ORANJERIE c.a. Voormalige in het midden van de 19de eeuw gebouwde neo-classicistische oranjerie van één bouwlaag, die reeds voor 1871 is verhoogd tot twee bouwlagen, en is uitgebreid met een koetshuis, koetsierswoning en paardenstal, annex machinekamer, tot een okerkleurig hybride gepleisterd U-vormig gebouw, gedekt door verschillende zadeldaken, welke daken aan het zicht zijn onttrokken door een gevelbeëindiging met kantelen. De oranjerie kent in de zuidgevel vijf vensterassen met glasdeuren onder zwaar geprofileerde kroonlijst, een daarboven (later) aangebracht balkon en vijf vensters; asymmetrisch zadeldak met overstek; in de westgevel de dubbele deuren naar de oranjerie. Daar zowel de westgevels als de oostgevels van het koetshuis, de koetsierswoning als de paardenstal annex machinekamer door wijzigingen aan deuren en vensters hybride vormen hebben aangenomen, komen zij niet voor beschrijving en bescherming in aanmerking; de oranjerie is door zijn stilistische authenticiteit en als deel van de cultuurhistorisch belangrijke hoofdvorm (van oranjerie tot aan de noordgevel van de paardestal en machinekamer) en vanwege de ligging van deze hoofdvorm op één der vier zichtassen beschermenswaardig; de noordgevel is blind op een dichtgezet venster in ojiefboog na, en de oostgevel kent links in de oranjerie een deur (onder de omlopende geprofileerde kroonlijst) en een venster op de verdieping; het inspringende gedeelte aan de oostzijde w as bestemd als wasplaats van de koetsen.

Cultuurhistorisch belangrijk bouwwerk bestaande uit een classicistische oranjerie met daaraan gebouwd koetshuis, koetsierswoning, paardenstal en machinekamer, het geheel door bepleistering van de muren en het aanbrengen van kantelen tot een eclectisch ensemble samengevoegd. Het bouwwerk is vooral als hoofdvorm, met de diverse samengestelde delen, van belang; door wijzigingen aan deuren en vensters zijn echter de oost-, west- en noordgevels qua indeling niet van belang.