Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
526235
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82956/97
Internationaal kenteken
Nee
Kadastrale aanduiding
Schipluiden Q 1310
Schipluiden Q 975
Schipluiden Q 909
Schipluiden Q 916
Schipluiden Q 907
Schipluiden Q 1297
Schipluiden Q 914
Schipluiden Q 911
Tramkade 23, 2636 CT te Schipluiden
Tramkade 24, 2636 CT te Schipluiden

Omschrijving

INLEIDING

Het geheel omwaterde boerderijcomplex Hodenpijl ligt aan de oostzijde van de Gaag (Tramkade), even buiten de bebouwde kom van Schipluiden. De naam Hodenpijl is waarschijnlijk in de loop van de negentiende eeuw in gebruik geraakt. Een gelijknamig kasteel uit de dertiende eeuw stond oorspronkelijk ten noorden van Schipluiden. Het complex is ook bekend onder de namen het 'Witte Huis', 'Ons Genoegen' en 'De Plaats'.

Hodenpijl wordt voor zover bekend voor het eerst afgebeeld op een kaart van Joan van Beest uit 1634 als een boerderijcomplex dat bestaat uit vier opstallen en twee hooibergen omringd door een boomgaard en geriefhout. De kaart van Nicolaes Krukius uit 1712 toont een L-vormig gebouw met twee hooibergen, gelegen op een vierkant erf en omgeven door boomgaarden en bosschages. Er is verder een tot vijver verbrede sloot aanwezig en aan de zuidoostzijde een windsingel. Een veilingbericht uit 1763 beschrijft het geheel als een 'Hofstede met behangen kamers, boven en beneden, ook geschilderd (of beschilderd). Een ruijme oranjerie, eetkamer, een tweede keuken. Annex staande agter de huijsinge en de oranjerie een stalling voor 10 paarden, koetshuis, tuinmanshuis, allen aaneengebouwd. Groot erf, tuinen, speelvijver met zicht op Delft. Mitsgaders een boerewoning annex het heerenhuis met boes en stalling voor 40 beesten, hooibergen en schueren en 32 morgen land, ook tuinen, boomgaarden hieronder begrepen'. Ruim een eeuw later (1880) wordt er ten behoeve van de grondbelasting een beschrijving opgesteld, die meer details geeft over de indeling van het huis en de buitenruimte. Inmiddels heeft het complex in grote lijnen de huidige samenstelling en vormgeving gekregen. 'Het Huis genaamd 'Hodenpijl', bestaande uit Heerenhuizing, geschikt voor Zomer- en Winterverblijf, bevattende vijf Benedenkamers en Grote Zaal, fraaije gewulfde Kelder, ruime Keuken, vier Bovenkamers, Dienstbodenkamer en Zolder; voorts twee aan die huizing verheelde groote Pakhuizen, onder een van welke een Kelder, Zolder boven die Pakhuizen, Stal voor vijf Paarden, Koetshuis, Wagenschuur, Hooizolder, Stalling voor zeven Koeijen, Hooiberg, Houtloods, Moestuin met Vruchtenmuur en gemetselde Broeikast, Tuin en Boomgaard, Watering, Lanen met opgaande Boomen en ander Plantsoen, Kade, enz.'.

Het complex bestaat uit een BOERDERIJ, TUINAANLEG met boomgaard, vijver en windsingel, TUINMUUR, WAGENSCHUUR en een DAM met TOEGANGSHEK. De moderne schuur op het zuidelijke erf en het tuinhuis met aanbouw op het zuidoostelijke terrein zijn voor de bescherming van ondergeschikt belang.

OMSCHRIJVING

Het brede voorhuis van de L-vormige BOERDERIJ is georiënteerd op het zuidwesten en wordt gedekt door een zadeldak met wolfseinden. De dakbedekking bestaat uit Hollandse pannen, het grootste deel gesmoord en een klein deel rood. Het lange achterhuis bestaat uit een woning, twee dwarshuizen (voormalige pakhuizen) en een stal en is op het zuidoosten georiënteerd. Het achterhuis wordt gedekt door een asymmetrisch zadeldak, dat is aangekapt tegen de aangrenzende bouwdelen. Op het lagere dakschild aan de zuidoostzijde (waarin twee moderne daklichten) liggen voornamelijk rode pannen, aan de andere zijde gesmoorde. De zadeldaken van de dwarshuizen zijn gedekt met gesmoorde Hollandse pannen. Het zadeldak van de stal is een stuk lager en aangekapt tegen de zijgevel en de kap van het achterste dwarshuis. Aan de zuidoostelijke zijde liggen voornamelijk rode Hollandse pannen, aan de andere zijde gesmoorde, mogelijk vlakkere pannen. Met uitzondering van de stal is het hele gebouw wit geschilderd, deels met een pleisterlaag als ondergrond. Voor- en achterhuis zijn voorzien van een zwart geschilderde plint.

Links achter de bijna 25 meter brede voorgevel van het voorhuis liggen de opkamer en de kelder, herkenbaar aan drie grote T-vensters hoog boven het maaiveld met onder elk venster een kelderluik. Vensters en luiken zijn negentiende-eeuws. In het risalerende middendeel van de voorgevel bevindt zich links een voordeur met sierlijk gietijzeren rooster en eenvoudig bovenlicht uit de tweede helft van de negentiende eeuw, in een omlijsting die bestaat uit een geprofileerde kroonlijst op houten blokpilasters met een hardstenen basement. De deur wordt voorafgegaan door twee hardstenen treden. Rechts van de voordeur twee T-vensters en op de verdieping eveneens twee T-vensters (één boven de voordeur en het andere boven het meest rechter venster). De vensters hebben houten onderdorpels en dateren uit het laatste kwart van de negentiende eeuw. In het rechter deel van de voorgevel op de begane grond vier vensters en op de verdieping twee vensters als in het middendeel. De vensters op de begane grond zijn aan de bovenzijde licht getoogd. De gevel wordt afgesloten door een gevellijst van multiplex en een zinken dakgoot. Daar waar de cementlaag is afgebladderd zijn geel/oranje tamelijk onregelmatige stenen zichtbaar, gemetseld in kruisverband. De gemêleerde kleur van de handgevormde stenen lijkt te duiden op een datering voor het midden van de 17de eeuw. In het linker- en middendeel van de voorgevel zijn achter de cementlaag verschillende typen korfbogen herkenbaar, die eveneens een datering in de eerste helft van de 17de eeuw doen vermoeden.

De zuidoostgevel bestaat uit de zijgevel van het voorhuis, de gevel van het achterhuis, de gevels van de twee dwarshuizen en de stalgevel. In de zijgevel van het voorhuis bevinden zich drie boven elkaar geplaatste ramen, waarvan de onderste twee zijn uitgevoerd zoals in de voorgevel. Het bovenste raam is een openslaand vierruits venster. Ter hoogte van de verdiepingsvloer zijn twee eenvoudige muurankers zichtbaar. Een dakgoot ontbreekt. Wel zijn twee geprofileerde houten klossen aanwezig die een vroegere dakgoot hebben ondersteund. De gevel van het achterhuis is ongeveer 10 meter breed en wordt afgesloten door een brede daklijst, die net als de gevel aan weerszijden iets naar voren springt. In het linker deel een ingangspartij, bestaande uit een deur met bovenlicht (als in de voorgevel), omlijst door twee vlakke, met een rozet versierde pilasters op een hardstenen basement, die worden beëindigd door de daklijst. Rechts van de deur bevindt zich boven de plint een spitsboogvormige nis met daarin een rijk uitgevoerd, ornamenteel, gietijzeren ventilatierooster. In het midden- en risalerende rechter deel een schuifraam, waarvan het vaste deel uit drie ruiten bestaat en het schuivende deel uit twee ruiten. In de iets geprofileerde daklijst (eerste helft negentiende eeuw) is een houten dakgootomkleding opgenomen. Achter de brandmuur van het achterhuis staan twee dwarshuizen met driehoekige topgevels, zonder vlechtingen of daklijst, van ruim vijf meter breed. Het bovenste deel van beide gevels dateert uit de 19de eeuw en is opgetrokken uit kleine, gele ijsselsteentjes met smalle voegen. In de linkergevel is centraal een kozijn met middenstijl aanwezig dat aan de linkerkant afgesloten wordt door een luik en aan de andere kant voorzien is van een zesruits venster. In de rechtergevel bevindt zich centraal een staand kozijn met dubbel luik en smal vierruits bovenlicht. Beide kozijnen worden afgesloten door een rechte strek van koppen. Het onderste deel van de gevels is geheel of gedeeltelijk opgetrokken uit rode stenen in een formaat dat iets kleiner is dan waalformaat. Er zijn diverse sporen zichtbaar van vroegere toegangen. Op de begane grond van het linker dwarshuis is een iets uit het midden geplaatste eenvoudige toegangsdeur aanwezig met een smal vierruits bovenlicht. Links en rechts van deze deur bevindt zich een onregelmatig geplaatst hoog gietijzeren stalvenster met roedenverdeling en halfronde beëindiging. Het linker stalvenster heeft een spitsboogvormige roedenverdeling en een bakstenen lekdorpel. Het rechter stalvenster heeft een straalvormige roedenverdeling. In het rechter dwarshuis eveneens een hoog stalvenster met straalvormige roedenverdeling. Muurankers tussen de begane grond en verdieping tonen de enkelvoudige balklaag, die de vloer van de verdieping draagt.

De boerderij wordt achter de beide dwarshuizen beëindigd door een stal van ongeveer tien meter lang, gemetseld van ijsselsteen in kruisverband. In de rechter zijgevel twee stalramen met roedenverdeling zoals ook in de beide dwarshuizen voorkomen. Geheel links een brede toegangsdeur met drieruits bovenlicht. De kopgevel van deze stal, tevens achtergevel van de boerderij, is negen meter breed en heeft een driehoekige topgevel zonder daklijst. Het onderste deel is opgetrokken uit rode steen, de bovengevel uit ijsselsteentjes. Links en rechts in de gevel een eenvoudige mestdeur. Afgaand op de breedte van de strekken waren de oorspronkelijke deuren vermoedelijk smaller. In het midden van de gevel een eigentijds raam met verticale roedenverdeling, aan onder- en bovenzijde afgesloten door een rechte strek. Op diverse plaatsen in de gevel zitten muurankers. Aan de voet van de gevel bevindt zich een lange smalle gierput. In de noordwestelijke zijgevel van de stal bevinden zich twee stalvensters, zoals aan de zuidoostelijke zijde.

De noordwestelijke gevels van de dwarshuizen hebben tuitgevels, voorzien van een smalle cementen daklijst. In beide gevels op de verdieping twee dubbele, openslaande ramen met zesruits roedenverdeling. In het stalgedeelte twee twaalfruits ramen. Een moderne schuur is tegen het achterste dwarshuis geplaatst. Het deel van het voorste dwarshuis dat niet als stal in gebruik is, is voorzien van een T-raam en een moderne deur. In de gevel van het achterhuis bevindt zich links een schuifraam, waarvan het vaste deel uit drie ruiten bestaat en het schuivende deel uit twee (zoals ook aan de zuidoostelijke zijde is toegepast). Rechts van dit venster zijn twee dubbele, openslaande deuren aanwezig, bestaande uit een paneel en twee ruiten, onder een tweeruits bovenlicht (eind negentiende eeuw). De gevel wordt afgesloten door een brede daklijst, zoals aan de zuidoostelijke zijde.

De noordoostelijke gevel (de achtergevel van het voorhuis) bestaat uit een uitgebouwd gedeelte ter hoogte van het middendeel met daarin een gietijzeren rozetraam (trappenhuis) en een negenruits schuifraam (voormalige keuken). Onder het keukenraam zitten twee kleine gietijzeren roosters, die mogelijk voor de ventilatie van de keukenkasten zorgden. Op de verdieping bevindt zich een openslaand vierruits venster (voormalige dienstbodenkamer). De muurankers geven aan dat zich binnen een enkelvoudige balklaag bevindt. Rechts van dit middendeel de nagenoeg blinde achtergevel van de opkamer en kelder. Er is één kelderluik aanwezig dat gelijk is aan de kelderluiken in de voorgevel. Ter hoogte van de kelderingang bevindt zich een kleine, plat gedekte aanbouw met een toegangsdeur van verticale delen en een oud slot. Onder in de lange zijde van deze aanbouw een kelderluik met een groot aantal dunne spijlen in de opening. Deze aanbouw dateert vermoedelijk uit het einde van de negentiende eeuw. Mogelijk bevond de oorspronkelijke kelderingang zich meer naar rechts, waar nog een korfboog achter het pleisterwerk zichtbaar is.

In de noordwestelijke gevel van het voorhuis (de linkerzijgevel van opkamer en kelder) bevinden zich ramen en kelderluiken, zoals aan de voorzijde. In de top een openslaand vierruits venster. Ook in deze gevel diverse korfbogen. De kelderluiken zijn thans van multiplex. De kozijnnissen van de kelderopeningen zijn waarschijnlijk zeventiende-eeuws.

INTERIEUR De geheel bepleisterde kelder onder de opkamer dateert uit de zestiende of zeventiende eeuw en is verdeeld in twee bij drie vakken, overwelfd door zes kruisgewelven met ribben. Deze worden in het midden ondersteund door twee achtkantige zuiltjes met eenvoudige kapitelen. De vloer is in de loop der tijd vermoedelijk verschillende keren opgehoogd. Vloer en plint zijn voorzien van ongeglazuurde rode plavuizen. De keldervensters zijn deels rechthoekig en deels getoogd van vorm en voorzien van overhoeks geplaatste diefijzers (om en om van ijzer en van hout). Oorspronkelijk waren de openingen ook aan de binnenzijde voorzien van luiken, de duimen zijn nog aanwezig. In het vak naast de huidige toegang is het opgaande muurwerk tot ongeveer de maaiveldhoogte bekleed met groen/gele geglazuurde plavuizen.

In de hal van het middendeel van het voorhuis bevindt zich links een trap naar de opkamer. Deze is voorzien van leuningen op gedraaide eindpalen en dunne, gietijzeren balusters (tweede helft negentiende eeuw). Achterin, toegankelijk via een korfboogvormige doorgang, bevindt zich links de toegang tot de provisiekelder en in het midden de spiltrap naar de verdieping; deze heeft een eenvoudige ijzeren leuning. Het trappenhuis wordt verlicht door een rond raam met rozetvormige roedenverdeling, gevuld met helder en gekleurd glas. Rechts van de trap bevindt zich de toegang tot de (voormalige) keuken via een glazen paneeldeur met bijzonder decoratieve roedenverdeling, waarin gekleurd en geëtst glas is opgenomen (eind negentiende eeuw). In de keuken bevindt zich thans nog een ingebouwde servieskast met glasdeur (tot voor kort ook een schouw, aaanrecht met onderkasten en tweede ingebouwde kast). De deur wordt bekroond door een al even bijzonder halfrond bovenlicht met een rozetvormige roedenverdeling gevuld met gekleurd glas. Het geheel wordt omlijst door een geprofileerd kozijn met halfronde bovenzijde. Rechts van de hal aan de voorzijde een vrijwel vierkant vertrek met stucplafond. Het schoorsteenkanaal eindigt aan de bovenzijde in een kroonlijst met gedecoreerd fries, de laat negentiende-eeuwse schoorsteenmantel is tijdens de aanwijzingsprocedure zonder monumentenvergunning verwijderd. Onder de ramen vensterbanken om op te zitten en verder een ingebouwde kast.

De opkamer links van de hal heeft het formaat van een zaal (ruim 8 bij bijna 6 meter). Het hele vertrek is behangen en bespannen. Het plafond is voorzien van sierlijk en subtiel uitgevoerd stucwerk met het zwaartepunt rond een middenpartij van bloem- en bladslingers en acanthusbladeren, die in cirkelvormige patronen zijn aangebracht. Tegen de korte noordwestelijke wand bevindt zich een monumentale kastpartij, bestaande uit een dubbele paneeldeur met daarboven een schilderstuk van een mand met bloemen in een ovale geprofileerde lijst. Deuren en schilderstuk worden geflankeerd door Ionische pilasters, waarvan de schacht is versierd met gesneden bloem- en bladslingers (Lodewijk XIV) en bekroond door een hoofdgestel met tandlijst. Ter weerszijden van de kastpartij een hoog schuifvenster met schuin geplaatste luikkasten, binnenluiken met panelen en vensterbanken. De entreepartij in de overliggende wand (zuidoost) is op enigszins vergelijkbare wijze vorm gegeven. De dubbele paneeldeur is van een ander formaat en type dan de kastdeuren en voorzien van oudere scharnieren, boven de deur een (deel van een) zwaar geprofileerd kozijn, daarboven een leeg rechthoekig veld, aan weerszijden dezelfde Ionische pilasters als aan de overzijde, maar hier voorzien van slingers waarin eikels en dennenappels verwerkt zijn. Het geheel wordt afgesloten door eenzelfde hoofdgestel. Tegen de lange, blinde noordoostelijke wand is centraal een zwarte marmeren schouw geplaatst met geprofileerde decoraties in zwart/wit gevlamd marmer (vermoedelijk ca. 1830). De zuidwestelijke wand is voorzien van drie hoge schuifvensters met schuin geplaatste luikkasten, binnenluiken met panelen en vensterbanken.

Op de verdieping links een dienstbodenkamer en aan de voorzijde twee kleinere en een grote kamer, alle toegankelijk via paneeldeuren en alle voorzien van een enkelvoudige balklaag. De grote kamer (4 stuks) en één van de kleinere kamers (1 stuk) hebben ingebouwde kasten. De meeste toegangs- en kastdeuren zijn voorzien van houten draaikrukken.

Een deel van het voorhuis, het gehele achterhuis en de verdiepingen van de beide dwarshuizen waren niet toegankelijk. Wel is bekend dat zich in het woongedeelte van het achterhuis onder meer marmeren vloeren en stucplafonds bevinden.

De begane grond van de dwarshuizen wordt ingenomen door een driebeukige grupstal, voorzien van twee langsgebintbalken, ondersteund door standvinken. De stal achter de dwarshuizen is eveneens een driebeukige grupstal. Deze heeft echter een uitzonderlijke gebintconstructie. Het dak rust op driehoekspanten, die weer rusten op een ankerbalkgebint met zeer lange stijlen. De korte ankerbalk wordt geschoord door korbelen. Boven de ankerbalk worden de gebintstijlen nogmaals geschoord door een overhoeks geplaatst kruis van twee tussenbalken.

Rondom het boerderijcomplex is een geheel door waterlopen omsloten historische TUINAANLEG aanwezig. Aan de zuidwestzijde tussen de Gaag en het voorhuis liggen een boomgaard met vijver en een kleine siertuin, aan de zuidoostzijde bevinden zich het erf en de bijgebouwen. Verderop liggen in het zuidoostelijke deel van het terrein een voormalige moestuin met TUINMUUR en een weiland. Aan de noordzijde, in de oksel van het boerderijcomplex is een siertuin aangelegd. Met name in de directe omgeving van de boerderij staan diverse monumentale bomen, waaronder kastanjes en beuken. Aan de oostzijde wordt het terrein begrensd door een windsingel van wilgen, essen en elzen.

Ten oosten van de boerderij staat een sobere, rechthoekige WAGENSCHUUR, opgetrokken uit gele ijsselsteen en gedekt door een laag zadeldak met brede wolfseinden en rode Hollandse pannen. De schuur dateert in oorsprong uit de zeventiende of achttiende eeuw. De stalramen en het houtwerk dateren uit de tweede helft van de negentiende eeuw. In de voorgevel van links naar rechts een halfrond gietijzeren stalraam gevat in een omlijsting van rode koppen, een eenvoudige deur met gedeeld bovenlicht, een dichtgemetseld kippenpoortje, een grote schuifdeur (oorspronkelijk draaideur, te zien aan de duimen in de kozijnstijl) en een dubbele inrijdeur. Deze laatste deur bevindt zich in een deel van de schuur, dat later aangebouwd lijkt te zijn. Een verticale scheur met aan weerszijden verschillende typen steen markeert de tweedeling. Ter hoogte van de enkelvoudige balklaag zitten muurankers. Ook zijn de metalen steunen zichtbaar van een inmiddels verdwenen dakgoot. In de linker zijgevel twee lage, getoogde, gietijzeren stalramen met geometrische roedenverdeling, onder in de gevel een rechte strek. In de achtergevel een stalraam zoals in de voorgevel. Onder de dakrand bevinden zich houten, geprofileerde klossen, behorend bij een inmiddels verdwenen dakgoot. Tegen de achtergevel staat een houten schuurtje met lessenaarsdak van recente datum. In de rechtergevel bevindt zich centraal een modern raam. Tegen de gevel een kleine aanbouw.

Aan de zuidwestzijde van het terrein ligt de DAM met een decoratief smeedijzeren TOEGANGSHEK, vermoedelijk uit het einde van de negentiende eeuw. De gebogen damwanden zijn gemetseld van rode baksteen en voorzien van hardstenen platen, daar waar de balustrade van het toegangshek bevestigd is. De dam is verhard met grint. Het hek is voorzien van een decoratief geometrisch patroon en bestaat uit twee hekstijlen met daarin de naam Hoden-Pijl, balustrades op de keermuren en sluitstukken in de vorm van voluten. De rechter balustrade van het hek volgt de contouren van de keermuren, de linker is een recht spijlenhek.

WAARDERING

Het complex van boerderij met tuinaanleg, tuinmuur, wagenschuur en toegangsdam met hek is van algemeen cultuur-, architectuur-, bouw- en tuinhistorisch belang:

- vanwege de ouderdom;

- vanwege de ontwikkelingsgeschiedenis en het feit dat de verschillende bouwfasen sinds de bouwtijd herkenbaar zijn gebleven in de bouwmassa's, vormgeving en detaillering;

- als voorbeeld van een boerenhofstede uit de zeventiende eeuw die relatief gaaf bewaard is gebleven;

- vanwege het gaaf bewaarde interieur, zowel in plattegrond, indeling als in afwerking;

- vanwege de kenmerkende historische inrichting van het terrein, waarbij de oude structuren in de aanleg tot op heden gaaf bewaard en beeldbepalend zijn gebleven (waterlopen, toegangsdam, voormalige moestuin met tuinmuur, boomgaard, erf en windsingel);

- vanwege de monumentale bomen rond het hoofdgebouw en de historische boomgaard;

- vanwege de toegangsdam met hek;

- vanwege de eenvoudige, doelmatige vormgeving van de stallen, de wagenschuur en de tuinmuur;

- vanwege de bijzondere ankerbalkgebintconstructie in de stal;

- vanwege de functioneel-ruimtelijke en visuele samenhang tussen de verschillende onderdelen van het complex.

NB. 1. De niet genoemde moderne opstallen op het terrein zijn voor de bescherming van ondergeschikt belang.

NB. 2 Tijdens de aanwijzingsprocedure in het kader van de Monumentenwet 1988 zijn verschillende werkzaamheden uitgevoerd zonder monumentenvergunning. Het betreft onder meer de volgende zaken:

- De keuken met een inrichting uit ca. 1920 is deels gesloopt ten behoeve van een badkamer.

- Diverse negentiende-eeuwse ramen zijn geheel vervangen.

- De oorspronkelijke deuropeningen en deuren zijn vergroot.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Nee Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Tuinmuur
Nee Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Tuin
Nee Voorwerpen op pleinen en dergelijke Erfscheiding(D) Toegangshek
Nee Boerderijen, molens en bedrijven Boerderij (M) Wagenschuur(M)
Ja Boerderijen, molens en bedrijven Boerderij (M) Boerderij(M1)

Bouwtypen

Hoofdcategorie Subcategorie Bouwtypen Toelichting
Boerderijen, molens en bedrijven Boerderij (M)

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
n.v.t.
niet van toepassing