Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
523705
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82922/139
Kadastrale aanduiding
Gendringen M 1138
Molenstraat 48, 7075 BC te Etten

Omschrijving

Inleiding

WOONHUIS, voormalige pastoriewoning met aangrenzend voormalig KOETSHUIS ontworpen in 1858 door architect J.A Gerretsen uit Zutphen voor de Nederlands Hervormde Gemeente. Beide zijn markant nabij de dorpskom van Etten gelegen. De vrijstaande woning ligt aan de Molenstraat in het verlengde van de Dorpsstraat op de hoek van de St. Lidwinastraat, temidden van een goed onderhouden tuin met oude bomen, afgescheiden van de straat door een eiken- en ligusterhaag. Ter rechterzijde van het pand is een erfscheidingsmuur opgetrokken, deels door een ezelsrug gedekt. Op het erf bevinden zich voorts een schuur en garage die, evenmin als de scheidingsmuur, onder de rijksbescherming vallen.

Omschrijving

Het een-bouwlaag tellende pand met verdieping is met het lage koetshuis uitgelegd op een L-vormige plattegrond. De woning kent aan drie zijden een symmetrische indeling. In de voor- en linkerzijgevel is een glad gepleisterde oprijzende gevel gestoken in het afgeplatte met gesmoorde Muldenpannen belegde schilddak. Op het zinken afgeplatte dak zijn twee schoorstenen geplaatst.

De muren zijn ruw gepleisterd, hebben een gecementeerde plint, een fries waarin kleine zolderraampjes, terwijl de hoeken van lisenen zijn voorzien, waarvan enkele uitgevoerd met schijnblokken. De vensters zijn oorspronkelijk voorzien van persiennes en lambrekijns. Reconstructie van beide wezenlijke onderdelen wordt mogelijk gemaakt door bewaard gebleven oude foto's bij de bewoners.

De gietijzeren bakgoten worden door houten consoles ondersteund.

Het pand ligt met de VOORGEVEL aan de Dorpsstraat en wordt gekenmerkt door drie traveeën, elk met twee vensterassen. De nadruk ligt op de middelste travee die een middenrisaliet over twee bouwlagen vormt. De dubbele paneeldeur bezit aan iedere zijde een enkelruit waarvoor een deurrooster. Het kozijn rust op hardstenen neuten en dito dorpel en omvat een geprofileerd getoogd bovenlicht waarin een (metalen?) vierpas door bewerkte stangen op de plaats wordt gehouden. Het venster boven de deur bevat een vierruits schuifraam, met tweeruits bovenlicht, rustend op een gecementeerde lekdorpel en door een schouderboog (oorspronkelijk boven alle vensters aanwezig maar in de achterzijde ontbreken deze), afgesloten. De Vlaamse gevel wordt door een gedrukt zadeldak met overkragende daklijst waaronder gesneden klossen, gedekt.

Ter weerszijden van de middenpartij bevindt zich een zesruits schuifraam met tweeruits getoogd bovenlicht. In de fries is per gevelzijde boven de vensters een klein rechthoekig kantel-zolderraampje opgenomen met een decoratieve voorzetplaat met baard waarin uitgespaard, een afgeleide vorm van een vierpas, zoals de vulling van het deur-bovenlicht. Dit type komt in alle gevels van het pand voor boven de vensters onder de daklijst.

In de rechterzijde van de voorgevel is een klein kelderrooster opgenomen. Ter weerszijden van de opgetrokken gevel is in het dakvlak een dakraampje geplaatst.

De LINKER ZIJGEVEL vertoont grote gelijkenis met de voorgevel maar door de aanwezigheid van lisenen in de vooruitspringende partij verzelfstandigen de beide zijden van de gevel meer dan in de voorgevel . In de Vlaamse gevel komen terugwijkend dubbele zesruits schuifdeuren naar de tuin voor en op het balkon zijn dubbele schuifdeuren met decoratieve roedenverdeling aanwezig. De tuindeuren zijn gevat in een kozijn dat rust op hardstenen neuten en is voorzien van casementen en wordt boven het aan de voorgevel identieke bovenlicht met vierpas, afgesloten door een hoofdgestel. De balkondeuren zijn licht getoogd en gevat in een kozijn dat als een fronton wordt afgesloten en daarmee de vorm herhaalt van de bovenzijde van het risaliet die door een gedrukt zadeldak wordt gedekt. Alleen de binnen- en buitenzijden van de eerste bouwlaag van het risaliet zijn voorzien van spaarvelden.

De twee vensters in de gevel zijn breder dan die in de voorgevel. Het linker venster bevat een tweeruits schuifraam met enkelruits bovenlicht, in de rechterzijde is een twaalfruits raam met bovenlicht opgenomen met in het bovenlicht een vierpas.

De ACHTERGEVEL is op de Vlaamse gevel na, nagenoeg identiek aan de voorgevel. Wegens het in slechte staat verkerende pleisterwerk is hier het metselwerk in kruisverband eenvoudig zichtbaar.

De linkerzijde van de achtergevel wordt in beslag genomen door het recht op de gevel aangebouwde koetshuis. Rechts hiervan bevinden zich alleen in de muurvlakken tussen de drie vensters (van het type als in de voorgevel) in totaal twee enkelruits valraampjes met kathedraalglas. In het rechter gedeelte van het dakschild is een dakraampje opgenomen.

De VOORGEVEL van het KOETSHUIS is evenwijdig aan de straat gelegen en is door de dubbele vijfruits en rechtgesloten deuren met flankerende lichtgetoogde drieruits ramen symmetrisch ingedeeld. Alleen het rechter raam is met kathedraalglas ingevuld en rust op een houten lekdorpel, terwijl het linkerraam (vernieuwd) op een hardstenen lekdorpel rust.

De gevel is ruw gepleisterd en deuren en ramen zijn gevat in gecementeerde segmentboogvormige omlijsting.

De gietijzeren bakgoot steunt op gesneden klossen. Het zadeldak is belegd met gesmoorde verbeterde Hollandse pannen en reikt tot onder de daklijst van de belendende woning.

De LINKERZIJDE wordt door de aansluitende pastoriewoning in beslag genomen.

De ACHTERGEVEL is gepleisterd. Links bevindt zich een verdiept veld, dat vermoedelijk wijst op een dichtgezette deur die zich ook rechts bevindt, waarin onder de segmentboog een (later ingevoegd) stalraam op een betondorpel is geplaatst. Het kozijn van de opgeklampte deur rechts rust op hardstenen neuten en dito dorpel en bevat een meerruits, eveneens segmentboogvormig afgesloten, bovenlicht.

De RECHTERGEVEL is geheel gesloten en bevat slechts een zelfde venster als in de achtergevel voorkomend in het verdiepte veld. Onder de betonnen lekdorpel is een afdak (lessenaarsdak) aangebracht ter afdekking van houtopslag. Het zadeldak is aan de zijkant van een windveer voorzien.

Het INTERIEUR is door de aanwezigheid van diverse oorspronkelijke onderdelen van groot belang. In de ruimtelijke indeling hebben zich nauwelijks wijzigingen voorgedaan. De paneeldeuren zijn alle gespaard gebleven. In de schuine zijden naast het raam zijn de klapluiken aanwezig, de ramen in de achterkamer bezitten schuifluiken. De marmeren schouw bezit zware consoles die zijn bezet met florale motieven. In de kamer en suite zijn de schuifdeuren aanwezig (sporen in het muurwerk boven de deuren doen vermoeden dat deze een getoogd bovenlicht met kathedraalglas (?) als boven de tuindeuren heeft gekend). Voort komen twee stucplafonds met twee ranken eikenblad en een rozet met acanthusbladeren voor. De hal is van een fraaie tegelvloer voorzien; de bordestrap is met spijlen uitgerust. De woning is onderkelderd en bezit een troggewelf.

Het koetshuis verkeert in een minder originele staat en is als garage in gebruik.

Waardering

PASTORIEWONING en KOETSHUIS zijn gebouwd in 1858 door architect J.A. Gerretsen.

- Van architectuurhistorische waarde vanwege de gaafheid en het zorgvuldig gedetailleerde voorbeeld van een pastoriewoning uit het midden van de 19de eeuw. Het pand bezit ook esthetische kwaliteiten in in- en exterieur zoals gave verhoudingen, de helderheid van indeling der ruimten en detailleringen van onderdelen.

- Van stedenbouwkundige waarde vanwege de markante ligging nabij de dorpskom van Etten aan de Molenstraat in het verlengde van de Dorpsstraat op de hoek van de St. Lidwinastraat. Als zodanig speelt de pastoriewoning met koetshuis als ensemble een beeldbepalende rol.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Religieuze gebouwen Kerkelijke dienstwoning Pastorie(F)

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1858
1858
exact

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Eclecticisme
invloeden