Omschrijving

Deels onderkelderd LANDHUIS van twee bouwlagen op L-vormig grondplan onder een overstekend samengesteld schild-zadeldak dat met rode bouletpannen is gedekt. Op de nokken van beide kappen staan grote gemetselde schoorstenen. Het pleisterwerk van de gevels is op de begane grond ingelegd met kiezelstenen en op de verdieping wit geschilderd. Het om de hoek lopende houten balkon aan de zuid- en oostgevel wordt ondersteund door houten kolommen. Boven de oostgevel is het dakschild geknikt en tot boven het balkon verlengd. Het balkon heeft afgesnoten hoeken en een balustrade van gesneden balusters. In de zuidgevel vormt een paneeldeur onder halfrond bovenlicht met radiale roedenverdeling de hoofdentree tot het huis. Rechts van deze deur twee schuifdeuren met grote glasruiten die evenals de drie balkondeuren op de verdieping zijn voorzien van achtruits bovenlichten. Het dubbele twaalfruits zoldervenster in de geveltop is afgehangen met luiken waarvan de onderste helft is beschilderd met een rode zandloper op een witte ondergrond.

Op de begane grond in de westgevel een groot keukenvenster met samengesteld kozijn en op de verdieping twee vensters met twaalfruits bovenlichten. De dakkapel heeft een houten geveltop en een dubbel zesruits venster onder een met rode bouletpannen gedekt zadeldak.

In het risaliet aan de noordgevel zijn de dubbele tienruits glasdeuren onder halfronde bovenlichten met radiale roedenverdeling gevat binnen een recht gesloten lijst. De grote (vernieuwde) verdiepingsvensters zijn voorzien van 24-ruits bovenlichten. De balustrade van de loggia op de zolderverdieping heeft gesneden balusters en twee standvinken die het beschot in de geveltop ondersteunen. De meeste vensters en deuren zijn behangen met opgeklampte luiken. Het vrijwel ongewijzigde interieur bevat onder meer houten lambrizeringen en diverse schouwen.

Waardering

Landhuis van algemeen cultuur-, architectuurhistorisch en stedebouwkundig belang vanwege:

- de bouwstijl met chaletstijlelementen die kenmerkend is voor het werk van Karel Muller in Twente tussen ca. 1900 en 1915

- de gaafheid van het ex- en interieur

- de ensemblewaarde als onderdeel van het complex