Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
507099
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82650/162
Kadastrale aanduiding
Dokkum A 3120
Oostersingel 40, 9101 KM te Dokkum

Omschrijving

Inleiding

Het rijzige HERENHUIS is een opvallend element in het straatbeeld dat voor het overgrote deel bestaat uit woningen van één bouwlaag onder schilddak. Ook dit woonhuis bestond aanvankelijk uit één bouwlaag, dat omstreeks 1832 in eigendom was van Casper de Vries, korfmaker. In 1861 werd aan het huis een timmerwerkplaats gebouwd. In 1873 werd het gekocht door Y.K. Botma, rentenierende landbouwer. Vermoedelijk liet hij het pand omstreeks 1883 verbouwen in Eclectische trant, waarbij het woonhuis vrijwel naadloos is vergroot door de opbouw van een verdieping. De nieuwe eigenaar G.H. Rijpstra liet het pand in 1905-1906 gedeeltelijk slopen en verbouwen, in het bijzonder aan de achterzijde. In 1906, volgens de datering op de windwijzer, werd aan de achterzijde in de trant van de Art Nouveau tegen de verdieping een 'zwevende' serre aangebracht, die op zuilen rust. Mogelijkerwijs hield deze uitbreiding verband met de bewoning door een tuberculosepatiënt, die er kon kuren, want ook in de achtertuin staat een houten, voormalig kuurpaviljoen. De woning is later gelegateerd aan de Doopsgezinde gemeente, die haar gebruikte als pastorie tot 1976. De woning is in hetzelfde jaar verbouwd naar een plan van de architect B.S. Adema te Dokkum. Het woonhuis staat op een diep perceel dat aan de achterzijde grenst aan het Oosterbolwerk. De bijgebouwen in de tuin zijn van ondergeschikt belang voor de bescherming van rijkswege.

Omschrijving

Het woonhuis heeft een rechthoekige plattegrond en bestaat uit twee bouwlagen met een ongelede lijstgevel, onder een afgeknot schilddak. De voorgevel is opgetrokken in bruine bakstenen die op scheiding van de eerste en tweede bouwlaag een gering tintverschil vertonen. De eerste bouwlaag van de linker zijgevel bestaat uit roodbruine bakstenen en de verdieping is opgetrokken in bruine bakstenen. De dakschilden zijn belegd met zwart geglazuurde, platte Friese pannen. De voorgevel is drie raamtraveeën breed. De hoeklisenen hebben spiegelvlakken met een gepleisterde omranding. Alle gevelopeningen zijn korfbogig afgesloten met een streklaag; op de omlijstingen een forse kuif waarin een schelpmotief is verwerkt. De deuropening is smaller dan de vensteropeningen. De H-venster van de eerste bouwlaag hebben gekleurd glas-in-lood met eenvoudige, geschilderde decoraties. De voordeur is een imitatie-porte brisee met middenstijl; in beide deurramen een smeedijzeren hekwerk. Voor de deur een natuurstenen stoep met op de beide hoeken een conische, hardstenen stoeppaal en kettingen aan de gevel. Rechts naast de deur een marmeren brievenbus. Op de dakvoet een houten dakkapel met een flauw hellend zadeldak op hoeklisenen en met een eenvoudig versierde bekroning. Het T-venster is korfbogig gesloten en heeft een ovalen wapenschildje. Aan weerszijden van de dakkapel sierlijk gesneden, houten klauwstukken met ondermeer obelisken. De linker zijgevel is na-genoeg gesloten; in de tweede bouwlaag is één dubbelvenster met een gebogen wisseldorpel en geel getint matglas in het bovenlicht. De rechter zijgevel is grotendeels aan het oog onttrokken door oversnijding van de belending.

De onderpui van de achtergevel bestaat uit getoogde zesruitsvensters met een dunne roedeverdeling, onder een streklaag. De bovenlichten zijn voorzien van beschilderd glas. Aan de verdieping hangt een uitbundig gedecoreerde serre, die eveneens rust op drie slanke, gietijzeren zuilen met composietkapitelen. De serre oversnijdt tweederde van de gevel, zodat één raamtravee links van de serre nog zichtbaar is. Dat venster is gelijktijdig met de aanbouw van de serre gewijzigd in een dubbele deur naar een klein plat. De deuropening heeft een getoogde streklaag met witte bakstenen decoratie, een kunststenen trommelveld met een florale versiering in beschilderd laagreliëf. Het achterdakschild is belegd met bruin geglazuurde kruispannen. Op de gootlijst staat een rijk gedecoreerde houten kajuit met een verspringende gootlijst, versierde klauwstukken en een bekroning waarop een windvaan met het jaartal 1906. De rechthoekige serre bestaat uit een houten stijlwerk op een lage houten borstwering met panelen dat bijna volledig is beglaasd. Aan de gootlijst hangt een sierrand van aangepunte leien. Alle raamopeningen hebben een gebogen wisseldorpel; het bovenlicht bestaat uit meerruits gekleurde glas-in-loodramen. Het dubbele, zijwaarts schuivende venster heeft ook gekleurde glas-in-loodstroken aan de zijkant.

Het interieur van de woning is op de begane grond structureel gewijzigd; de bovenverdieping is structureel nagenoeg ongewijzigd. Tot de waardevolle interieuronderdelen behoren onder meer in de gang het stucplafond met vruchtmotieven en linten. Tot de waardevolle interieuronderdelen van de voor- en achterkamer behoren ondermeer de schoorsteenmantel en decoratie van de boezem met hoekzuilen en composietkapitelen, de vensterbanken en de kamerblinden. De verdieping heeft kamers en suite met in de voorkamer onder meer als waardevolle onderdelen een stucplafond met een vruchtenboeket en hoekvullingen met schalen, een betegelde haard van cloisonné reliëftegels (hurkende jonge vrouw). De schuifdeurenopening heeft een gesneden decoratie; de schuifdeuren zelf hebben een scharnierende halfzuil met een composiet kapiteel verlevendigd met een engelenkopje. De achterkamer met de serre heeft een bijzonder rijk versierd interieur, waaronder een marmeren schouw met opschrift: OOST, WEST THUIS BEST en een gestucte boezem met hoekzuilen. Het plafond heeft een in pasteltinten beschilderd stucwerk met de voorstelling van een meisjesfiguur met vlindervleugels, die een parasol ophoudt tegenover een jongensfiguur met vogelvleugels die drie vogels loslaat; samen zitten ze op een wolk. De deur- en raamomlijstingen van de kamer zijn gesneden en de panelen zijn versierd met geschabloneerde decoraties.

Waardering

Het in aanleg uit 1830 daterende woonhuis dat rond 1883 onder invloed van het Eclecticisme en in 1906 onder invloed van de Art Nouveau werd verbouwd, is van algemene cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde: - vanwege de hoge mate van belang wegens de herkenbaarheid van de diverse stijlperioden uit de periode 1850-1940 in één bouwvolume, - vanwege de hoge van belang door het bijzondere materiaalgebruik en de ornamentiek, - vanwege de bijzondere samenhang tussen het exterieur en bouwonderdelen, in het bijzonder de functie van de serre als kuurpaviljoen, - vanwege de redelijke mate van belang van het object als beeldbepalend gebouw aan de voormalige Oostersingel binnen het beschermd stadsgezicht, - vanwege de hoge mate van gaafheid van de architectonische kwaliteit van het exterieur en interieuronderdelen, - vanwege de hoge mate van structurele en visuele gaafheid in relatie tot de stedelijke omgeving.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Woningen en woningbouwcomplexen Woonhuis(K) Woonhuis

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1830
1906
globaal
En verbouwing

Bouwtypen

Hoofdcategorie Subcategorie Bouwtypen Toelichting
Woningen en woningbouwcomplexen Woonhuis(K) Herenhuis

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Art Nouveau
invloeden
Eclecticisme
invloeden