Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
526987
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82877/35
Internationaal kenteken
Ja
Kadastrale aanduiding
Amsterdam S 10188
Mauritskade 62, 1092 AD te Amsterdam
Mauritskade 64, 1092 AD te Amsterdam
Linnaeusstraat 2, 1092 CK te Amsterdam
Mauritskade 63, 1092 AD te Amsterdam
Linnaeusstraat 2 A, 1092 CK te Amsterdam

Omschrijving

Inleiding

In 1926 geopend WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT met MUSEUM, genaamd Koninklijk Instituut voor de Tropen en Tropenmuseum, tot stand gekomen op een deel van het terrein van de oude Oosterbegraafplaats en gelegen tussen de Mauritskade, het Oosterpark en de Linnaeusstraat. Aanvankelijk gevestigd in Paviljoen Welgelegen te Haarlem. In 1910 namen dr. J.T. Cremer, oud-minister van koloniën en erevoorzitter van het bestuur van het museum, en het Tweede-Kamerlid dr. H.F.R. Hubrecht het initiatief tot verplaatsing naar Amsterdam van het 'Koloniaal Instituut' ter huisvesting van volkenkundige collecties en ter verzameling en verspreiding van kennis over de voormalige Nederlandse koloniën en de tropen. Met vele prominenten richtten zij hiertoe de 'Vereeniging Koloniaal Instituut' op. Het definitieve ontwerp van het gebouw met een vloeroppervlak van twaalfduizend vierkante meter, waarin behalve een museum (met afdeling volkenkunde en afdeling handelsmuseum) ook laboratoria, gehoorzalen en kantoorruimten moesten worden gehuisvest, werd in 1913 gemaakt door de architecten J.J. en M.A. van Nieukerken. Het ontwerp is traditioneel en historiserend, waarbij gebruik is gemaakt van een rijke neo-renaissance in Hollandse stijl. Begin 1915 gingen de bouwwerkzaamheden van start, maar de eerste wereldoorlog en financiële problemen veroorzaakten langdurige vertragingen. In 1926 werd het instituut geopend door koningin Wilhelmina. Opvallend aan en in het gebouw zijn de vele decoraties. Een speciale Commissie voor de Symboliek heeft zich hiermee bezig gehouden. Het meeste beeldhouwwerk is van de hand van J.L. Vreugde. Verder werkten de kunstenaars: J.A.H. Alexander, J. Bronner, A.S.N.L. Dupuis, J. Kaas, W.O.J. Nieuwenkamp, H. Paulides, N.J. van Ravensteijn, W.M. Retera en J.C. van der Ven aan de verfraaiing van het gebouw. Ondanks latere wijzigingen in verband met de veranderde opvattingen over presentatie en functie, is nog veel van de oorspronkelijke opzet bewaard gebleven, vooral in het rijk met beeldhouwwerk gedecoreerde exterieur (zoals ondermeer W.A. Retera, L.J. Vreugde en W.O.J. Niewenkamp). De compositie van alle onderdelen van de royaal gedecoreerde hal van het Instituutsgebouw werd verzorgd door E. Quagligno.

Omschrijving

Het Koninklijk Instituut voor de Tropen bestaat uit verschillende aaneengesloten en verbonden delen die als bouwvolumina toch een hoge mate van gescheidenheid behouden hebben. Met uitzondering van het zogenaamde kwadrant onder plat dak, dat de verbinding vormt tussen het instituutsgebouw en het museum, zijn de afzonderlijke eenheden op rechthoekige grondplannen tot stand gekomen. Grotendeels laten zich een souterrain en een bel-etage en twee verdere bouwlagen onderscheiden. Het geheel wordt gedekt door een samenstel aan zadeldaken, schilddaken, tentdaken, spitsen en 'toits en pavillon' met grijsblauwe leien in Maasdekking. De tentdaken hebben een zwenking aan de onderzijde van de schilden. Op de noklijn gemetselde schoorstenen met accenten in natuursteen en in verschillende uitvoering. Verschillende pirons en smeedijzeren bekroningen en koperen torenhelmen op spitsen, tentdaken en 'toits en pavillon'. Dakkapellen in verschillende uitvoering en afmeting en met kruisvenster of kleiner venster en onder kleine ingestoken kap met in- en uitzwenkende top met fronton of met halve spits onder piron. Met uitzondering van de geveltoppen worden de gevels recht afgesloten met een uitkragende geprofileerde gootlijst op deels gemetselde en gelede consoles. De gevels zijn opgebouwd uit bakstenen in staand verband en accenten en cordon- en gevellijsten in Franse kalksteen. De gevels hebben een symmetrische opbouw en ritmische verdeling van de vensters. Vensters hebben natuurstenen dorpels en kraag- en hoekstenen en kader met middenstijl met kolonnet en kalf en ramen met roedenverdeling. In het basement zijn de vensters enkelvoudig of paarsgewijs geplaatst en eenvoudiger en halfrond getoogd. Op de verdiepingen bevinden zich vensters in verschillende uitvoeringen als kruisvensters en smalle vensters met bovenlicht en brede vensterpartijen met meervoudige geleding en brede vensters met getoogd en geleed bovenlicht.

Het instituutsgebouw: Ten opzichte van het geheel bevindt het instituutsgebouw zich in het westen. Het instituutsgebouw bestaat uit een centrale en zeer monumentale hal met entree en waaraan in het oosten de vleugel met de oorspronkelijke burelen, studiekamers met entresol voor de handbibliotheken en cursuslokalen van het instituut. Ten noorden van de hal bevindt zich de bestuursvleugel waarboven de grote aula (oorspronkelijk voor 680 toehoorders) met koninklijke ingang. Ten westen van de hal bevindt zich de kleine aula (oorspronkelijk voor 120 toehoorders) met aangrenzend boekenhuis met bibliotheek en leeszaal. De voorgevel van het instituutsgebouw heeft de imposante hoofdtoegang rechts van het midden. Bordes en hoge trap met natuurstenen hoekposten met gedragen globes en natuurstenen leuning. Tripartite toegangspartij met zeer rijk geornamenteerde zandstenen kaders met pilasters, segmentvormige frontons met reliëfs en beeldhouwwerk in de timpanen. De centrale sluitsteen boven de hoofdingang draagt de beeldtenis van Jan Pieterszoon Coen, eerste gouverneur- generaal van het voormalig Nederlands-Indië. De vulling van het centrale timpaan symboliseert de doelstelling van het toenmalige Koloniaal Instituut. Smeedijzeren traliewerken voor het glas van de toegangsdeuren. Het hekwerk voor de hoofdingang dateert uit 1770 en was als Muiderhek geplaatst op de brug bij de Muiderpoort. Alle beeldhouwwerken aan deze voorgevel wijzen op de fundatie van de koloniën en op het wetenschappelijk contact tussen Nederland en het voormalig Nederlands -Indië. Boven de hoofdtoegang een geveldeel onder in- en uitzwenkende geveltop. Dit geveldeel wordt geflankeerd door twee hoge hoektorens op rechthoekig grondplan en met zes bouwlagen boven het maaiveld. Links van de hoofdtoegang een vleugel met zowel aan de voorzijde (Mauritskade) als achterzijde (Oosterpark) een gevel met acht traveeën. Deze vleugel van het instituutsgebouw wordt risalerend afgesloten met een dwarsvleugel of paviljoen van vier traveeën breed en onder in - en uitzwenkende geveltop aan voor- en achterzijde. Aan de achter- of parkzijde bevindt zich rechts van de gevel nog een traptoren. De gevels van de bestuursvleugel onder zadeldak zijn zeven traveeën breed en hebben hoge vensters op begane grond en verdieping. De gevel wordt geleed middels steunberen met verjonging en verbinding met gedrukte bogen. In het zuiden bevindt zich de koninklijke entree als grote portiek onder in- en uitzwenkende geveltop en met zes treden hoge trap naar bordes en centrale dubbele toegangsdeur met lichten, pilasters, kalf, bovenlicht en twee getoogde zijdeuren onder rond venster. In de geveltop een grote vensterpartij met tien ramen. De bestuursvleugel heeft vier octogonale traptorens. Verder vergaarbakken en sierankers. In het westen een grote maar lagere vleugel waaraan traptoren en driezijdig uitgebouwde abside van de kleine aula en waaraan een zich naar het noorden toe uitstrekkend boekenhuis van zes minder hoge bouwlagen boven het maaiveld. De regelmatig onderverdeelde gevels hebben kleinere vensters. Aan de oostzijde bevinden zich twee series kleine, rechthoekige en gestapelde balkons op alle bouwlagen; destijds bedoeld om het stof van de boeken te kloppen. Het interieur bevat de rijk uitgemonsterde hal met balcon en met koepel en met uitbundig gebruik van twaalf zeldzame soorten Italiaans marmer, waaronder vert polcevera. De grote marmeren vloerplaten zijn zo gezaagd dat ze een tapijtpatroon vormen. Verder messing lampen, wandschilderingen, herdenkingsplaquettes en beeldhouwwerken, waaronder de bustes van de initiatiefnemers J.F. Cremer en H.F.R. Hubrecht. De majolica-decoraties zijn vervaardigd door De Porceleyne Fles te Delft. Ook de overige gangen met gordelbogen met gedichte zwikken en trappenhuizen zijn rijk gedecoreerd met marmeren vloeren en natuurstenen aankleding en tegel- en snijwerk en sierlijk smeedijzeren hekken. Verbindende trappen leiden naar de grote aula ten noorden van de hal met zeer fraaie open dakstoel en grote collectie beeldhouwwerken op onder meer kraagstenen en balkkoppen en met met zeer uitgebreid iconografisch programma. De bestuurskamers onder de aula hebben lambrizeringen van Scandinavisch eikenhout, geschilderde cassetteplafonds en - als in de overige ruimten - messing hang- en sluitwerk in de vorm van dierfiguren. In de raadzaal bevindt zich de monumentale schouw met beeldhouwwerk. In de vestibule en toiletruimte van deze bestuursvleugel bevindt zich een decoratie met tegelwerk. In de vleugel met de burelen en lokalen bevinden zich ook grote verblijven met ranke houten wenteltrap en borstwering met houten snijwerk naar entresol met boekenkasten. In een van deze ruimtes nabij het linker trappenhuis bevindt zich een zeldzame'houtbibliotheek'. De kleine aula heeft een houten lambrizering en een driezijdig uitgebouwde toegang en absis en een beschilderd cassetteplafond. In de bibliotheek bevindt zich op de verdieping een rechthoekige leeszaal met open dakstoel en fraaie lambrizering met boekenkasten en beeldhouwwerk.

Het kwadrant: Voormalig kantoorgedeelte, in oorsprong gebruikt voor de handel in tropische producten. Dit kwartronde gebouw met dito binnenplaats bevindt zich als een verbindende gang in de oksel tussen het instituutsgebouw en het museum en bevat kantoren aan de zijde van de Mauritskade. Aan het exterieur bevindt zich in het midden een entree met trap met gemetselde posten waarop smeedijzeren sierlantaarns. Verder een gemetselde wering en een klein bordes waaraan de getoogde en dubbele eikenhouten toegangsdeur in rijk geornamenteerd en van beeldhouwwerken voorzien kader met onder meer tekstfries en dubbel bovenlicht. De entree met flankerende vensters risaleert ten opzichte van de aan beide zijden vier traveeën brede segmentvormige vleugels. Rechte gevelbeëindiging met lage balustrade met gemetselde tussenposten. In het interieur bevindt zich een eenvoudige hal met kantoorruimte aan weerszijden en met een gebogen gang met zicht op de binnenplaats.

Het museum: Ten opzichte van het geheel bevindt het museum zich in het oosten. Het museum vindt slechts op één hoek aansluiting met het kwadrant en is verder een zelfstandige eenheid. Gebouw met grote afmetingen op rechthoekig grondplan en met vier tot vijf bouwlagen en met aangebouwd deel voor de kantoren en directievertrekken en ateliers en werkplaatsen aan de zijde van het Oosterpark. Het museum, met de imposante voorgevel waarin de entree aan de Linnaeusstraat, is een zogenaamd daglichtmuseum, met grote en centrale en rechthoekige overdekte lichthof met dubbele glazen bekapping. De binnenste schil heeft een langgerekt en gedrukt tongewelf; de buitenste schil heeft een zadeldak. Vier en een halve intercolumnia met spanten van voorgetrokken beton waartussen ijzeren geleding. Op de lichthof komen van de drie bouwlagen de arcades met deels gekoppelde zuilen uit. Verder natuurstenen balustrade, bewerkte kapitelen, gemetselde bogen met natuurstenen hoek- en sluitstenen, majolica-decoratie bij het fries en een monumentaal en fraai geornamenteerd open trappenhuis aan de korte zijde in het westen. De depots bevinden zich als oorspronkelijk in het souterrain met oorspronkelijke betegeling op de vloeren van de gangen. Het souterrain wordt verlicht door een serie deels gekoppelde en halfrond getoogde vensters met traliewerk, en is toegankelijk middels groengeschilderde dubbele deuren met lichten en met sierlijke gehengen en schampstenen. De lange vleugels zijn negen traveeën breed en hebben getoogde negenruits vensters met verdere roedenverdeling. Aan de zuid- of parkzijde wordt de strenge ritmiek onderbroken door de aanbouw. Op de vier hoeken bevinden zich licht risalerende en hoger opgetrokken paviljoens onder tentdak. Paviljoens met vensters in verschillende uitvoering; smalle vensters met bovenlicht flankeren bredere partijen met drie gekoppelde vensters. Bij de vijfde bouwlaag getoogde en minder hoge vensters als bij sousterrain. De achtergevel is zes traveeën breed en heeft een breed en diep terras met trappen. Voorgevel met hogere en rijk gedetailleerde hoekpaviljoens met tentdaken met koperen helmen en gebeeldhouwde friezen onder de vensters voorstellende de vier voornaamste godsdiensten (christendom, islam, hindoeïsme en animisme) en landbouwcultures (rubber, tabak, suiker en rijst) van het voormalig Nederlands-Indië. Het tentdak van het rechter paviljoen heeft aan de straatzijden in een kapel een wijzerplaat en reliëfs. Aan de voorgevel een drie traveeën brede middenrisaliet met hoge en brede meervoudig gelede vensters en in- en uitzwenkende geveltop met bekronend fronton en met gebeeldhouwd fries en vrijstaande beelden op piëdestals. Tussen de risalieten een één travee breed tussendeel. Het aangebouwde deel aan de zuid- of parkzijde heeft een voorgevel aan de Linnaeusstraat. Aan weerszijden van de drie traveeën brede middenrisaliet bevinden zich vier traveeën brede vleugels met kruisvensters over de twee bouwlagen boven het maaiveld. In de middenrisaliet met in- en uitzwenkende topgevel bevindt zich de oorspronkelijke hoofdingang van de 'afdeling volkenkunde' met toegangspartij met trap, bordes en natuurstenen posten en kader en ovaal bovenlicht met flankerend beeldhouwwerk voorstellende een Balinese priester en een figuur die de geschiedenis van het oosten vertelt terwijl hij wijst naar een kala-kop, een monsterkop met uithandgende lotusbloemen. De linkervleugel eindigt eveneens met een in- en uitzwenkende topgevel. Aan de achterzijde bevindt zich evenwijdig aan het musemgebouw een vier traveeën brede vleugel met in- en uitzwenkende topgevel. In de oksel tussen voorbouw en achtervleugel bevindt zich een bouwdeel van drie bij één travee. Verder een laag bordes ter hoogte van het sousterrain.

Waardering

Koninklijk Instituut voor de Tropen is met instituutsgebouw, kwadrant en museum met aangrenzende bebouwing van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische, cultuurhistorische en typologische waarde. Verder van belang vanwege de bijzondere positie in het stadsbeeld en vanwege de kunsthistorische waarde in verband met het aanwezige werk aan interieur en exterieur van vele bekende Nederlandse kunstenaars. In de architectuur is bewust aansluiting gezocht met de 'Hollandse bouwkunst'- traditie, terwijl in de decoratie tevens verwijzingen naar de koloniën zijn opgenomen. Zowel in het architectonisch als ornamenteel concept, als wat betreft de oorspronkelijke functionele opzet, is het gebouw kenmerkend voor de toenmalige opvattingen over Nederland en de koloniën. Tevens van belang als hoofdwerk van het bureau Van Nieukerken.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Nee Cultuur, gezondheid en wetenschap Onderwijs en wetenschap Wetenschappelijk instituut Koninklijk Instituut voor de Tropen
Ja Cultuur, gezondheid en wetenschap Welzijn, kunst en cultuur Museum Tropenmuseum

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1913
1926
exact
1913=ontwerp;1926=opening

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Neo-Renaissance
invloeden
Heroriëntatie op tradit. bouwwijzen
invloeden

Ambachten

Vakman Beroep Toelichting
Nieukerken, Gebr. van ; Stad Amsterdam
architect / bouwkundige / constructeur
J.J. en M.A. van Nieukerken