Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
510646
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82676/58
Internationaal kenteken
Nee
Kadastrale aanduiding
Gorredijk D 187
Ulesprong, te Tijnje

Omschrijving

Inleiding

Korte geschiedenis van de vervening in Friesland. Reeds in de 13e eeuw werd in Friesland aan turfwinning gedaan. In die tijd bekommerde men zich niet om de gevolgen, waardoor er hele stukken land in water of woestenij veranderden. In 1488 ging de overheid zich voor het eerst met deze vervening bemoeien, eigenaren werden toen verplicht om toestemming te vragen en er moest een bepaalde afstand tot wegen en dijken in acht worden genomen. In 1751 introduceerden veenlieden uit Giethoorn een nieuwe methode van veenwinning, waarbij het veen met een baggerbeugel werd gebaggerd, waarna men het elders liet drogen. Het gevolg was dat de zetvelden, of ribben zoals bij de traditionele veenwinning, ontbraken, waardoor door afslag steeds grotere waterplassen ontstonden.

Ontstaan van de Veenpolders In 1823 werd onderzoek gedaan naar de door veenwinning uitgestrekte waterplassen in de grietenijen Haskerland, Schoterland en Aengwirden. De veenwinning had hier reeds zo'n grote schade aangebracht, dat alleen grootschalige bepoldering uitkomst kon bieden. Genoemde grietenijen werden hiertoe verdeeld in een 7-tal veendistricten. De veendistricten werden in een viertal Veenpolders ondergebracht die het karakter van een waterschap kregen, met als doel het bepolderen van uitgeveende of nog uit te venen landen. De Gedeputeerde Staten speelden in de Veenpolders een grotere rol dan het geval was bij gewone waterschappen. Bij de Veenpolders ging het meestal om zeer grote oppervlakten waarvoor soms tientallen molens nodig waren. Het ging hierbij ook om, voor Friese begrippen, grote molens, meestal met een vlucht van tussen de 22 en 25 meter. Dit maakte het ook mogelijk om de molenaar in de molen te laten wonen wat in Friesland zeer ongebruikelijk was.

Veenpolder van het 6e en 7e Veendistrict (3096 hectare) Het reglement betreffende inrichting en gezag van bestuur over bepoldering, vervening en droogmaking van het 6e en 7e veendistrict werd vastgesteld bij besluit van de Staten van 23-2-1853. In het ontwerpreglement werd vastgesteld dat op nader vast te stellen plaatsen vijf watermolens dienden te worden gesteld om het polderwater op een behoorlijk peil te houden. In verschillende fasen werden tussen 1856 en 1875 negen molens gebouwd. Drie molens maalden het water uit de droogmakerijen op de polderboezem (molens 7, 8 en 9), twee maalden het water rechtstreeks uit op de Friese boezem (molens 1 en 2) en vier molens bemaalden de polderboezem uit op de Friese boezem (molens 3, 4 ,5 en 6) In 1875 werd een hulpstoomgemaal gebouwd dat tezamen met de negen molens de veenpolder bemaalde. In 1905 werd het hulpstoomgemaal verbouwd, zodanig dat de gehele polder ermee bemalen kon worden. Nadat gebleken was dat dat inderdaad het geval was verleenden, Gedeputeerde Staten in 1911 toestemming de molens te verkopen of af te breken. Molen nr 1 bij Ulesprong werd hierbij niet gesloopt, maar slechts ontdaan van de kap en het gevlucht en verkocht als woning. De woning werd gebruikt door de bediener van het bij de molen gelegen veerpontje.

Poldermolen nr 1 bij de Ulesprong Incomplete poldermolen. Mooi langs de Nieuwe Vaart en markant in het open polderlandschap gelegen voormalig poldermolen Nr 1 van de Veenpolder van het 6e en 7e Veendistrict. De molen werd gebouwd in 1856 naar een in maart van dat jaar door de Veenpolder opgesteld bestek en bijbehorende begroting. Genoemde begroting bedroeg 11.073,06. De molen was de eerste in een rij van 6 molens, welke in de volksmond heetten: "Hannemoune", "Kaspermoune", "Oebelemoune", "Lammertsmoune", "Bonnemoune" en "Jeenmoune'. In de polder zelf stonden nog drie molens. Vanaf 1875 bemaalde molen Nr 1 tezamen met de acht andere molens en een hulpstoomgemaal de Veenpolder van het 6e en 7e Veendistrict. In 1911 werden de molens gesloopt. Van molen nr 1 werden alleen kap en gevlucht verwijderd.

Bij de restauratie van het achtkant zijn onderdelen verwerkt van de in 1662 gebouwde en op 16 januari 1964 verbrande houtzaagmolen "De Visser" te Leeuwarden. In het achtkant bevindt zich van oudsher een woning. Oorspronkelijk twee toegangsdeuren (waarvan thans een deuropening is dichtgezet).

Omschrijving

Achtkantige houten poldermolen, bestaande uit een gemetselde voet en een met riet gedekt achtkant. De veldmuren zijn voorzien van drie houten kozijnen met kalf en deels een tussenkalf, waarboven een vast bovenlicht met twee te openen ramen; afsluitbare luiken. In het rietdek een viertal dakkisten voorzien van een uitneembaar raampje. INTERIEUR. In de molen gedeelten van het gaande werk waaronder donsbalk en wervel, alsmede de gemetselde waterlopen.

Waardering

De achtkantige poldermolen uit 1856 is van cultuurhistorisch, waterstaatkundig en landschappelijk belang:

- voor de geschiedenis van de vervening in Friesland;

- voor de geschiedenis van de Veendistricten en Veenpolders in Friesland;

- vanwege zijn rol in het ontstaan van de bemalingsgeschiedenis van de Veenpolder van het 6e en 7e Veendistrict;

- vanwege de zeldzaamheid van (oorspronkelijk) bewoonde poldermolens in het noorden van ons land;

- vanwege zijn landschappelijke betekenis als markant herkenningspunt aan de rand van de door vervening en bepoldering ontstane Veenpolder van het 6e en 7e Veendistrict.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Boerderijen, molens en bedrijven Industrie- en poldermolen

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1856
1857
globaal

Bouwtypen

Hoofdcategorie Subcategorie Bouwtypen Toelichting
Boerderijen, molens en bedrijven Industrie- en poldermolen Watermolen

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
n.v.t.
niet van toepassing