Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
516867
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82866/64
Kadastrale aanduiding
Arnhem N 3779
De la Reijstraat 9, 6814 AD te Arnhem

Omschrijving

Inleiding:

HERENHUIS met HEKWERK. Het halfvrijstaande hoekpand, "ZONNEWEELDE" (weergegeven in vergulde Art Nouveau-belettering in een verdiept paneel in de voorgevel), is gebouwd rond 1910 door architect W. Diehl in een stijl die invloeden vertoont van de Engelse landhuisstijl, de geometrische Art Nouveau van de Wiener Secession en Charles Rennie Mackintosh. Het herenhuis heeft een bijzonder kleurgebruik met een plint in schoon metselwerk van oranje verblendsteen en gepleisterde donkergrijs geschilderde gevels onder een overstekend dak met een rode geglazuurde pannen. De kozijnen zijn wit met groen glas-in-lood in de bovenlichten. Een opmerkelijk element van de architectuur van Diehl uit deze periode is de toepassing van kozijnen met een vast kalf en een veelruits verdeling voor de bovenlichten, waarbij een raamhout ontbreekt en de roeden direct in het kozijnhout zijn geplaatst.

Het herenhuis is gelegen op de hoek van de De la Reijstraat en het Bothaplein in de Transvaalbuurt, een door ir. Tellegen ontworpen wijk met overwegend herenhuizen uit de periode 1905-1915. De voorgevel (westgevel) aan de De la Reijstraat kijkt uit over de St. Jansbeek en een van haar bruggen in Art Nouveau-stijl, de noordgevel ligt aan het Bothaplein en kijkt via het noordelijke deel van de De la Reijstraat uit over park Sonsbeek. Het pand bezit aan beide straten een smalle strook tuin van het trottoir gescheiden door een smeedijzeren hekwerk.

Omschrijving:

Het pand bezit een samengestelde plattegrond, bestaande uit een rechthoekige kernbouw met tegen de rechter zijgevel een rechthoekige uitbouw met daarvoor een trap met luifel aan de zijde van de voorgevel. Achter deze rechthoekige uitbouw bevindt zich een kleine binnenplaats. De kernbouw bezit op de hoek van de west- en de noordgevel een ca. driekwartcilindervormige uitbouw, die wordt gevormd door twee gebogen erkers over twee bouwlagen. Het pand bestaat uit een souterrain, twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een schilddak met de nok haaks op de voorgevel en op de uitbouw een hierop aansluitend lager schilddak met de nok evenwijdig aan de voorgevel. De daken zijn gedekt met rode geglazuurde kruispannen met gebakken pironnen op de nokeinden van het hoofddak en een broekstuk met krul op het nokeinde van het dak van de uitbouw. Het dak bezit op het voorschild van de kernbouw twee grote houten dakkapellen met een houten topgeveltje, afgesloten door een geprofileerde gootlijst in schouderboog- of golflijnvorm. Beide dakkapellen bezitten een drielichtkozijn met drie 6-ruits draairamen en met leien beklede zijkanten. Op het dakschild boven de linker zijgevel (aan het Bothaplein) staat links een grotere dakkapel van hetzelfde type. Deze dakkapel heeft in het midden een houten kruiskozijn, met 6-ruits draairamen en 4-ruits bovenlichten, waarvan het onderste deel wordt geflankeerd door ramen met dubbele 6-ruits draairamen. Deze dakkapel heeft gepleisterde stenen zijwanden. Op de rechter zijwand van deze dakkapel sluit een gepleisterde schoorsteen aan, die aan de onderzijde breed uitloopt. Een andere gepleisterde schoorsteen staat op het rechter dakschild van het hoofddak aan de achterzijde bij de nok. De daken bezitten houten, met zink beklede bakgoten met ruim overstek op bewerkte klossen. De goot van de uitbouw steekt minder ver over dan die van het hoofdblok.

Het pand bezit een hoge plint, gemetseld in oranje verblendsteen in kruisverband, aan de bovenzijde afsluitend met een halfsteens rollaag. De gevels daarboven zijn gepleisterd en donkergrijs geschilderd. De vensters van de voorgevel bezitten ter afsluiting rollagen in oranje verblendsteen. De asymmetrisch ingedeelde VOORGEVEL van het hoofdblok telt drie traveeën en bezit op de bel-etage in de middentravee een loggia met een driezijdig gesloten bordes ervoor. Het bordes bezit een verblendstenen borstwering (een voortzetting van de hoge plint) en is aan de rechterzijde toegankelijk vanuit de tuin via een trap met een in verblendsteen gemetselde trapbalustrade met een kwartcirkelvormige holle bovenzijde, afgesloten door een rollaag met grijs geschilderde natuur- of kunststenen hoekblokken. De loggia sluit af met een houten lateibalk op gepleisterde imposten met daarboven een houten luifel met groot overstek, bestaande uit een plat, met houten profiellijsten omgeven plat dak op geprofileerde klossen met cirkelvormige uiteinden. Vanuit deze uiteinden ontspringen ijzeren ogen, waaraan getordeerde, smeedijzeren stangen zijn bevestigd die de luifel dragen. Het plafond van deze luifel en het plafond van de loggia bezitten een kraaldelenafwerking. Openslaande dubbele terrasdeuren, waarachter zich schuifdeuren bevinden, geven toegang tot de loggia. Boven de aansluiting van de luifel bezit de gevel een in oranje verblendsteen uitgevoerde segmentboogvormige ontlastingsboog (met een hoger middendeel). Hierboven bevindt zich in de tweede bouwlaag nog een loggia met een gepleisterde borstwering met deklijst. Deze door een rollaag van oranje verblendsteen afgesloten, rechthoekige opening is aan de bovenzijde voorzien van een driedelig bovenlicht rustend op een balk met een getoogde onderzijde. De drie delen bezitten een 12-ruits verdeling waarbij de roeden direct in het kozijnhout zijn geplaatst. De ruitjes bezitten glas-in-lood met groen glas en kleine grijze, ruitvormige ruitjes op de kruising van de loodstrips. De balkondeuren van de loggia zijn evenals beneden dubbel uitgevoerd met draai- en schuifdeuren.

Rechts van de loggia op de bel-etage bezit de gevel van de kernbouw een venster met drielichtkozijn met vast kalf. Het kozijn bezit drie enkelruits lage vaste onderramen en drie hoge bovenlichten met een 12-ruits verdeling met glas-in-lood als beschreven bij de loggia op de eerste verdieping. Dit venster verlicht de er achter gelegen vestibule en hal. Hierboven bevindt zich op de verdieping een rechthoekig verdiept paneel met daarin uitgespaard in kapitaalletters in Art Nouveau-vormgeving de naam ZONNEWEELDE. De letters zijn verguld, op een gepleisterd donkergrijs veld.

Hierboven bevindt zich weer een venster met drielichtkozijn met 12-ruits verdeling met de roeden direct in het kozijnhout geplaatst (dit is bij alle bovenlichten het geval). De raampjes bezitten glas-in-lood als beschreven bij de loggia op de eerste verdieping. In de hoge plint bevindt zich rechts van het bordes een souterrainvenster onder rollaag met veelruits raam.

Aan de linkerzijde bezit de voorgevel van de kernbouw een gebogen erker die de gehele gevelhoogte bestrijkt. De linkerzijgevel bezit uiterst rechts een erker van hetzelfde type. Samen vormen deze erkers een cilindervormig hoekelement. De hoge plint volgt de cirkellijn van deze erker. De erker heeft zowel in de voorgevel als de zijgevel op beide bouwlagen een venster met houten kruiskozijn, dat de gebogen gevellijn volgt. Deze vensters bezitten onder twee enkelruits schuiframen. De bovenlichten bezitten direct in het kozijnhout geplaatste roeden met 16-ruits verdeling welke de booglijn van de gevel volgen. De bovenlichten zijn voorzien van glas-in-lood van het hierboven beschreven type. De gebogen muurvlakken tussen de vensters van de bel-etage en de eerste bouwlaag zijn bekleed met leien in Maasdekking. De asymmetrisch ingedeelde LINKER ZIJGEVEL telt twee traveeën en bezit links een tweelaags erker van het zelfde type als rechts, maar breder van uitvoering, waardoor de gevel minder sterk gebogen is. Deze erker bezit zowel in de eerste als tweede bouwlaag een breder venster (drielichtkozijn met bovenlichten met 16-ruits verdeling) van hetzelfde type als dat van de hoekerker rechts. Het middenraam onder is bij deze vensters recent gewijzigd in een tuimelraam. De erker bezit aan weerszijden van de vensters gepleisterde vlakken en een strook leien in maasdekking tussen de vensters van beide bouwlagen. Het middendeel van de linker zijgevel is blind uitgevoerd. In de hoge plint van de rechter erker en onder het blinde geveldeel bevinden zich resp. twee en één recht gesloten souterrainvensters met veelruits ramen.

Rechts van de voorgevel van de kernbouw bevindt zich in de hoek van de korte rechterzijgevel van de kernbouw en de voorgevel van de uitbouw het ingangsportiek met bordestrap onder een vlakke luifel met geprofileerde bakgoot op klossen. Deze portiek heeft aan de zijde van de voorgevel een tochtwand, waarvan de plint en borstwering een voortzetting vormen van de voorgevel van de kernbouw. De plint in oranje verblendsteen eindigt in een gemetselde trapbalustrade met kwartcirkelvormige beëindiging en gepleisterde borstwering. Op de borstwering is een houten kruiskozijn geplaatst met lage enkelruits onderlichten en hoge 12-ruits bovenlichten. Het glas van de onderramen en de roeden van de bovenlichten zijn direct in het kozijn geplaatst. De bovenlichten bezitten glas-in-lood van het eerder beschreven type. Op dit kozijn rust een onderslagbalk die de portiekluifel ondersteund. Een hardstenen trap met hardstenen bordes leidt naar de voordeur, welke in de korte rechter zijgevel van de kernbouw is opgenomen. Deze deuropening met ongeprofileerd kozijn op hardstenen neuten en onderdorpel bezit een paneeldeur met vier 4-ruits raampjes. Onder de trap van deze ingang bevindt zich in de plint aan de voorzijde een hoog portiek afgesloten door een segmentboog van de toegang van het souterrain, een voormalige dienstingang, vanuit de voortuin. Een verblendstenen trap met hardstenen treden leidt vanuit de tuin naar dit portiek, dat een terrazzo-vloer met smetranden bezit. Het portiek is overwelfd. Het deurkozijn bezit granieten neuten en onderdorpel en een paneeldeur. De ondiepe rechter zijgevel van de kernbouw bezit in de tweede bouwlaag boven de luifel van de ingang een venster met kozijn met 16-ruits verdeling en glas-in-lood. De uitbouw heeft in de voorgevel rechts in de eerste bouwlaag, onder de vlakke luifel van de ingang een venster met schuifraam en bovenlicht 16-ruits verdeling en glas-in-lood. In de tweede bouwlaag van de voorgevel van deze uitbouw bevindt zich een venster met houten kruiskozijn met schuiframen en bovenlichten met 16-ruits verdeling en glas-in-lood. De uitbouw bezit tot aan de eerste verdieping een afgeschuinde terugspringende hoek met daarin een venster onder strek in oranje verblendsteen met enkelruits draairaam. Hierboven wordt de overgang naar de rechte hoek van de tweede bouwlaag gemaakt door twee driehoekige vlakken. In de rechter zijgevel van deze uitbouw bevindt zich in de eerste bouwlaag een venster met schuifraam en bovenlicht met 16-ruits verdeling en glas-in-lood. In de tweede bouwlaag van bevindt zich een venster met tweedelig kozijn met 16-ruits roedenverdelingen en glas-in-lood. De achtergevel van de uitbouw, gelegen aan de binnenplaats bezit een onderbouw in oranje verblendsteen en gepleisterde bovengevel. De beklinkerde vloer van de BINNENPLAATS bevindt zich op souterrainniveau. In de zuidgevel (rechter zijgevel van de kernbouw) bevindt zich in de hoge plint van oranje verblendsteen een ondiep, segmentboogvormig afgesloten portiek met kozijn op hardstenen neuten en onderdorpel voorzien van een paneeldeur met raam en bovenlicht. Rechts hiervan een venster met strek en enkelruits raam met 2-ruits bovenlicht. Hierboven bevindt zich in de tweede bouwlaag een venster onder rollaag met kruiskozijn, enkelruits ramen en bovenlichten met 12-ruits verdeling en glas-in-lood. Boog, strek en rollaag zijn uitgevoerd in oranje verblendsteen. Hierboven bevindt zich een venster van hetzelfde type onder een houten geveltop, afgesloten door een gebogen gootlijst. Links van het portiek bevindt zich een uitbouw met een voormalig diensttoilet. Het binnenplaatsje wordt aan de zuid en oostzijde begrensd door een éénlaags bouw, waarin zich drie vaste kasten met paneeldeuren voorzien van 2-ruits raampjes en ventilatiesleuven bevinden.

Het INTERIEUR bevat nog verscheidene onderdelen uit de bouwtijd. Van belang zijn ondermeer: vestibule en hal met marmeren vloeren en plinten, tochtpui met glas-in-lood en bovenlichten met veelruits verdeling met glas-in-lood met cirkeltjes van gekleurd glas; Het trappenhuis met bordestrap tot in zolderverdieping met geornamenteerde houten trappalen en een balustrade met afwisselend houten spijlen en planken; De keuken met terrazzovloer, vaste keukenkast met paneeldeurtjes en dubbele deuren met ruitjes afgesloten door een geprofileerde lijst met klosjes, houten schouw met eenzelfde lijst als de kast, aanrecht met granito blad en kastjes met paneeldeuren. Verder zijn bewaard gebleven terrazzovloeren, een enkele parketvloer, lambrizeringen, paneeldeuren in geprofileerde omlijstingen, marmeren schouwen, Art Nouveau-stucplafonds met rechthoekige vlakken en roosmotieven in "Mackintosh-stijl" (Atelier Silberling & zonen Amsterdam, catalogusnr. 422b).

De ondiepe tuin aan de west- en de noordzijde wordt begrensd door een smeedijzeren HEKWERK met laddervormige stijlen en eenvoudige spijlenhekken op een voetmuur van oranje verblendsteen. Aan de De La Reijstraat leidt rechts een pad belegd met achthoekige crèmekleurige en kleine rode vierkante tegels naar de trappen van ingangen van souterrain en hoofdverdieping. Hier bevinden zich smeedijzeren poorthekken naar de tuin en souterraintrap. Het tegelpad leidt verder naar een deur onder een luifeltje, die zich bevindt rechts naast de zijvleugel en toegang geeft tot de binnenplaats.

Waardering:

HERENHUIS met HEKWERK gebouwd rond 1910 door W. Diehl.

- Van architectuurhistorisch belang als een goed en gaaf voorbeeld van een herenhuis in een stijl die invloeden vertoont van Art Nouveau en Engelse landhuisstijl. Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang vanwege de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp zoals een bijzondere hoofdvorm, een opmerkelijke hoekoplossing en een bijzondere detaillering. Het pand is bovendien van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de architect Willem Diehl. Het betreft hier een pand uit de laatste fase van de Art Nouveau-periode van Diehl.

- Van stedebouwkundig belang vanwege de prominente plaats op de hoek van de De la Reystraat en het Bothaplein midden in de voornamelijk in het eerste decennium van deze eeuw gebouwde Transvaalbuurt, waar een aanzienlijk deel van de herenhuizen door Diehl is ontworpen.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Woningen en woningbouwcomplexen Woonhuis(K) Woonhuis

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1910
1910
globaal

Bouwtypen

Hoofdcategorie Subcategorie Bouwtypen Toelichting
Woningen en woningbouwcomplexen Woonhuis(K) Herenhuis

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Heroriëntatie op tradit. bouwwijzen
invloeden
Art Nouveau
invloeden
Geometrische A.N. met Engelse en Weense invloeden.

Ambachten

Vakman Beroep Toelichting
Diehl, W. ; Gelderland
architect / bouwkundige / constructeur
Silberling & Zoon ; Gelderland
stucwerker