HOOFDGEBOUW (Huis Backenhagen). Blokvormig rode bakstenen huis, voorzien van een witte pleisterlaag, op rechthoekige grondslag, onder met grijze pannen gedekt afgeknot schilddak. Omgaande aan de hoeken van het huis een rode bakstenen liseen. De vensters en deurpartijen zijn van een rode bakstenen strekvoorzien. Het huis werd in 1848 in opdracht van Anthony August Dull, sinds 1842 eigenaar van de buitenplaats, gebouwd. Hiertoe werdhet in ruineuze staat verkerende vermoedelijk 18e-eeuwse huis, dat ten opzichte van het huidige huis een stukje in zuidwestelijke richting was gesitueerd, in hetzelfde jaar afgebroken. Aan de voor(noord-)zijde van het huis werd in 1910 door de toenmalige eigenaar P. Smeenk een historiserende 8-hoekige toren aangebracht, waarin onder meer sanitaire voorzieningen werden ondergebracht.

Een curiositeit vormt de aanwezigheid van de in 1848 aangebrachte meerruitsschuifvensters aan de achter- en zijgevels van het huis, die 18e-eeuwse stijlkenmerken vertonen. De aan de voor(noord-)gevel en toren geplaatste meerruitsvensters hebben val-bovenramen en dateren uit 1910. Sporen aan de noordgevel wijzen er op, dat de vensters hier oorspronkelijk iets meer naar het midden waren geplaatst. Omstreeks 1910 werd het huis van de witte pleisterlaag voorzien.

Voor(noord-)zijde: centraal de half uitgebouwde 8-hoekige toren onder met leien gedekte torenspits, die door een open zinken klokkentoren met klok van een anoniem gieter, circa 1910 en windvaan wordt bekroond. Beganegronds de entree, bestaande uit een door een hardstenen bordes van een trede voorafgegane dubbele 16-ruitsdeur met bovenlicht met geometrische roedenverdeling in 10-ruiten. Links en rechts een smal 12-ruits schuifvenster. Op de eerste en tweede verdieping van de toren centraal een 15-ruitsschuifvenster met aan weerszijden een smal schuifvenster met 12-ruitsindeling. Hierboven kraagt de gevel van de toren halfsteens uit. Halverwege doorgetrokken in het overkragende gedeelte aan de voorzijde een wijzerplaat van het in de torenkamer aanwezige mechanische torenuurwerk van B. Eijsbouts, Asten, nr. 707, 1920 en links en rechts hiervan een half radvenster met 8-ruitsindeling. Aan de linker- en rechterzijde van de toren op deze hoogte een rond venster met vierpasvormige roedenverdeling. Ter hoogte van de spits aan de voor- en achterzijde en aan de zijkanten een 4-ruitsdakkapel onder met leien gedekte schilddaken met driehoekig overstek aan de voorzijde.

Aan weerszijden van de toren beganegronds een 18-ruits schuifvenster en op de verdieping een 15-ruitsschuifvenster. Erboven een enkelruits mezzanino-venster met smeedijzeren voluutvormige diefijzers.

Linker gevel: in drie traveeën gelede gevel met beganegronds links twee 18-ruits schuifvensters en rechts een houten deur met 8-ruits bovenlicht. Op de verdieping drie schuifvensters met 15-ruitsindelingen en er boven drie mezzanino-vensters als aan de voorgevel, waarvan het middelste venster thans is dichtgezet.

Achtergevel: voor 1910 was deze gevel de voorgevel. Centraal een door een hardstenen bordes van een trede voorafgegane dubbele 20-ruitsdeur, de oorspronkelijke hoofdingang, met bovenlicht met geometrische roedenverdeling in 10 ruiten. Op de verdieping drie 15-ruits schuifvensters en erboven drie mezzanino-vensters als aan de voorgevel, waarvan de buitenste twee vensters thans zijn dichtgezet.

Rechter gevel: in drie traveeen gelede gevelpartij met beganegronds ter linker en rechter zijde een 18-ruits schuifvenster en centraal een samengesteld venster met 42-ruitsindeling. Op de verdieping links en rechts een 15-ruits schuifvenster en centraal een samengesteld venster met 35-ruitsindeling. Erboven drie mezzanino-vensters als aan de voorgevel, waarvan de buitenste twee vensters thans zijn dichtgezet.

Met uitzondering van de toren is het huis omgaande van een ornamentele gootlijst voorzien.

Inwendig: Centraal over de volle lengte van het 19e-eeuwse huis een lange hal, die de ingang aan de voorzijde met die aan de achterzijde verbindt. In het verlengde van deze hal aangrenzend aan de hoofdingang de vestibule met dubbele tochtdeuren met bovenlichten met gekleurd glas-in-lood-patroon in Jugendstil. Op de glazen tochtdeuren is een Jugendstil schildering aangebracht van allegorische vrouwen-figuren. Aan de voorzijde verbreedt de hal zich tot een monumentaal rechthoekig trappenhuis met in het vierkant omgaande rechte houten trap met bordesstukken. De trap, die is voorzien van 17e-eeuws historiserende spijlen, dateert waarschijnlijk uit ca. 1910. Aan de westzijde van het trappenhuis een monumentale 17e-eeuws historiserende zwartgelakte houten haardpartij met in de zelfde trant omlijst schoorsteenstuk uit omstreeks 1910, dat deel uit maakt van het verwarmingssysteem voor het badwater voor de badkamer op de eerste verdieping van de toren. De haard diende ondermeer ter verwarming van het water. Het badwater werd opgevangen in een in de goot aangebracht watervat (in ca. 1970 dicht gemaakt in verband met lekkages), dat aansluit op een reservoir op zolder. Dit reservoir, de badkamer en de haard staan via een buizensysteem met elkaar in verbinding.