Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
523367
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82766/156
Internationaal kenteken
Nee
Kadastrale aanduiding
Huizum I 254
Felling 6, 8912 CG te Leeuwarden

Omschrijving

Inleiding

GELEDE BOERDERIJ, in 1908 als experimenteel type in opdracht van het Sint-Anthonygasthuis te Leeuwarden gebouwd naar ontwerp van W.C. de Groot in Overgangsstijl op een iets in westelijke richting verschoven terrein in het Goutumer Nieuwland waar vanouds een boerderij stond die al sinds 1601 in eigendom was van het gasthuis. Tot aan het begin van de twintigste eeuw was met de traditionele vormen van de Friese boerderij, de kop-hals-romp en de stelp met enkele varianten, nauwelijks geëxperimenteerd, al waren er wel proeven geweest die tot vernieuwing van de stalinrichting leidden. Grootgrondbezitters zetten de toon bij de vernieuwingen: enkele adellijke families en gast- en weeshuizen. Nadat de landbouwcrisis over zijn dieptepunt heen was, begonnen experimenten die door het fundamenteel anders organiseren van de bedrijfsvoering ingrijpende gevolgen voor de boerderijbouw hadden. De gelede boerderij en de boerderij van het Amerikaanse type deden hun intrede. Klaas Uilkema heeft ze in zijn standaardwerk "Het Friesche boerenhuis' in 1916 opgemerkt. Van de gelede boerderij merkt hij profetisch op: "Ik meen hem te moeten aanduiden als nieuw-Friesche greidboerderij, omdat hij in zijn plan overeenkomst vertoont met de later te noemen oud-Friesche, doch uit den aard der zaak een veel hogeren cultuurtrap vertegenwoordigt. Dit huistype is een schepping. Met zijne verschijning is in deze provincie de modernisering van een vrij groot aantal boerderijen aangevangen, vooral wat de inrichting van den rundveestal betreft. Veel navolging als geheel heeft deze huizinge intusschen niet gevonden en zij zal die vrij zeker ook niet vinden. De hooge bouwkosten pleiten o.a. voor het goed recht van deze mening. Haar verdienste zal er echter niet minder om zijn. Er is namelijk grond voor de verwachting, dat de toekomstige greidboerderij de sporen dezer mijns inziens tijdelijke verschijning in hare richting zal doen voortleven". Latere kenners van de boerderijbouw, zoals S.J. van der Molen en G.J.A. Bouma zijn minder positief; ze vinden de resultaten van de experimenten lelijk op traditionalistisch-esthetische gronden. Bouma heeft commentaar op de gelede boerderij in het Goutumer Nieuwland: "De bouwkosten zijn hoger, het voederen van hooi kost meer arbeid en het uiterlijk is aanzienlijk minder fraai dan dat van een stelp of een kop-hals-romp".

Een van de belangrijkste uitdagingen waarvoor men in deze sector stond was het produceren van bacterievrije melk, waardoor de tuberculose-bacil geen kans kreeg zich te ontwikkelen. Het streven kreeg gestalte met een geleding en afgrenzing van de verschillende bedrijfsfuncties en een inrichting van de stal die de hygiëne verbeterde. Bovendien was met de geleding de brandveiligheid gediend want naast blikseminslag was en bleef hooibroei een groot gevaar voor de boerderij. In een gelede boerderij werden woning, veestal, ruimte voor melkverwerking en de hooiberging (annex de berging van wagens, machines en gereedschappen) in afzonderlijke, maar wel aan elkaar gekoppelde bouwvolumes ondergebracht. De vernieuwing van de bedrijfsvoering op boerderijen werd bevorderd door het Instituut voor Landbouwwerktuigen en Gebouwen in Wageningen en de modellen van dit instituut zullen zonder twijfel grote invloed op opdrachtgever en architect gehad hebben.

De opdrachtgever heeft bij deze boerderij kosten (met een toen aanzienlijke bouwsom van f 16.000,-) noch moeite gespaard en de architect een ontwerp laten leveren in een voor een boerderij vrij rijke architectonische uitdrukking. De boerderij is Pre-Functionalistisch aangepakt in een uitdrukking van de Overgangsstijl.

Omschrijving

EXTERIEUR: De gelede boerderij bestaat uit vier, op rechthoekige plattegronden opgetrokken, ten opzichte van elkaar verschietende, maar op de lengteas nagenoeg symmetrische volumes. Het op het oosten gerichte woonhuis is dwarsgeplaatst. Daarop volgt de veestalling op de lengteas en een dwarsgerichte uitloop met extra stallen en tenslotte de eveneens dwarsgeplaatste schuur voor de hooiberging en wagens, machines en gereedschappen, waarin aan de stalzijde de ruimten voor de melkbehandeling waren afgezonderd. Elk van de vier geledingen heeft een eigen dak.

Het muurwerk is opgetrokken van grauwbruine baksteen, verlevendigd met onder- en bovendorpellijsten van twee lagen en vensterontlastingen van gele baksteen; het voorhuis buitengewoon decoratief aangepakt met dezelfde materialen en helderrode baksteen. De kappen, op het voorhuis een zadeldak dat aan beide einden afgewolfd is, op de stal een zadeldak en op de verbreding van de stal en op de grote hooischuur schilddaken, zijn gedekt met gegolfde Friese pannen, op het voorhuis donkerblauw geglazuurd en op stal en schuren gesmoord.

Het in de breedte gebouwde voorhuis is zes venstervakken breed en drie diep. De partij van de middelste twee vensters risaleert licht. Tot de bovendorpel van de vensters is het muurwerk grauwbruin, bij de onderdorpel voorzien van een tweesteens band geel materiaal. Ter hoogte van de bovendorpels is een tandlijst van geel en bruin verwerkt op de overgang naar geel muurwerk. Tussen de middelste vensters zit hoog in de gevel een steen met een luidklok, het attribuut van Antonius en het symbool van het Sint-Anthonygasthuis. Rechtgesloten, gedeelde en van drieledige bovenlichten voorziene schuifvensters met buitenblinden. Getoogde ontlastingbogen met verdiepte en van metselmozaïek voorziene boogtrommels. Aan de noordgevel een over de volle breedte geplaatste serre van glas tussen stijl- en regelwerk voorzien van een lessenaarsdak. In de zuidgevel een venster van het genoemde type, een ingangspartij van een paneeldeur met boven- en zijlichten die op dezelfde wijze is ontlast, een klein toiletvenster en een smal venster in de geveltop, ontlast door een rode ontlastingboog met metselmozaïek in de trommel. In die gele toppen aan weerszijden een breed, van rood en geel vlechtwerk gemetseld fries en rode tweesteensbanden ter hoogte van onder- en bovendorpels van de bovenvensters. De overstekende dakrand is voorzien van onversierde boeiboorden. Op het voorschild in het midden een kapel met een uit de naald komend lessenaarsdak. Op de hoeken van het dak pirons en aan weerszijden van de kapel op het dak twee forse schoorstenen met borden die aan vier zijden tympaanvormen hebben.

De vrij lage, 25 meter lange stal sluit in de lengte op het midden van de woning aan. Het eerste gedeelte van meer dan 15 meter is smal waarop nog een breder gedeelte van 10 meter met dwarskap volgt. Daarop volgt de grote hooischuur van 15 bij 20 meter met ruimte voor andere functies. De stallen en schuur zijn met kleine en grote dubbele bedrijfsdeuren geopend en voorzien van liggende, getoogd gesloten zesruitsvensters. Op de hoeken van het dak van het brede stalgedeelte staan roosters in de vorm als de schoorstenen op het voorhuis. Ook het grote schuurdak heeft zo'n rooster, maar dan op het midden; de hoeken zijn voorzien van uilenborden.

INTERIEUR: Het voorhuis bestaat uit drie, door een bijna over de volle breedte lopende gang verbonden, vertrekken met een aan het einde van de gang ingebouwde `feintekeamer', knechtenkamer, die op de stal is gericht. In de gang biedt een klein venster vanuit de woning zicht op de stal. De gang heeft een balkenplafond en lambriseringen, deels van schroten en bezit een drietal tegeltableaus: van een paard, een rund en een gekooide vogel. De toegangen tot de vertrekken zijn als diepe rondboognissen tussen de oorspronkelijke bedsteden in de vertrekken geplaatst. De deuren zijn omlijst, de stijlen gegroefd en de bekroning gevormd met een vertanding, als waren het kantelen. Aan de vertrekzijde zijn boven de deuren panelen als dessus-de-portes geplaatst. Bij de noordelijke keukenkamer is de deur naar voren gehaald. De keukenkamer heeft een balkenplafond en de wanden zijn geheel met decoratieve, traditionalistische tegels bekleed, zelfs de schoorsteenmantel. De schouw heeft wangen, een geprofileerde rand en een omlijste mantel. De bedsteden zijn weggehaald, de paneeldeuren hergebruikt. Hetzelfde is gebeurd in het middenvertrek, waar de marmeren schouw naar toe is verplaatst. Het is de pronkkamer, die eveneens een balkenplafond heeft en geheel betegeld is in zachtgele en groene tinten. De lambrisering die aan de bovenzijde een keramisch profiellijstje kreeg, is van tegels met gestyleerde paardenbloemen versierd; boven de lijst is de wand verder versierd met het motief van de pluisjes van deze plant. De derde kamer, die op het zuiden, is geheel verbouwd. De serre aan de noordzijde is hoogst eenvoudig van vorm.

De inrichting van de stal heeft een wezenlijke verandering ondergaan. Het vee kon in twee rijen van 19 en vier dwarsrijen van drie gestald worden op de zg. Zuid-Hollandse wijze, niet met de koppen naar de muur, maar met de koppen naar een gemakkelijk te bevoorraden voergang. De structuur van de stal- en schuurgebouwen is oorspronkelijk. De stalinrichting is later enkele malen gewijzigd in nieuwe opstellingen, onder meer omstreeks 1972 tot voerligboxen, waarbij de mestgruppen zijn veranderd in van 80 cm naar 100 cm naar de mestput aflopende drijfmestgruppen. Van de verschillende inrichtingen zijn belangrijke sporen aanwezig. De stal wordt sinds de ingebruikname van de ligstal vrijwel uitsluitend gebruikt voor kleinvee. In de schuur hebben eveneens enkele wijzigingen plaatsgevonden. Bij de hooiberging kon hier naast de ligstal het melkstation worden ingebouwd.

WAARDERING

De gelede boerderij is van algemeen historisch, architectuurhistorisch en landschappelijk belang vanwege

- de waarde als zeldzaam voorbeeld van de experimentele vernieuwing van het veehouderijbebrijf aan het begin van de twintigste eeuw;

- de gave en stijlzuivere en voor architect W.C. de Groot kenmerkende uitdrukking in de Overgangsstijl die bij de woning zowel uitwendig als inwendig evident is en die op een ingetogen wijze eveneens aan het exterieur van stal en schuren is doorgevoerd;

- de ligging net buiten de zuidelijke bebouwingsrand van Leeuwarden in een open weidegebied van het Goutumer Nieuwland en in samenhang met een oudere, eveneens in het bezit van Sint-Anthoon zijnde stelpboerderij.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Boerderijen, molens en bedrijven Boerderij (M) Boerderij(M1) Westfriese type gelede boerderij

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1908
1908
exact

Bouwtypen

Hoofdcategorie Subcategorie Bouwtypen Toelichting
Boerderijen, molens en bedrijven Boerderij (M) Melkveeboerderij
Boerderijen, molens en bedrijven Boerderij (M) Modelboerderij

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Overgangsarchitectuur
stijlzuiver

Ambachten

Vakman Beroep Toelichting
Groot, Willem Cornelis de ; Stad Leeuwarden
architect / bouwkundige / constructeur