende, natuurstenen bordestrap leidt; aan weerszijden van het verdiepingsvenster een heiligenbeeld op sokkel en overhuifd door baldakijn; in de middelste blindnis van de geveltop eveneens een heiligenbeeld. In de noord- en zuidgevel eveneens een ingang met ervoor een deels bakstenen, deels natuurstenen trap met smeedijzeren hekken en erboven een insteekkap tegen topgevel. Rondom sierankers. In de risalerende middenpartij aan de voorzijde een hal met mozaiekvloer, marmeren kolommen, gebeeldhouwde kapitelen, kruisgewelven in schoon metselwerk en twee gedenkstenen, een ter herdenking van de bouw en een ter herdenking van het misbruik van het Seminarie als gijzelaarskamp; aan de achterzijde een fraai trappehuis met glas-in-lood ramen.

Gebouw, dat niet alleen van groot historisch belang is vanwege het misbruik van 14 mei 1942 tot 6 september 1944 door de duitse bezetting als kamp voor Nederlandse gijzelaars (tekst herdenkingssteen), doch ook als pars pro toto van het eerste Nederlandse Klein Seminarie en dat bovendien een gaaf en qua architectuur representatief voorbeeld is van de (rooms katholieke) scholen-, internaat- en kloosterbouw rond 1900.