Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
490840
Complexnummer
490556 - Valkenberg
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82937/73
Internationaal kenteken
Nee
Kadastrale aanduiding
Gilze en Rijen F 328
Gilze en Rijen F 339
Gilze en Rijen F 506
Gilze en Rijen F 959
Gilze en Rijen F 355
Gilze en Rijen F 345
Gilze en Rijen F 522
Gilze en Rijen F 528
Gilze en Rijen F 965
Gilze en Rijen F 329
Gilze en Rijen F 536
Gilze en Rijen F 341
Gilze en Rijen F 509
Gilze en Rijen F 545
Gilze en Rijen F 542
Gilze en Rijen F 538
Gilze en Rijen F 935
Gilze en Rijen F 534
Gilze en Rijen F 548
Gilze en Rijen F 353
Gilze en Rijen F 1012
Gilze en Rijen F 526
Gilze en Rijen F 364
Gilze en Rijen F 530
Gilze en Rijen F 527
Gilze en Rijen F 346
Gilze en Rijen F 320
Gilze en Rijen F 537
Gilze en Rijen F 544
Nieuw-Ginneken E 2297
Gilze en Rijen F 517
Gilze en Rijen F 507
Gilze en Rijen F 347
Gilze en Rijen F 508
Gilze en Rijen F 362
Gilze en Rijen F 525
Gilze en Rijen F 539
Gilze en Rijen F 520
Gilze en Rijen F 371
Gilze en Rijen F 358
Gilze en Rijen F 322
Gilze en Rijen F 531
Gilze en Rijen F 323
Gilze en Rijen F 327
Gilze en Rijen F 330
Gilze en Rijen F 553
Gilze en Rijen F 336
Gilze en Rijen F 524
Gilze en Rijen F 325
Gilze en Rijen F 318
Gilze en Rijen F 532
Gilze en Rijen F 962
Gilze en Rijen F 936
Gilze en Rijen F 535
Gilze en Rijen F 1013
Nieuw-Ginneken E 1466
Gilze en Rijen F 519
Gilze en Rijen F 541
Gilze en Rijen F 340
Gilze en Rijen F 331
Gilze en Rijen F 518
Gilze en Rijen F 344
Gilze en Rijen F 550
Gilze en Rijen F 332
Gilze en Rijen F 337
Gilze en Rijen F 533
Gilze en Rijen F 523
Gilze en Rijen F 321
Gilze en Rijen F 357
Nieuw-Ginneken E 2300
Gilze en Rijen F 814
Gilze en Rijen F 342
Gilze en Rijen F 505
Nieuw-Ginneken E 2298
Gilze en Rijen F 319
Gilze en Rijen F 521
Gilze en Rijen F 546
Gilze en Rijen F 543
Nieuw-Ginneken E 2299
Nieuw-Ginneken E 1463
Gilze en Rijen F 529
Gilze en Rijen F 1014
Gilze en Rijen F 326
Gilze en Rijen F 516
Gilze en Rijen F 961
Gilze en Rijen F 324
Gilze en Rijen F 554
Gilze en Rijen F 547
Gilze en Rijen F 1016
Gilze en Rijen F 960
Valkenberg 3, 5126 NA te Gilze

Omschrijving

HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG.

Alhoewel historische bronnen met betrekking tot Valkenberg tot in de 14de eeuw teruggaan is de geschiedenis van de aanleg pas vanaf de loop van de 18de eeuw te traceren. In 1770 legt de toenmalige eigenaar George de Villegas in zijn uiterste wilsbeschikking met betrekking tot het landgoed een dertig jarig kapverbod op. Waarschijnlijk staat dit in verband met de vrees voor een intensieve kap op Valkenberg door zijn schoonzoon Jan Carel van der Borch. Het huis met de landerijen, die in 1729 volgens Schoemaker "veel en redelijk goed zijn" worden in 1784 in eigendom verworven door Jan Carel's jongste broer Benjamin Baron van der Borch, die het landgoed al vanaf 1772 huurde. Onder het bestier van Benjamin van der Borch maakte Valkenberg een grote bloeiperiode door. Van zijn werkzaamheden deed hij verslag aan de toenmalige commissaris van de landbouw Jan Kops, die dit integraal in zijn "Magazijn van Vaderlandschen Landbouw" (1803) opnam. De lage moerassige gedeelten van het landgoed werden van struiken gezuiverd, van afwateringssloten voorzien en tot bouw- en weilanden ontgonnen, en het formele lanenstelsel werd uitgebreid. De hoogten, die tussen deze moerassige laagten gelegen waren en met heide waren begroeid werden met houtgewas beplant. Bestaande dennebosjes werden gekapt en deels tot akkers ontgonnen of met eikehakhout beplant. Ten westen van het huis werd een rechthoekige boomgaard en een moestuin aangelegd, die nog steeds bestaan. De verrichtingen van Van der Borch zijn te zien op de kaart van Valkenberg uit 1822 door A.B. van Steensel.

Deze kaart toont voorts de veranderingen van de aanleg in landschapsstijl, die onder leiding van zijn dochter mevrouw A.C.L. Jantzon van Nieuwland-Baronesse van der Borch (1804-1847) (in 1814 gehuwd met de Bredase advocaat Jantzon van Nieuwland) zijn beslag kreeg.

In de tijd van Van der Borch en zijn dochter kwam een zeer gevarieerde aanleg tot stand, waarin formele laanpatronen, slingerbossen en agrarische percelen elkaar afwisselen. Van der Borch en mevrouw Jantzon streefden er waarschijnlijk naar om de overgang van de aanleg van de buitenplaats naar het landgoed onopvallend te houden. Een gegeven, dat ook tegenwoordig een van de kenmerken is van Valkenberg en waaraan compositorische en economische motieven ten grondslag liggen. Het streven naar een balans tussen het economische rendement van een aanleg en de compositie ervan was in de tweede helft van de 18de eeuw een ideaal, dat vooral op grote buitenplaatsen in Oost-Nederland gestalte kreeg. Zeker deden Van der Borch en mevrouw Jantzon via familiebanden in Gelderland inspiratie op voor deze wijze van aanleggen. Zo werden de moerassige gedeelten aan de ZO- en NW-zijde van De Valkenberg tot vijverpartijen in landschapsstijl vergraven (de noordwestelijke vijverpartij is thans deels dichtgeslibt). Slingerbossen en agrarische percelen werden aangelegd op die plaatsen, waar de grondsoort daartoe het meest geëigend was. De in de tijd van mevrouw Jantzon gerealiseerde aanleg in landschapsstijl kenmerkt zich door variatie in de sequentie van landschapstaferelen, waarbij tijdens de wandeling afwisseling is geschapen tussen bossen, bouw- en weilanden, waterpartijen en lanen. Het scheppen van een gevarieerde wandelroute was in deze tijd een ontwerp-opgave, die toen als zeer belangrijk werd beschouwd en was een voorwaarde om de aandacht van de wandelaar gedurende zijn tocht gericht te houden op steeds nieuwe, afwisselende taferelen. Een opvallende karakteristiek van de aanleg van Valkenberg uit de tijd van mevrouw Jantzon is het naast elkaar voorkomen van open en besloten gedeelten, die niet in elkaar overgaan, maar die als afzonderlijke gezichten elkaar afwisselen, hetgeen een van de verschijningsvormen van de vroege landschapsstijl is Nederland is. Het hoofdmotief van de aanleg van Valkenberg vormt een formeel en landschappelijk lanenpatroon; het formele gedeelte dateert gezien de formele wijze van uitvoering waarschijnlijk uit de eerste helft van de 18de eeuw. Aan de zuidzijde van het park een 'patte d'oie' (een ganzevoet-vormige structuur van 5 lanen in een bos, die elkaar op een centraal punt ontmoeten) rond een rondeel, waarvan de noordelijke (thans voor tweederde voorzien van een dubbele rij beuken en voor de rest met een dubbele rij eiken beplant), oostelijke en zuidelijke laan nog steeds bestaan. De westelijke laan, die tot de Chaamse weg, de grens van de historische aanleg van de buitenplaats aan deze zijde, reikt, werd in het midden van de 19de eeuw, toen op Valkenberg wederom veranderingen in de aanleg plaats vonden, in ruim verlopende curven verlegd. Deze geheel bewaard gebleven westelijke laan (thans aan weerszijden met enkele eik beplant) vormt samen met de genoemde noordelijke laan van de 'patte d'oie' de westelijke oprijlaan van Valkenberg, die geheel met klinkers is bestraat. Aan de noordzijde van het huis bevindt zich de noordelijke oprijlaan, die eveneens in de tweede helft van de 19de eeuw in een flauwe curve werd verlegd.

Bijna haaks op deze laan op de as van het huis (oostzijde), een zichtas, die op de genoemde kaart uit 1822 staat aangegeven en die thans tot de Bavelse Dreef, de NO-grens van de historische aanleg van de buitenplaats, reikt. Oorspronkelijk strekte deze zichtas (toponiem Borchte Baantje, Paaltjesdreef) zich veel verder in noordoostelijke richting uit en ook thans is dit noordoostelijke gedeelte grotendeels bewaard gebleven, maar de relatie met de historische aanleg van de buitenplaats is onderbroken door de aanleg van een weiland ter hoogte van de as direct ten noordoosten van de Bavelse Dreef.

Aan weerszijden van de zichtas een boscomplex, dat nog tot 1845 agrarisch land was (vgl. de Topografische en Militaire kaart uit 1845) en dat waarschijnlijk aan het eind van de 19de eeuw is geplant (thans met 19de-eeuwse beuk, 20ste-eeuwse naaldhout, hulst en rhodo's beplant). Centraal in dit bos een restant van een formele en van een landschappelijke padenaanleg. Aan de noordzijde wordt het bos door een onverharde bosweg (kadastraal perceel Gem. Gilze Rijen sectie F1023), de grens van de historische aanleg aan deze zijde, afgesloten. Aan de zuidzijde wordt dit bosgedeelte, dat voor de historische aanleg van de buitenplaats louter als groenzone van waarde is, door een in het verlengde van de noordelijke oprijlaan gelegen in een curve verlopend pad begrensd, dat uitmondt op de Bavelse Dreef. Ten zuiden van dit pad bevindt zich een grootschalig slingerbos met grote en kleine vijverpartij in landschapsstijl; in de grote vijverpartij een eilandje. Het slingerbos (thans beplant met 19de-eeuwse beuk, 20ste-eeuws naaldhout, rhodo's en hulst) en de vijverpartijen staan aangegeven op de genoemde kaart uit 1822 en zijn aangelegd door mevrouw Jantzon. Naar de zijde van het Veer wordt het bos afgeschermd door een hoge wal met greppel, die uit de tijd van de aanleg van het slingerbos dateren en die een opmerkelijk motief uit de periode van de vroege landschapsstijl vormen. Het slingerbos, dat door de beek wordt doorsneden, bevat nog een aantal fragmenten van slingerpaden, hoge taluds en slingerende waterlopen, maar er zijn slechts fragmenten van een patroon van aanleg te ontdekken. Als zodanig is het bos, met uitzondering van de vijverpartijen in landschapsstijl, waarvan de aanleg nog geheel bewaard zijn gebleven, als groenzone van belang. Aan de NW-zijde van dit slingerbos een boerderij met bijgebouw en een dienstwoning, beide uit de 20ste eeuw, die voor de historische aanleg en voor de bescherming van ondergeschikte betekenis zijn.

Qua architectuur overeenkomstige en uit de zelfde tijd daterende slingerbossen bevinden zich ook aan weerszijden van het rechte tracé van de westelijke oprijlaan en aan de westzijde van het rondeel. Het gedeelte van het slingerbos direct ten oosten van de oprijlaan is thans verdwenen en met opgaande bomen beplant (thans 20ste-eeuws naaldhout, 19de eeuwse beuk en rhodo's). Dit gedeelte, dat voor de historische aanleg van de buitenplaats als louter groenzone van belang is, wordt aan de oostzijde door een recht pad begrensd. Ten oosten van dit pad het reeds genoemde slingerbos met kleine vijverpartij in landschapsstijl (toponiem: Schapenvijver) uit de tijd van mevrouw Jantzon. Dit bos wordt aan de oostzijde begrensd door de al vermelde greppel langs de weg van het Veer naar Snijers Chaam. Aan de zuidzijde gaat deze in rechte lijnen uitgegraven greppel over in een meer in 'natuurlijke' curven verlopende waterloop, die aan zijn zuideinde in westelijke richting vertakt en overgaat in een beekarm aan de zuidzijde van de historische aanleg. Genoemde greppel, waterloop en beekarm vormen ter plekke de grens van de historische aanleg. Het slingerbos (thans met 19de-eeuwse eik, beuk en met hulst beplant) aan de westzijde van het rondeel bestaat nog gedeeltelijk en is samengesteld uit een vijverpartij in landschapsstijl (thans deels verzand; toponiem: Klein Zwitserland) en enkele fragmenten van slingerpaden rondom. Aan de noordzijde van deze vijverpartij een ornamentele rustieke hut uit de 19de eeuw. Aan de zuidzijde van het slingerbos, ongeveer halverwege de in curven verlopende westelijke oprijlaan een kleine ronde wal met in het midden een enorme kei op een bakstenen fundament. Wellicht stelde dit object (toponiem: de Kei), dat door de staat waarin het zich thans bevindt geen monumentale waarde meer heeft, een ornamentele grafheuvel voor. Het slingerbos, dat tegenwoordig nauwelijks enige architectonische samenhang meer vertoont, is voor de historische aanleg van de buitenplaats alleen als groenbuffer van betekenis en wordt aan de noord- en westzijde door de beek begrensd.

In de tijd, dat Valkenberg in het bezit was van Charles Lucien Paul Baron van der Borch werd de huidige zogeheten Lange vijver ten zuidwesten van het huis aangelegd in plaats van de L-vormige vijver, zoals deze te zien is op een kaart uit 1868 (huisarchief Hondsdonk, Ulvenhout). Ook vonden regelmatig verbouwingen van het huis plaats. De eerste verbouwing geschiedde in 1887, een jaar na zijn huwelijk Wilhelmina C.M. van der Goes tot stand kwam. Vanuit het huis werd in zuidelijke richting een gezicht geschapen, over deze nieuwe vijverpartij op twee langwerpige langs het rechte tracé van de westelijke oprijlaan gelegen weilanden, die deels ter plekke van een hier gelegen slingerbos werden aangelegd. Ten behoeve van een grotere perspectief-werking werd tussen de weilanden en het meest noordelijk gelegen weiland en de vijverpartij de zomen aan weerszijden van de zichtas door middel van een bomenrij (thans eik) en heesterbeplanting (thans rhodo's) iets naar elkaar getrokken (doorzicht thans deels dichtgegroeid). Ter verlevendiging van het gezicht werd in het meest zuidelijk gelegen weiland een boomgroep (thans eik) geplant.

Aangrenzend aan de NW-oever van de in een ruime curve verlopende vijverpartij werd een boszoom (thans rhodo's, taxus en 19de-eeuwse beuk en eik) aangeplant (toponiem: Vosseberg) aangeplant, die als coulisse de ruimte van de toen eveneens aangelegde naar het waterniveau geleidelijk afdalende weide in landschapsstijl (met solitaire treurbeuk en tamme kastanje) ten zuidwesten en westen van het huis afsluit. Ongeveer halverwege de 'Vosseberg', ten westen van het huis, een deels verruïneerd hardstenen postament van een niet meer aanwezig bovenstuk. Als zodanig is dit postament voor de bescherming van ondergeschikte betekenis. Aangrenzend aan de moestuin en noordelijke oprijlaan was reeds in de tijd van mevrouw Jantzon een tuinmanswoning en een schuur in 'chalet-stijl' gebouwd; beide dienen van oorsprong tevens als ornamentstuk in de aanleg. Het gezicht op deze tuinmanswoning en schuur werd voorts verlevendigd door de aanplant van een boomgroep (thans 19de-eeuwse beuken en kastanje) en van een solitaire eik. De genoemde boszoom 'Vosseberg' maakte deel uit van een rondwandeling rondom een toen deels heraangelegde weide ten zuidwesten van de vijverpartij, die deels met bosstroken en boomgroepen werd beplant. De rondwandeling is grotendeels verdwenen, maar het weiland met bosstroken en boomgroepen bestaan nog steeds. Vanaf de weide aan de ZW-zijde van het huis kon de 'Vosseberg' betreden worden door middel van een brug (thans verdwenen) over de vijverpartij. De westzijde van de aanleg wordt beëindigd door de aanleg van een met bosstroken (thans 19de- en 20ste-eeuwse eiken en beuken, en rhodo's) geflankeerd pad, dat in oostelijke richting diverse gezichten biedt op wei- en bouwland, waarin een boomgroep, hetgeen het gezicht vanaf dit pad en vanaf de genoemde rondwandeling van een gevarieerde ruimtewerking voorziet. Het genoemde pad, dat vanaf het beginpunt van de noordelijke oprijlaan in zuidelijke richting verloopt, markeert aan deze zijde de grens van de historische aanleg van de buitenplaats. Aan het zuideinde vertakt dit pad zich in zuidelijke richting langs de grens tussen de kadastrale percelen Gem. Gilze Rijen nr. F544 en Nieuw Ginneken nr. D1621; dit pad markeert hier de grens van de historische aanleg en verloopt in zuidelijke richting naar het langs de westelijke oprijlaan gelegen weiland in landschapsstijl. De greppel langs dit in curven verlopende westzoom van dit weiland, die met een rij 19de-eeuwse beuken is beplant, markeert alhier de grens van de historische aanleg van de buitenplaats tot het punt waar deze de reeds genoemde beek rond het zuidelijke voormalige slingerbos raakt.

Voorts was voor 1868 (vgl. de genoemde kaart) de westelijke arm van de 'patte d'oie' opgeheven en was in curven een nieuwe oprijlaan aangelegd (ter weerszijden met eiken beplant), waarbij een reeds bestaande iets noordelijker gelegen slingerlaan als grondslag diende (vgl. de Topografische en Militaire kaart uit 1845). Toen kwam ook de aanleg van de weide in landschapsstijl aan de zuidzijde van deze oprijlaan tot stand, zo deze niet reeds eerder gedeeltelijk bestond. De aan de zuidzijde van dit weiland grenzende van een houtwal voorziene beekarm vormt de grens van de historische aanleg van de buitenplaats aan deze zijde. Aan de entree-zijde van de westelijke oprijlaan werd de aanleg eveneens aangepast. Aan de zuidzijde werd een bospartij (thans beuk, 19de-eeuws) aangeplant, waarvan de aanleg wordt verlevendigd door de in grillige curven verlopende aan de oostzijde aangrenzende beek. Zo de zoom van de weilanden aan weerszijden van deze oprit aan deze zijde niet reeds voordien in curven verliep, werden deze weilanden in de laatste kwart van de 19de eeuw bij de aanleg in landschapsstijl betrokken. Thans loopt de grens van de historische aanleg van de buitenplaats aan de noorzijde van het kadastrale percelen Gem. Nieuw Ginneken nrs. E1463 en E2300 en aan de zuid- en westzijde van de beek langs de kadastrale percelen Gem. Nieuw Ginneken nrs. E2297 en E1466.

Een belangrijk element in de aanleg in landschapsstijl vormt voorts de beek, die meanderend door de aanleg slingert. In de Tweede Wereldoorlog werden op Valkenberg op last van de Duitse bezetter veel oude bomen gekapt. Desalniettemin bevat Valkenberg nog veel elementen, die van grote cultuurhistorische waarde zijn.

Dit monument maakt onderdeel uit van complexnummer 490556. Hier vindt u meer informatie over het complex en de bijbehorende monumenten.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Historische aanleg