Als een proeve voor industrialisering der bouw in 1927-28 door G.Th. Rietveld in opdracht van de familie Van der Vuurst de Vries ontworpen, aan drie zijden vrijstaande garage met bovenwoning - in oorsprong voor chauffeur - gebouwd op een min of meer vierkante grondslag met een staalskelet met I-profielen en in oorsprong met in zwart en wit email bespoten betonplaten van een bij drie meter bedekt met geperforeerde metaalplaten die door middel van stalen banden langs de randen met elkaar verbonden waren zodanig dat een min of meer kubusvormig bouwblok ontstond met op de verdieping aan de ZW-zijde een erker en op het dak een langgerekte lichtkap.

De ingang bevindt zich links in de voorgevel (ZO), met rechts de dubbele schuifdeuren voor de garage, waarboven rechts een zesdelig vensters is aangebracht met vierkante onderverdeling; voor het overige is de gevel gesloten. De ZW-gevel wordt rechts doorbroken door de erker - met in totaal vijf vierkante, bij de hoeken omgezette vensters - en in het midden drie boven elkaar geplaatste vensters en links beneden door een zesdelig venster.

De NW-gevel bevatte in oorsprong een dubbelvenster links. De NO-gevel is geheel blind wegens de belendende bebouwing.

Woonhuis vanwege de algehele architectonische en technische vormgeving, situering en plaats binnen het oeuvre van de architect - ondanks gewijzigde kleurstelling, dichtgemaakt bovenlicht in de ZW-gevel en de toepassing van zwaar overstekende luifels - als voorbeeld van de Nederlandse bijdrage aan het Nieuwe Bouwen uit de periode 1920-40 van algemeen belang wegens de betekenis voor de ontwikkeling van de moderne architectuur.