Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
514264
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82640/91
Kadastrale aanduiding
Utrecht B 3276
Domplein 29, 3512 JE te Utrecht

Omschrijving

Inleiding

UNIVERSITEITSGEBOUW van de Universiteit Utrecht, gebouwd in 1891-1894, met bijbehorende uitbreidingen, vooral uit de periode 1917-1924. Het hoofdgebouw, gelegen in de zuid-oosthoek van het Domplein, is geschonken door de Utrechtse burgers ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan van de Universiteit. Aan het ontwerp van E.H. Gugel en F.J. Nieuwenhuis in neo-renaissance ging een nationale polemiek vooraf, waarin aan de keuze tussen neo-gotiek en neo-renaissance een politieke lading gegeven werd.

Het uitgevoerde ontwerp voor het Academiegebouw werd ingepast tussen bestaande gebouwen: aan de noordzijde de kloostergang van de Dom en aan de oostzijde de kapittelzaal van de Dom en de oude senaatszaal, van de kapittelzaal gescheiden door een gang die door de steunberen ervan loopt en naar het voormalige claustrale huis Achter de Dom 7 leidt. De senaatszaal werd in 1917 gesloopt, de uitgebreidere nieuwbouw, naar ontwerp van J.H. Hermelink, met onder meer de nieuwe senaatszaal werd in 1924 in gebruik genomen. Het complex werd in de loop der tijden in gebruik gekoppeld aan een groot aantal omringende panden.

Omschrijving

Het front aan het Domplein wordt bepaald door twee haaks op elkaar staande vleugels (de linker aan de noordzijde: Bouwdeel a en de rechter aan de westzijde: Bouwdeel b), met, in de inspringende hoek, de overhoeks geplaatste hoofdingang. Doordat min of meer in het verlengde van deze twee vleugels twee andere aansluiten (een korte aan de zuidzijde, bouwdeel c en een forse aan de oostzijde, bouwdeel d), heeft het voorste deel van het gebouw een onregelmatige kruisvorm. Op de kruising is, tegenover de ingang, een monumentaal trappenhuis geplaatst. De vanaf de kruising naar het oosten lopende vleugel (d) vormt de ruggegraat van het complex; aan de oostzijde sluit naar links een korte vleugel aan (bouwdeel e), zo een kleine, nu overdekte binnenplaats omsluitend, waardoor de apart beschermde kloostergang van de Dom bereikbaar is en de in het Academiegebouw opgenomen apart beschermde middeleeuwse voormalige kapittelzaal van de Dom, nu Aula.

Aan de zuid-oostzijde sluit de nieuwbouw uit 1917-1924 aan (bouwdeel f) met een hal, tevens trappenhuis vormend, van waaruit de op de verdieping ernaast gelegen senaatskamer bereikbaar is.

De bouwmassa wordt aangevuld met diverse kleine aanbouwen, waardoor via tal van gangen andere gebouwen bereikbaar zijn, deels zelfstandig beschermd, niet behorend tot het complex van het Academiegebouw.

De genoemde bouwdelen van het Academiegebouw hebben twee bouwlagen. De vleugels a en b hebben een zadeldak met eindschild, de vleugel c heeft een zadeldak eindigend tegen een topgevel, de vleugel d heeft een zadeldak met een smal plat als top en is omgezet naar het zadeldak van vleugel e, die met een trapgevel boven de kloostergang uitsteekt. De genoemde zadeldaken dragen pannen, met uitzondering van de dakschilden aan het Domplein, die met leien gedekt zijn. Bouwdeel f heeft twee, iets in hoogte verschillende platte daken. De overhoekse ingangspartij heeft een rijke topgevel en een steekkap, die tot de kruising loopt, waar een rijke dakruiter staat. De eindschilden aan het Domplein hebben een rijke dakkapel, diverse dakschilden dragen schoorstenen met banden en natuurstenen afdekkingen en dakkapellen met luiken en pirons.

De decoratie van de gevels is sterk verschillend. Aan de zuid-westzijde zijn de gevels blind of vrijwel blind met hoekblokken en waterlijst. De gevels aan de binnenplaats, tussen de vleugels a,d en e, zijn uitgevoerd in ingehouden neo-renaissance-vormgeving. De zuidgevel van de vleugel d aan de tuin is soortgelijk, maar links springt de gevel wat terug onder een grote rondboog voor de vensterpartij met glas-in-lood van het overhoeks geplaatste trappenhuis. De gevels van bouwdeel f, met onder meer de nieuwe senaatszaal, zijn sober vormgegeven.

De frontgevels aan het Domplein zijn zeer rijk uitgevoerd in bak-, natuur- en kunststeen en pleisterwerk. Beide vleugels met hardstenen plint, zijn vier vensterassen breed, met natuurstenen kruiskozijnen, op de begane grond onder korfbogen met schelpmotieven, op de verdieping onder driehoekige frontons. Tussen de bouwlagen een fries met cartouche-ornamenten. Onder de daklijst, op rondboogfries, een hoog fries met gepleisterde decoraties, onder meer neo-renaissance-motieven en, tussen de vensters, met goud opgewerkte portretmedaillons van beroemde wetenschappers, waarvan de naam vermeld wordt op cartouches in de naastgelegen frontons. De medaillons zijn uitgevoerd door E.A.F. Bourgenjon naar ontwerp van E. Lacomblé.

De overhoeks gelegen ingangspartij, met in 1993 gewijzigde bordestrap, springt uit en heeft een natuurstenen hoofdgestel met timpaan op pilasters met in het fries een tweeregelig gedicht van J. van Vliet, daarboven in het timpaan het gehelmde hoofd van Pallas Athene. De verdieping heeft boven de ingang een balkon met natuurstenen balustrade, waarop schilddragende leeuwen. De glasdeur van het balkon is opgenomen in een fors drielicht met bovenlichten, waarboven een driehoekig fronton, waarin een buste van de jonge koningin Wilhelmina door F. Leenhoff. In de over de hele frontgevel doorlopende kroonlijst, hier gekornist, het jaartal 1893. De rijke topgevel hierboven bevat beeldhouwwerk van W. Mengelberg, onder meer het Nederlandse wapen en het universiteitswapen.

De kopgevels van beide vleugels aan het plein hebben gepleisterde banden, op de begane grond een nis met schelpornament en groteskendecoraties, op de verdieping een kruiskozijn en twee medaillons.

Het interieur bevat, naast diverse collegezalen een aantal representatieve ruimten, met name de senaatszaal en de in 1949 voor ontvangsten ingerichte voormalige collegezaal links van de ingang, waarin de 17de-eeuwse schouw met grisaille uit de oude senaatskamer herplaatst is. De nieuwe senaatszaal uit 1917-1924 heeft een rijke neo-renaissance schouw en tegen de wanden portrettenreeksen van hoogleraren, die voordien de oude senaatszaal sierde. Het trappenhuis, met representatieve trap, heeft een plafondschildering door G. Sturm uit 1894, voorstellende Pallas Athene met de vijf faculteiten. De gebrandschilderde ramen uit 1894 zijn naar ontwerp van A.J. Derkinderen, voorstellende de Utrechtse Stedemaagd die het Academiegebouw aan de Universiteit aanbiedt. De voor de bordestrap ontworpen buste van Koningin Wilhelmina, door Bart van Hove, bevindt zich nu in de senaatszaal. In de ruimte naast de binnenplaats werd in 1936 een gebrandschilderd raam als lustrumgeschenk geplaatst. Naast tal van andere waardevolle interieurdetails verdienen de deuren en betimmeringen vermelding.

Waardering

Universiteitsgebouw uit 1891-1894, met bijbehorende latere uitbreidingen van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische waarde als gaaf voorbeeld van rijke neo-renaissance en als onderdeel van de opdrachtenreeks van de Universiteit en vanwege de cultuurhistorische waarde in verband met de eind-19de-eeuwse stijldebat. \r

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Cultuur, gezondheid en wetenschap Onderwijs en wetenschap Universiteit

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1892
1892
exact

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Neo-Renaissance
invloeden

Ambachten

Vakman Beroep Toelichting
Nieuwenhuis, F.J. ; Stad Utrecht
architect / bouwkundige / constructeur