Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
516834
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82858/80
Kadastrale aanduiding
Arnhem N 7155
Sickeszplein 1, 6821 HV te Arnhem

Omschrijving

Inleiding

KANTOORGEBOUW van de Nederlandse Heidemaatschappij, in 1912-1914 gebouwd naar ontwerp van architect Karel Petrus Cornelus de Bazel (1869-1923). De axiaal-symmetrische opzet van het gebouw is zakelijk en functioneel, en komt voort uit de toepassing van een roostersysteem van vierkanten. De functies van de verschillende onderdelen zijn duidelijk aan het exterieur af te lezen: hoofdingang en directiekamers in de representatieve voorbouw, en één grote kantoorruimte voor het personeel in de achterbouw. Het voor-ontwerp uit 1912 had een vergelijkbare hoofdopzet, maar voorzag in een bredere en lagere voorbouw dan uiteindelijk is uitgevoerd en had bovendien een plat dak.

Op 11 november 1912 verrichtte Z.K.H. prins Hendrik de eerste steenlegging. Het gebouw werd op 22 september 1914 in gebruik genomen. De naoorlogse nieuwbouw achter dit hoofdkantoor (aan de Lovinklaan) komt niet voor bescherming in aanmerking.

Kenmerkend voor de rijpere persoonlijke stijl van De Bazel is de grote sculpturale kwaliteit die het gebouw ontleent aan de plastische werking van de kubische bouwmassa's en de hoge dakpartijen èn aan het decoratieve effect van de toegepaste ornamentiek in de vorm van meandervormig siermetselwerk.

Het vrijstaande kantoorgebouw is gelegen op de noordoostelijke hoek van de Apeldoornseweg en het Sickeszplein, dat als voorplein van het kantoor dient. Aan de overzijde van het plein (ten zuiden van het Heidemij-kantoor) staat aan de Apeldoornseweg de voormalige meisjes-H.B.S. uit 1916-1917 van G.C. Bremer en G. Versteeg. Ten westen van de Apeldoornseweg ligt het Sonsbeekpark. Ten oosten van de Heidemij bevindt zich aan het Goeman Borgesiusplein e.o. een fraaie middenstandswijk uit de jaren twintig met o.a. woningen van architect G. Versteeg.

Omschrijving

KANTOORGEBOUW op rechthoekig grondplan, bestaande uit een voorbouw van twee bouwlagen, souterrain en zolderverdieping en een achterbouw van drie bouwlagen, souterrain en zolder. De souterrainverdieping bevindt zich als gevolg van het geaccidenteerde terrein uitsluitend aan de westzijde van het gebouw. Tussen de voor- en de achterbouw bevindt zich aan beide zijden een tweelaags uitbouwtje met afgeschuinde hoeken en een schilddak. Aan de achterzijde bevinden zich twee identieke uitbouwen, ditmaal drielaags. De voorbouw heeft een schilddak met de nok evenwijdig aan de voorgevel. Het dakschild aan de voorzijde is voorzien van drie dakkapellen; links en rechts een houten dakkapel met twee negenruits draairamen onder aangekapt schilddak met geprofileerde houten gootlijst, en in het midden drie gekoppelde identieke dakkapellen. Aan de achterzijde van dit dak is haaks hierop in het midden een iets hoger opgetrokken schilddak aangekapt. Op de nok van dit dak is een achtzijdige lantaarn geplaatst. De lantaarn wordt bekroond door een torenhelm met overstek en bewerkte druiplijst. Op de lantaarn is een windvaan geplaatst met het monogram "NHM". De achterbouw heeft een schilddak in U-vorm met daartussen een plat dak, een grote glazen lichtkoepel en twee hoge bakstenen schoorstenen. Het U-vormige schilddak heeft aan de buitenzijden elk zes aangekapte schilddaken waarvan de nokrichtingen haaks staan op de zijgevels. Alle daken zijn belegd met schubvormige leien in Maasdekking.

De gevels van gele baksteen zijn in kruisverband gemetseld. De plint en de souterrainverdieping aan de westzijde zijn opgetrokken in rode baksteen en om en om voorzien van drie lagen geteerde baksteen. De gevels worden verticaal geleed door lisenen met eveneens om en om drie lagen geteerde baksteen. In de gevels is tussen de vensters van de verschillende bouwlagen en onder de dakgoot meandervormig siermetselwerk van geteerde baksteen verwerkt. De afsluitende lijst van de plint, de forse lekdorpels, de omlijsting van de ingang met trap en de dakgoot zijn uitgevoerd in basaltlava.

De symmetrisch ingedeelde VOORGEVEL is drie traveeën breed. Een natuurstenen trap leidt naar een monumentaal ingangsportiek in het midden van de eerste bouwlaag. Twee pijlers en twee hoekpilasters hebben een kapiteelachtig accent in de vorm van drie horizontale banden waarop reliëfvoorstellingen van vier figuren vervaardigd door G. Jacobs van den Hof (vlnr. een man met schop, een vrouw met lam, een vrouw met fruit en een man met vis). De openingen worden afgesloten door rechte strekken van natuursteen. In de drie velden daarboven (tussen de figuren) is de naam "Nederlandsche/Heide/Maatschappij" aangebracht. In het portiek zijn tegen de zijwanden twee wit marmeren gedenkstenen aangebracht met de namen van de commissie voor het stichtingsfonds, de gedeputeerden van de provincie Gelderland, het dagelijks bestuur van de gemeente Arnhem, de raad van commissarissen en de directie. De houten blankgelakte ingangspartij bestaat uit een dubbele paneeldeur tussen tweezijdige inspringen met rechthoekige enkelruits ramen. De bovenlichten zijn voorzien van transparant glas-in-lood. De stijlen en tussendorpels zijn versierd met rijen van gesneden vierkante vormen. Aan weerszijden van het ingangsportiek bevindt zich een reeks van zes gekoppelde smalle en hoge vensteropeningen waarin enkelruits schuiframen en zesruits bovenlichten. De vensters worden van elkaar gescheiden door muurdammen en afgesloten door rechte strekken. In de tweede bouwlaag bevinden zich drie van dergelijke vensterreeksen; hier met zesruits onderramen. In de linker travee zijn in de plint zes vierkante vierruits draairamen aangebracht. De RECHTER ZIJGEVEL heeft ter plaatse van de voorbouw een uitbouw met afgeschuinde hoeken. In de voor- en zijgevels van deze uitbouw zijn per bouwlaag respectievelijk twee en één twaalfruits schuifvensters geplaatst. In het tweelaags tussenlid met plat dak tussen de voor- en achterbouw bevinden zich in beide bouwlagen drie twaalfruits schuifvensters. Deze vensters zijn van hetzelfde type als in de voorgevel. De rechter zijgevel van de drielaags achterbouw is zes traveeën breed. Elke travee heeft drie vensterassen. De eerste en tweede bouwlaag bezitten per travee drie rechthoekige vensters met achtruits schuiframen en over beide bouwlagen doorgaande muurdammen. Tussen de tweede en derde bouwlaag is een hoge band met meandervormig siermetselwerk verwerkt. De derde bouwlaag bezit per travee twee zesruits ramen aan weerszijden van een lager doorgetrokken achtruits schuifraam.

De LINKER ZIJGEVEL is met uitzondering van de souterrainverdieping identiek aan de rechter zijgevel. In de souterrainverdieping bevinden zich ter plaatse van de voorbouw vier vierruits draairamen en een paneeldeur met zes ruitjes. De souterrainverdieping van de achterbouw heeft per travee twee achtruits schuiframen aan weerszijden van een achtruits venster. De tweede en derde travee van links zijn voorzien van een dubbele paneeldeur met twaalf ruitjes. De symmetrisch ingedeelde ACHTERGEVEL heeft in de eerste en tweede bouwlaag achtruits schuifvensters met over beide bouwlagen doorgaande muurdammen; aan de buitenzijden van de uitbouwen één vensteras, in de zijgevels van de uitbouwen één vensteras en tussen de uitbouwen zes vensterassen. Tussen de tweede en derde bouwlaag is een hoge band met meandervormig siermetselwerk verwerkt. De derde bouwlaag bezit in de zijgevels van de uitbouwen en in het geveldeel tussen de uitbouwen zesruits vensters. Het INTERIEUR. De ingangspartij in de representatieve voorbouw bestaat uit een vestibule met nevenruimten. De wanden van de vestibule zijn tot ca. 2 m. hoogte bedekt met geelbruin gemêleerde tegels. Het betegelde gedeelte wordt afgesloten met een brede band van roodbruin hout, waarboven zich schilderingen bevinden, bestaande uit drie drieluiken, die de drie wanden van de vestibule boven het betegelde gedeelte vrijwel geheel bedekken. De triptieken zijn vervaardigd door R.N. Roland Holst. Het middelste triptiek maakte hij ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Nederlandse Heidemaatschappij en is uitgevoerd in caseïne-verf op eternietplaten, een duurzame techniek die hij ook had toegepast bij de schilderingen in het kantoor van de ANDB. De afgebeelde voorstelling is die van een span van zes ploegende ossen en een ploeger. Aan de onder- en bovenzijde van de voorstellingen bevinden zich teksten van links naar rechts: "INDIEN ER VEEL ALS ICK/ TOT DESEN HANDEL GINGEN/ EN MAECKTE VRUCHTBAER LANDT/ VAN ONGEBAENDE KLINGEN", vervolgens: "HULDEBLIJK AANGEBODEN AAN DE/ NEDERLANDSCHE HEIDEMAATSCHAPPIJ/ BIJ GELEGENHEID VAN HAAR VIJF-EN-TWINTIG JARIG BESTAAN/ DOOR HAAR PERSONEEL" en tenslotte: "HET ZOU NIET DIENSTIG ZIJN/ SLECHTS VOOR EEN MENSCH ALLEEN/ MAAR 'T ZOU AEN 'T VADERLANDT/ OOCK BATEN IN 'T GEMEEN". Het drieluik tegen de linker zijwand bestaat uit een middenpaneel met een voorstelling van oogstende boeren met paard en wagen. De zijpanelen bevatten beiden een veld met twee vissen en een veld met tekst: "BIJ HET/ 40 JARIG/ BESTAAN/ DER/ NEDERLANDSCHE/ HEIDE/ MIJ" en "ZIJN DE/ SCHILDERINGEN/ OP DE/ ZIJWANDEN/ AANGEBODEN/ DOOR HAAR/ PERSONEEL". Het bijbehorende drieluik op de rechter zijwand bevat van links naar rechts de volgende voorstellingen: een moeder met kind, twee koeien melkende boerinnen in een weidelandschap en twee mannen in een boomgaard bezig met de fruitpluk. Onder dit drieluik is tegen de tegelwand een bronzen plaquette bevestigd met een bronzen sculptuur van een zaaier en de volgende tekst erboven: "HET ZAAD ZAL KRACHTIG GROEIEN IN/ GOEDEN BODEM EN GOED KLIMAAT EN/ BLOEMEN EN VRUCHTEN VOORTBREN/ GEN NAAR ZIJNEN AARD TE ZIJNER TIJD" en onder de figuur: "VAN HET PERSONEEL 1888-1838" met aan weerszijden de namen van: G.E.H. TUTEIN, NOLTHENIUS, F.B. LÖHNIS, A.J. BLIJDENSTEIN en M.C.J. SICKESZ. Aan weerszijden van de ingangspartij bevonden zich de directiekamers, waarvan de rechter nog een visgraat-parketvloer bezit. Daarboven bevonden zich enige leslokalen. In de hal met T-vormig grondplan geven twee rondboogvormig afgesloten openingen toegang tot de dwarsgangen, die aan weerszijden kamers hebben. Aan het eind van de gangen bevinden zich in de vijfzijdige uitbouwen toiletruimten, deels betegeld met geelbruin gemêleerde tegels. De hal bezit een monumentaal trappenhuis met een marmeren pronktrap van het type keizertrap. Vanuit de begane grond leidt één trap naar een bordes op halve verdiepingshoogte, van waaruit links en rechts vier treden naar een volgend bordes leiden, van waaruit vervolgens twee trappen in tegengestelde richting naar de eerste verdieping voeren. Deze opzet wordt nog een keer herhaald naar de tweede verdieping. De enkele middentrappen worden aan het begin geflankeerd door twee op de balustrade staande pijlers met een kapiteel-achtige beëindiging in de vorm van twee omlopende banden. De balustrades van de trappen lopen deels trapsgewijs omhoog. De balustrades zijn evenals de wanden van hal en trappenhuis gedeeltelijk bedekt met grijsgroen gemêleerde tegels. Boven de betegelde delen zijn de wanden witgepleisterd evenals de plafonds, die binnen de door de constructie bepaalde vlakken fijne geprofileerde randen bezitten. Traptreden, afdekplaten en plinten zijn van witgeaderd, zwart marmer. De vloeren zijn bedekt met grijs gemêleerde en donkerbruine tegels in een geometrisch, diagonaal gelegd patroon. De trapleuningen bestaan uit houten cilinders met koperen afsluiting en koperen bevestigingsringen. In de achterwanden van de trapbordessen op halve verdiepingshoogte bevinden zich meerdelige vensters met gekleurd glas-in-lood.

De achterbouw bestond oorspronkelijk uit één grote kantoorhal met omlopende galerijen en in het midden een glazen kap. De kantoorhal is opgetrokken met een gewapend betonconstructie, die van de buitenkant overigens niet zichtbaar is. De betonnen pijlers hebben deels afgeschuinde hoeken en een kapiteel-achtig accent in de vorm van drie horizontale banden (zie ook de pijlers van het ingangsportiek en trappenhuis). De constructie dient om de grote ruimte te overspannen waarin het kantoorpersoneel onder toezicht van een chef moest werken. Dit concept lijkt geïnspireerd door het Larkin Building van Frank Lloyd Wright. In later jaren zijn echter de open galerijen opgedeeld in afzonderlijke kantoren en afgeschermd van het atrium, waarin bovendien tussenvloeren zijn aangebracht, zodat het open karakter van de kantoorhal geheel verloren is gegaan. In de achterbouw bevinden zich twee driezijdige diensttrappen in de vijfzijdig gesloten uitbouwen van de achtergevel en een herentoilet dat nog deels in oorspronkelijke staat verkeert.

Waardering

KANTOORGEBOUW van de Nederlandse Heidemaatschappij uit 1912-1914.

- Van architectuurhistorisch belang voor de geschiedenis van de Nederlandse architectuur: Het is het belangrijkste werk uit de midden-periode van de bekende Nederlandse architect K.P.C. de Bazel (1869-1923), die in zijn tijd na Berlage als de tweede bouwmeester van Nederland werd beschouwd. Het kantoor voor de Nederlandsche Heidemaatschappij behoort samen met de hofstede Oud-Bussum (1906), het prijsvraagontwerp voor het Rotterdamse stadhuis (1913) en het hoofdkantoorgebouw van de Nederlandsche Handel-Maatschappij in Amsterdam (1923) tot het meest bekende werk van De Bazel.

Het kantoor van de Heidemij vertoont kenmerken van De Bazels rijpere persoonlijke stijl, die tot uiting komt in de grote sculpturale kwaliteit (de plastische werking van de kubische bouwmassa's en de hoge dakpartijen) en de toegepaste ornamentiek in de vorm van meandervormig siermetselwerk, het contrasterende materiaalgebruik en de rijen van gesneden vierkante vormen op houten onderdelen. De meanderpatronen die in de buitengevels zijn verwerkt, geven door de ritmering en de afmetingen uitdrukking aan het beginsel waaruit het ontwerp is ontstaan, namelijk een modulair roostersysteem op basis van vierkanten. Het gebouw bezit een vroege gewapend betonconstructie in de achterbouw en een aantal waardevolle elementen op het gebied van de toegepaste kunsten zoals de sculpturen van Gijs Jacobs van den Hof en de schilderingen van R.N. Roland Holst in de vestibule.

Het kantoor van de Nederlandsche Heidemaatschappij heeft in Arnhem invloed uitgeoefend op de ontwerpen van ondermeer het Van Lingencollege (1925) van E.J. Rothuizen en het Vesta-gebouw (1930) van W. Diehl. In Nijmegen heeft het model gestaan voor het voormalige kantoorgebouw van de Splendor gloeilampenfabriek (1927) van de Amersfoortse architect C. van Pothoven, die bij de Bazel had gewerkt.

- Van stedebouwkundige waarde vanwege de voorname situering aan een voorplein, tussen het Sonsbeekpark aan de westzijde, de iets later gebouwde meisjes H.B.S. van Versteeg en Bremer (1916) aan de zuidzijde, en een fraaie middenstandswijk uit de jaren twintig aan de oostzijde. Het pand is beeldbepalend vanwege de hoge ligging met de voorgevel haaks op de Apeldoornseweg en vormt een oriëntatiepunt voor de gehele wijk.

- Van cultuurhistorische waarde (pionierskarakter) vanwege de verschijningsvorm, welke in opzet deels traditioneel is (representatieve voorbouw) en deels vernieuwend (één grote, alle verdiepingen bestrijkende, kantoorruimte met omlopende galerijen, opgetrokken met een betonskelet). Vernieuwend is ook de geveldecoratie van meanderpatronen op basis van een ontwerprooster.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Handelsgebouwen, opslag- en transportgebouwen Handel en kantoor Kantoorgebouw

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1912
1914
exact

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Rationalisme
invloeden

Ambachten

Vakman Beroep Toelichting
Bazel, K.P.C. de ; Gelderland
architect / bouwkundige / constructeur
Jacobs van den Hof, G. ; Gelderland
beeldhouwer / steenhouwer / schrijnwerker
Roland Holst, R.N. ; Gelderland
schilder / tekenaar / graveur
Nederlandse Heidemaatschappij ; Gelderland
opdrachtgever