Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
529085
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82896/63
Kadastrale aanduiding
Sloten Noord-Holland C 9397
Admiraal de Ruijterweg 406, 1055 ND te Amsterdam

Omschrijving

Inleiding

KERK, (R.K.) Sint Franciscus van Assisi. Het in voornamelijk Neo-Romaanse bouwstijl opgetrokken kerkgebouw is ontworpen door P.J. Bekkers in 1910 en door de aannemers Nollens en Heymerdink in 1911 uitgevoerd. Karakteristiek voor deze bouwstijl is onder meer de rijzige hoektoren met spaarvelden en detailleringen als rondboogfriezen en een dwerggalerij. Verwijzingen naar de romano-gotiek zijn te vinden in het radvenster in de voorgevel met drie portalen, de toepassing van rudimentair uitgevoerde luchtbogen en tripletvensters. De kerk is gebouwd ter vervanging van de 'Boomkerk' in de Kalverstraat, een schuilkerk uit 1730, verbouwd in 1844, die moest wijken voor een groot warenhuis. Diverse hergebruikte onderdelen en kerkschatten herinneren nog steeds aan de voorganger van deze kerk: twee gevelstenen en in het interieur bijvoorbeeld verscheidene beelden, twee schilderijen en het Hilgersorgel en twee altaren. Het kerkgebouw is gelegen aan de Admiraal de Ruyterweg, op de hoek met de Van Gentstraat, waar zich ook de toren bevindt. Via een tussenlid aan de noordwestzijde is de pastorie bereikbaar.

Omschrijving

De in bakstenen kruisverband opgetrokken kerk van het basilicale type heeft een plattegrond in de vorm van een Latijns kruis. De zadel-, schild- en kegeldaken zijn deels met leien (Maasdekking) gedekt. De torenhelm rust op een vierkante grondslag; de viering is met een open houten dakruiter met achtzijdige naaldspits bezet. De oostpartij wordt met een apsis afgesloten, geflankeerd door apsidiolen van de zijkapellen aan weerszijden van het koor. Een laag tussenlid verbindt deze met twee identieke halfrond eindigende annexen. Alle gevels worden door een boogfries afgesloten en waar het een topgevel betreft is deze als variant klimmend uitgevoerd. In de dakvlakken van kerkschip, transepten en apsis komt een dakkapel met luik voor met aangekapt zadeldakje, voorzien van een piron.

De voorgevel (zuidwestzijde) bevat de entreepartij met drie portalen onder een van een radvenster voorziene middenbeuk onder een topgevel. Links bevindt zich een in een topgevel eindigende zijbeuk en rechts een uit drie geledingen bestaande hoektoren met torenhelm. De drie rondboog portalen hebben drie gekoppelde topgevels en worden door siersmeedijzeren hekken afgesloten. De topgevels, met engelen in de tegeltableaus, worden bekroond door natuurstenen medaillons die naar beneden in lekgoten en spuwers uitlopen. De basementen van de muurdammen tussen de portalen, alsook de aanzetblokken van de bogen zijn in natuursteen uitgevoerd en klemmen op de hoeken geplaatste gemetselde kolommen in. De portaaldeuren zijn voorzien van smeedijzeren sierbeslag. Het midden in de gevel geplaatste, natuurstenen radvenster wordt in de bovenste helft door een waterlijst omgeven. Het raam is in trapsgewijs metselwerk licht teruggezet en wordt ondersteund door een natuurstenen blok met lekgootje. Onder de topgevel komen enkele lichtspleten voor en is een beeld van Maria met Kind onder een troonhemel aangebracht. In de kruin van de geveltop komt een in een blok uitgespaard Andreaskruis voor. Een hoekliseen die uitmondt in een soort pinakel scheidt het schip van de linker zijbeuk. Deze heeft boven een natuurstenen cordonlijst drie gekoppelde rondboog vensters onder een streks boog. De gevel heeft een beeld van St. Antonius van Padua. De kruin van de geveltop is hier voorzien van een natuurstenen wijdingskruis. De linker steunbeer op de hoek heeft een vergelijkbare pinakel als bovengenoemde liseen. De hoektoren rechts heeft in de eerste geleding een triplet venster dat op een gemeenschappelijke natuurstenen lekdorpel rust. Daarboven bevindt zich het beeld van St. Franciscus van Assisi. Onder de waterlijst, die zich vanuit de aanzet van de topgevel van de naastgelegen middenbeuk voortzet en de eerste torengeleding afsluit, komen drie lichtspleten voor. Vanaf de tweede geleding komen de vier, aan elkaar identieke zijden van de toren geheel vrij. Deze geleding bevat drie rondboogvormig afgesloten spaarvelden met in de kop een rondboograam en beneden een lichtspleet. Ter plaatse van de waterlijst bevindt zich een wijzerplaat in een met geglazuurde tegels bezet ruitvormig veld. De zone met drie gekoppelde halfrond beëindigde galmgaten, waarin een opengewerkte borstwering is opgenomen, is boven voorzien van een tegelmozaïek. Een diep rondboogfries sluit de geleding af. De torenhelm sluit aan op een fronton met drie blindnissen en wordt bekroond door een kruis met windhaan. Klokkenstoel met gelui bestaande uit een klok van Petit und Gebr.Edelbrock/Eijsbouts, 1911, en twee moderne klokken. Mechanisch torenuurwerk, B. Eijsbouts, 1933, later voorzien van elektrische opwinding. De linker zijgevel (noordwestzijde) heeft een apsidiool met vijf lancetvensters en in de zijbeuk tripletvensters. In de tweede en derde travee komt onder een tripletvenster een gevelsteen voor van de oudere kerk uit 1730. De steunberen eindigen in een pinakel waarop een rudimentaire luchtboog uitkomt. Tussen de luchtbogen, in de lichtbeuk bevinden zich tripletvensters en rondboogfriezen. In de transeptarm zijn vijf op een gemeenschappelijke lekdorpel geplaatste lancetvensters zichtbaar onder een tripletvenster. De zijmuren van het transept bevatten eveneens tripletvensters. In de oksel van het transept en het koor bevindt zich een door een tentdak gedekte zijkapel, met aan de zijde van de apsis een apsidiool, gevolgd door een tussenlid (met zinken dakje) en annex met omlopend schilddak. Aan de noordzijde heeft deze uitbouw een veel kleinere apsidiool. Het tussenlid heeft een beslagen deur, de annex rondboogvensters. De achtergevel (noordoostzijde) heeft de hoge apsis met kalot geplaatst tegen de eindgevel van het middenschip. De gevel van de apsis is door lisenen in vijf spaarvelden met een glas-in-lood rondboogvenster onderverdeeld. Boven wordt deze afgesloten door een dwerggalerij op een natuurstenen band. Onder grenst een smalle, met zinken lessenaarsdakje gedekte rondgang tegen de apsis aan. De rechter zijgevel is nagenoeg identiek aan de linker zijgevel. De eindgevel van het zuidelijk transept bevat op de begane grond een entreepartij met beslagen vleugeldeuren onder een latei met blind boogveld. De schuine zijden onder het als topgevel eindigende portaal is voorzien van vlechtingen.

Interieur

Het driebeukige interieur heeft gemetselde kruisgewelven en een gemetselde koepel boven de viering. De zijbeuken worden van het middenschip gescheiden door halfronde scheibogen op gelaagde pijlers. De orgelgalerij vormt de eerste travee, het schip de volgende twee. De viering is (waarschijnlijk) twee traveeën, het koor één travee met apsis. Beide transepten hebben één travee, de zijbeuken eindigen in apsiden. Het schip, de koortravee en de transeptarmen hebben kruis(graat)gewelven, de viering en zijbeuken gemetselde koepelgewelven. De vieringpijlers zijn, net als de andere pijlers van het schip, vierkant van plattegrond. Tegen de binnenmuur van de apsis zijn colonetten geplaatst die eindigen in teerlingkapitelen. In het metselwerk wisselen rode en gele baksteen elkaar af. Het oorspronkelijke bankenplan op plankier is deels bewaard gebleven. De vloer bevat een patroon van rood, bruin en zwart geglazuurde tegels. De communiebanken zijn nog aanwezig. Van het oorspronkelijke kerkmeubilair zijn voorts nog vijf biechtstoelen aanwezig. Het hoofdaltaar stamt uit de bouwtijd, de altaren in de kapellen aan weerszijde van het koor zijn afkomstig uit de schuilkerk. In de doopkapel aan de westzijde bevindt zich het doopvont. Boven de entree bevindt zich op de orgeltribune met gemetselde borstwering, het tweeklaviers orgel, in 1774 door P. Hilgers gemaakt. In 1816 verbouwd door L. van den Brink. In 1959 gerestaureerd door Verschueren Orgelbouw en uitgebreid met een vrij pedaal. De tribune, met cassettenplafond, rust op zwart natuurstenen zuilen. Twee zijaltaren (1e helft 18e eeuw); drie van het voormalige hoofdaltaar afkomstige beelden: verrijzende Christus, St. Bernardinus en St. Lodewijk (eerste helft achttiende eeuw); een madonnabeeld en een beeld van St. Antonius (17e eeuws en afkomstig van de binnenplaats van de vroegere schuilkerk?); een schilderij voortstellende de Hemelvaart van Maria (1e helft 18e eeuw) en een schilderij voorstellende de aanbidding der herders (1722 door N. van Bloemen); gesneden fragment van de inrichting van de vroegere schuilkerk, o.a. met twee engelen (1e helft achttiende eeuw) in de doopkapel. De preekstoel bevindt zich op zolder.

Waardering

De Boomkerk met bijbehorende oudere onderdelen uit 1911 is wegens cultuur- en architectuurhistorische waarde van algemeen belang als gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een vroeg 20e eeuwse kruisbasiliek in neo-romaanse trant en, meer specifiek, als opvolger van een rooms-katholieke schuilkerk. De kerk heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de markante hoektoren.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Religieuze gebouwen Kerk en kerkonderdeel Kerk

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1910
1911
globaal

Bouwtypen

Hoofdcategorie Subcategorie Bouwtypen Toelichting
Religieuze gebouwen Kerk en kerkonderdeel

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Neo-Romaanse stijl
invloeden