Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
506227
Complexnummer
506979 - Beeckestijn
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82761/22
Internationaal kenteken
Ja
Kadastrale aanduiding
Velsen H 8244
Velsen H 8294
Velsen H 8293
Velsen H 8226
Velsen H 8274
Velsen H 8273
Velsen H 7186
Velsen H 8272
Velsen H 6211
Velsen H 6220
Velsen H 6212
Velsen H 6665
Velsen H 6214
Velsen H 8275
Velsen H 7185
Rijksweg 136, 1981 LD te Velsen-Zuid

Omschrijving

HISTORISCHE PARK- EN TUINAANLEG. De tuinaanleg van Beeckestijn dient ruimtelijk te worden onderscheiden in een zgn. formele of geometrische tuin achter het huis en een jonger landschappelijk gedeelte in het verlengde daarvan. Van beide delen is het achterste deel het belangrijkste doordat de aanleg tot één van de voor Nederland vroegste in die soort behoort, en bovendien - in tegenstelling tot het erbij behorende formele deel - in de meer dan tweehonderd jaar die na de aanleg zijn verstreken, structureel vrijwel geen wijzingingen heeft ondergaan.

Van de formele tuin die dateert uit de 17de eeuw zijn weinig afbeeldingen voorhanden, de Nieuwe kaart van 't Baljuwschap van Kennmerland uit 1720 geeft slechts een indruk van de grootte, de plaats van de opstallen en de indeling met één hoofdas (haaks op de latere Rijksweg) en één dwarsas, waardoor een indeling in vier rechthoekige vakken ontstond. De kaart en de beide afbeeldingen in "Zegepralend Kennemerland" van 1728 geven vervolgens enig inzicht in de aanzienlijke uitbreiding van de buitenplaats aan de westzijde, alsmede van het rechttrekken van de begrenzing aan de noord- en zuidzijde; belangrijk is de aanleg van een vijver, gedateerd augustus 1719 en met geschulpte rand, op een nieuwe dwarsas, evenwijdig aan de reeds bestaande as, en van twee lange diagonale paden (mogelijk lanen); door deze paden of lanen ontstaat een ster met de vijver als middelpunt. Ook wordt een droge kom - met soortgelijke vorm als de vijver - direct achter het huis aangelegd. Van deze elementen worden in de volgende periode bewaard: de middenas en zichtas in de lengterichting met daarop de vijver en de dwarsassen.

In de midden 18de eeuwse aanleg is er ook nog sprake van hoofd- en dwarsassen, waarlangs dan geschoren hagen en berceaus zijn aan te treffen, met de vijver op het kruispunt van de assen. De vijver is bij de restauratie in de jaren 1959-1969 opnieuw opgemetseld. De structuur van deze formele of geometrische aanleg eindigt aan de westzijde bij een, aan de dwarsassen evenwijdige, aarden wal. In 1755 zijn wellicht in het voorste deel in het tweede vak links al een doolhof aangelegd, en in het derde vak aan het einde van de formele tuin een zgn. ganzevoet, bestaande uit twee diagonale lanen vanuit het midden van de wal naar de zuid- en noordgrens; de lange diagonale lanen met de vijver als snijpunt moeten daarvoor verdwijnen. Van deze ganzevoet resteert de laan aan de rechterzijde nog geheel; de beplanting bestaat uit beuken; de laan aan de linkerzijde is in 1965 gereconstrueerd en opnieuw ingeplant. Een kronkelpad wordt aangelegd benoorden de rechter diagonale laan, alsmede een golvend pad langs de noordgrens van de formele tuin; dit golvende pad bestaat thans niet meer.

Een - min of meer - diagonaal lopend pad wordt ontworpen voor het achterste gedeelte rechts in het in 1755 verworven gedeelte, van de noordoost hoek naar de zuidwest zijde, met in het midden een cirkelvormige gedeelte; dit pad is in 1965 gereconstrueerd.

Over de uiterst belangrijk wijzigingen die vanaf 1772 plaatsvinden, is meer documentatie. De ontwerper ervan, de tuinarchitect J.G. Michael (1738-1800), heeft een tekening laten vervaardigen, die later als gravure is verspreid en bewaard, waarop de nieuwe landschappelijke aanleg en de nieuwe bouwwerken zijn weergegeven. Daarop is te zien dat de formele aanleg wordt gerespecteerd en slechts gedeeltelijk wordt ingevuld met een tot dan toe in Nederland ongekende vorm van tuinaanleg en beplanting; het gaat om de - vanuit het huis gezien - achterste vakken aan de linker zijde van de formele aanleg, waar nu in de driehoekige vakken smalle kronkelende paden in gazons worden aangelegd tussen bloeiende heesters (zgn. Engels werk). In het eerste vak links komt een ronde waterkom tot stand; in het tweede vak links blijft een doolhof bestaan van smalle kronkelpaden door dichte beplanting. De waterkom is vervangen, van het doolhof resteert nog slechts de uitgegroeide beplanting en opslag; de kronkelpaden tussen bloeiende heesters zijn thans niet meer aanwezig.

In het in 1755 verworven achterste deel maakt Michael een landschappelijk aanleg, die voor die tijd zo bijzonder is voor Nederland. Zijn opdrachtgever Jacob Boreel bezoekt ambtshalve Engeland voor langere tijd; algemeen wordt aangenomen dat deze daar het idee heeft opgedaan, om op zijn eigen buitenplaats ook een Engelse landschapstuin te laten aanleggen. Onderzoekers noemen als mogelijk Engelse voorbeelden zowel Stowe, Kewe Gardens als Wimpole. Op het terrein wordt een groot deel - meer dan de helft - bestemd voor open bouwland, waar dan koren zou worden gezaaid; thans is dit deel een weiland; langs dit grote L-vormige korenveld, dat zich aan de linker zijde van de rechthoek van boven naar onder, en ook nog voor een deel naar rechts uitstrekt, voert een golvend smal pad dat aan de zuidelijke buitenzijde wordt beplant met in hoofdzaak akkermaalshout en met aan de oostzijde van het bouwland slechts enkele grote bomen of boomgroepen. Met deze afwisseling tussen open en dichtbegroeide ruimten ontstaan verrassende doorkijkjes. De rechter zijde van de rechthoek kent als voornaamste onderdelen de beek die vanaf de westzijde midden over het nieuw verworven deel loopt; hiervoor is de voorheen rechte bedding vermoedelijk al voor 1759 naar rechts verlegd en op enkele plaatsen verbreed tot vijver; daarbij wordt het beloop zoveel als mogelijk slingerend uitgevoerd. Daar wordt tevens een tweede kleiner korenveld ontworpen aan de grens waarvan een kluizenaarswoning wordt geplaatst, waar eveneens slingerende smalle paden omheen voeren. Het weiland en korenveld zijn slechts als open ruimtes bewaard; de beplanting van de cirkel met eiken is in 1977 gereconstrueerd; het omringende bos bestaat uit eiken, die ongeveer 80 jaar oud zijn. In het verlengde van de middenas van de formele tuin is - eveneens in het midden van het landschappelijk gedeelte - een laan getekend met als beplanting naald- en loofbomen; aan het einde van deze laan stond de colonnade, die overigens al in 1768 aanwezig was. Van de laan resteren misschien nog enkele bomen, de colonnade is verdwenen.

Op de gravure van 1772 zijn aan de rand diverse bouwwerken weergegeven; aan de onderzijde de voor-en achtergevel van het hoofdgebouw, en in de linker bovenhoek het huis van de architect (voor- en zijgevel), de kluizenaarswoning, de kapel/tuinmanswoning (zijgevel en voorgevel), en de colonnade. Zowel de kluizenaarswoning als de colonnade waren vermoedelijk niet meer dan een beschilderd schotwerk. Van de bouwwerken zijn het huis van de architect, de kluizenaarswoning en de kolonnade niet meer aanwezig; de tuinmanswoning heeft enige wijzigingen ondergaan aan de ingang o.a., waar voorheen een baldakijn aanwezig was.

Het kadastrale minuutplan van kort na 1818 toont wat er gewijzigd is en gehandhaafd is; het eerste vak links van de hoofdas, waar Michael een menagerie tekende, heeft de ronde kom gekregen (die later is vervangen) en een oranjerie ( die na 1954 is afgebroken); het doolhof wordt als bos omschreven, en is misschien dan nog aanwezig; het achterste linker vak voor de wal is onderdeel van de landschappelijke aanleg geworden, de diagonaal is niet meer van een laanbeplanting voorzien. In 1965 is de laanbeplanting op deze diagonaal hersteld. Rechts van de middenas ligt in 1818 in het eerste vak vermoedelijk nog het ronde bloemperk (met daarachter een boomgaard); in het tweede vak rechts was de beplanting van de schuine laan naar de vijver (vermoedelijk) verdwenen; de vroegere boomkwekerij was nog aanwezig; in het derde vak was de diagonaal (van de ganzevoet) met beplanting bewaard en het slingerbos, rechts daarvan, eveneens; mogelijk had het linker deel de bestemming van weiland.

Van de formele aanleg resteren niet alleen de hoofd- en dwarsassen, maar ook de hagen die zich op ruime afstand van de hoofdas bevinden -achter de vier rijen brede schuin divergerende lindebeplanting- tussen het huis en de vijver. De laan langs de zuidzijde is op het kadastraal minuutplan van 1818 niet meer aanwezig en vervangen door een weiland en boomgroepen. Het terrein is dan aan die zijde aanzienlijk vergroot, thans worden deze grasvelden voor dagrecreatie benut. Achter het zuidelijk koetshuis lag een moestuin.

De rhododendrons die in het eerste deel achter het huis staan, zijn van een veel jongere aanplant, vermoedelijk op advies van L.A. Springer; de nog bestaande laan in het derde vak rechts van de middenas is ook vermoedelijk opnieuw ingeplant aan het begin van de 20ste eeuw; hij komt voor op het advies van Springer, die de tuinaanleg in 1936 in kaart bracht, net als die op de middenas, ver achter de wal in de richting van de colonnade, waar nu nog slechts enkele bomen resteren.

Van alle laanbeplanting is de laan aan de noordzijde met dubbele eikenrijen (in het westelijk deel zijn dit oude lindebomen) nog het meest compleet; de bomen zijn echter in de twintiger jaren van de 20ste eeuw opnieuw geplant; ook aan de noordwest zijde is een eikenlaan uit die tijd aan te treffen. Over het algemeen zijn de bomen niet van uitzonderlijke hoge ouderdom, ook al komen er verspreid oude exemplaren loofbomen voor; het merendeel bestaat uit inlandse bomen; door opslag in een aantal vakken is de structuur minder duidelijk geworden.

De lindebomen voor de eerste vakken van de formele tuin zijn bij de restauratie in 1966 geplant. Op de dwarsas tussen het eerste en het tweede vak staan in de laan aan de rechter zijde dubbele eiken, 6 m uit elkaar in de breedte en 9 m in de lengte langs de laan; aan de linkerzijde staan eerst dubbele eiken en vervolgens dubbele beuken in vierkantsverband 7 m uit elkaar; beide lanen zijn vermoedelijk in 1943 opnieuw ingeplant. De oude eikenlaan aan de noordgrens, die tussen 1910 en 1920 is herplant, heeft een dubbele eikenrij met tussenruimte van 8 m breedte en 14 m lengte; de nog bestaande diagonaal in het derde vak rechts is vermoedelijk kort na 1936 zowel met eiken als met beuken beplant; de beukenlaan achter de vijver is vermoedelijk eveneens kort na 1936 dubbel beplant met beuken met een plantafstand van 6 m in de breedte en 9 m in de lengte; beide lanen komen voor op het ontwerp van L.A. Springer. De lindebomen achter het hoofdgebouw zijn na de restauratie herplant; aan elke zijde staan er vier bomen naast elkaar, zij staan in driehoeksverband. De lindebomen rond de waterkom van 1719alsmede de linden in de laan rechts van deze kom, en de eiken links, zijn in 1967 geplant. Achter de beide koetshuizen zijn na 1959 rechts een kruidentuin en enkele vruchtbomen geplant en is links een formele tuin en een rozentuin gereconstrueerd. Voor de koetshuizen zijn leilinden geplaatst. Tussen het hoofdgebouw en de koetshuizen is een verdiept rond gazon met smalle bloembedden aangelegd.

Verspreid over het terrein liggen nog drie bunkers uit de Tweede Wereldoorlog; deze zijn uiteraard voor de bescherming niet van betekenis.

Dit monument maakt onderdeel uit van complexnummer 506979. Hier vindt u meer informatie over het complex en de bijbehorende monumenten.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Historische aanleg

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1650
1700
globaal

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
n.v.t.
niet van toepassing