Complexgegevens

Complexnummer
512283

Omschrijving

Omschrijving

In structuur en deels in detail gaaf bewaard complex van de voormalige buitenplaats Spaarnberg met HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (1), DIENSTWONING (2), HEK MET TWEE TOEGANGSHEKKEN (3), TUINMUREN (4). De geschiedenis van de historische buitenplaats Spaarnberg is in bronnen terug te traceren tot in 1627 wanneer Hans Huybertsz van Claerenbeeck, bleeker, een "schone welgelegen blekerij met huis en getimmerte met bijbehorende landerijen" (groot 7 morgen en 399 roeden), de kern van het latere grondgebied van de historische buitenplaats Spaarnberg, verkoopt aan Quirijn van Napels en Cornelis Pietersz Floren. Het goed wordt van oudsher doorsneden door een weg (Wüstelaan), die de scheidingsgrens vormde tussen de oostelijk gelegen huisplaats op de lagere veengronden en de westelijke gelegen overplaats gelegen op de hogere duin- of bleekgronden. Op de kaart van de blekerij door P. Wils uit 1645 kan worden waargenomen dat de hofstede toen vooral nog een utilitaire functie had en omgeven was door een geometrisch patroon van kleine bleekvelden en grote agrarische percelen, van elkaar gescheiden door waterlopen. Vergelijking van de kaart met de huidige situatie (2002) ter plekke leert dat de kadastrale percelen 6238 en 6239 sinds de 17de eeuw in hun hoedanigheid grotendeels ongeschonden zijn gebleven. Spaarnberg behield zijn utilitaire functie tot in het begin van de 19de eeuw, maar had sinds de tweede helft van de 17de eeuw eveneens de betekenis van buitenplaats. Op een kaart van Spaarnberg uit 1810 is te zien dat de hofstede iets is verplaatst in vergelijking met de situatie uit 1645. Aan de ZO-zijde was de hofstede 3-zijdig uitgebouwd. Deze uitbouw was loodrecht op het kanaal gesitueerd dat thans in slingerende vorm de scheiding vormt tussen de hierboven genoemde kadastrale percelen. Dit kanaal was voor Spaarnberg de doorgangsroute naar De Delft, die in die tijd tot in de 19de eeuw een belangrijke waterverkeersroute vertegenwoordigde. Alhoewel de situering van de driezijdige uitbouw van de blekerswoning loodrecht op het kanaal uit infrastructurele overwegingen verklaard kan worden spelen hierbij vermoedelijk ook landschapsarchitectonische motieven een rol. Vanuit deze uitbouw was er namelijk een gezicht loodrecht over de waterallee; de allee had dus in die tijd vermoedelijk eveneens de sierfunctie van 'grand canal'. De ontwikkeling van Spaarnberg van blekerij tot blekerij en buitenplaats vindt plaats tussen 1655 en 1698, wanneer Mattheus Steyn, burgemeester van Haarlem, eigenaar van de hofstede is. Steyn geeft de blekerij, bestaande uit een blekerswoning met paardestal, en wagenhuis, kleine boomgaard, schuur en twaalf bleekvelden in erfpacht uit aan Barthel Hoofman, maat behoudt hiervan de helft van de paardestal, de helft van het wagenhuis en behoudt eveneens het speelhuis. Bij de erfpacht wordt bedongen dat de pachter het licht en het zicht op het speelhuis nimmer mag versperren. Voorts behoudt Steyn onder meer een grote boomgaard, viswater en het recht over de begroeiing. Speelhuis behoort in dit verband niet als tuinhuis maar als buitenhuis geïnterpreteerd te worden. Vermoedelijk was het speelhuis gesitueerd in de driezijdige uitbouw aan de achterzijde van de blekerswoning. De vereniging van speelhuis in een boerderij (in dit geval blekerswoning) tot één bouw-ensemble was omstreeks het midden van de 17de eeuw gebruikelijk. In de 18de eeuw is deze hoedanigheid van Spaarnberg waarschijnlijk niet ingrijpend gewijzigd. Wanneer in 1818 Maria Tirion, weduwe van Jan Rusburg, wiens familie Spaarnberg al sinds de eerste helft van de 18de eeuw in eigendom had, Spaarnberg verkoopt aan Adriaan van der Hoop, wordt in de verkoopakte Spaarnberg aangeduid als hofstede met herenhuis, tuinmanswoning, stal, koetshuis, tuinmanshuis en koepel, waaruit de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat Spaarnberg ook in het begin van de 19de eeuw een utilitaire betekenis èn een functie als buitenplaats had. Van der Hoop koopt een gedeelte van hetgeen thans als Spaarnberg bekend staat. Naast de hofstede met het omringende erf strekte het grootste deel van het gebied dat in de koop besloten was zich uit aan de overzijde van de Wüstelaan, de overplaats van Spaarnberg. De weilanden aan de ZO-zijde van de huisplaats aan weerszijden van de waterallee naar de Delft vielen niet onder de verkoop. Uit de bepaling die Van der Hoop in de verkoopacte heeft laten opnemen blijkt echter wel dat dit gebied zijn belangstelling had. In de verkoopacte wordt namelijk bepaald, dat Maria Tirion de waterallee naar De Delft te allen tijde voor het gebruik van de eigenaars van Spaarnberg moest laten en voorts verplichtte Maria Tirion zich op de weilanden aan de ZO-zijde geen bos te planten of gebouwen op te richten die het gezicht over de weilanden op De Delft zouden kunnen belemmeren. Alhoewel Van der Hoop dus geen eigenaar van deze weilanden werd wilde hij er van verzekerd zijn dat hij vanuit zijn plaats een vrij uitzicht over de waterallee en de weilanden had. Pas in de jaren '40 van de 19de eeuw had hij het totaal van deze weilanden in zijn bezit. Hierin ligt de reden dat Van der Hoop bij de grootschalige transformatie, die Spaarnberg in zijn tijd onderging, zich in eerste instantie richtte op de heraanleg van de overplaats. Een uitzondering hierop vormt de aanleg van de moestuin en boomgaard met slangenmuur; deze werd in de jaren '20 van de 19de eeuw aangelegd (de huidige inrichting van de moestuin en boomgaard is voor de bescherming van ondergeschikt belang). In 1834 maakte Jan David Zocher een ontwerp voor overplaats van Spaarnberg en voor het parkgedeelte op de huisplaats. De belangstelling van de eigenaar voor de weilanden aan de ZO-zijde komen in het plan van Zocher overigens wel naar voren. De waterallee naar De Delft heeft in het plan van Zocher een slingervormig verloop gekregen. De interesse van Van der Hoop voor dit deel van de aanleg spreekt niet zozeer alleen uit het ontwerp zelf maar vooral uit het gegeven dat hij Zocher een ontwerp heeft laten maken voor een terreingedeelte dat hij nog niet in zijn bezit had. In 1835 ontwierp Zocher een chaletvormige dienstwoning (thans restaurant) op de overplaats. Deze dienstwoning met aangrenzende vijverpartij in landschapsstijl en wandeling hieromheen is het deel van het overpark waar de bescherming zich op richt. Het overige deel van Zocher's ontwerp van het overpark is door de aanleg van een villawijk en het Burgemeester Rijkenspark grotendeels verloren gegaan. In 1846 werd de slingerende vijverpartij met doorzicht vanuit het landhuis over de vijver en weilanden, dat op Zocher's plan uit 1834 is aangegeven, pas uitgevoerd. Toen werd eveneens door Zocher de hertenkamp aangelegd. Onder het beheer van Van der Hoop werd de hofstede uitgebreid en getransformeerd tot een buitenplaats, die bekendheid kreeg vanwege de door Van der Hoop bijeengebrachte collectie exotische planten en gewassen. Deze verzameling werd in 1835 door prof. De Vriese beschreven in het boek 'Hortus Spaarnbergensis'. De structuur van het park rondom de huisplaats door Zocher, zoals dit omstreeks 1846 gereed is gekomen, is in grote lijnen, ondanks wijzigingen later, herkenbaar gebleven. In 1893, toen Spaarnberg in het bezit was van Olga von Gotsch (gehuwd met Justus Rudolf Wüste), liet zij de parkaanleg wijzigen naar ontwerp van de architect L.P. Ritter. Ritter sloot één van de doorzichten vanuit het huis over de weilanden met een rij bomen (zoals thans) en liet de slingerende beek tussen de moestuin en boomgaard (met slangemuur) en het parkgedeelte rondom het huis tot zijn huidige verloop vergraven. Ook veranderde hij de aanleg van de waterpartij tussen het landhuis en de weilanden. Daar waar deze partij eerst in een soort curve eindigde en als smalle waterloop in zuidelijke richting doorvoerde, liet Ritter deze waterpartij tot één ruime curve vergraven. Deze veranderingen zijn zichtbaar op de Topografische en Militaire kaart uit 1898-1903. In deze tijd was er een doorzicht vanaf het koetshuis over een open ruimte (kadastraal perceel 8450) langs één der moestuinmuren in zuidelijke richting, zoals genoemde topografische kaart laat zien. Het is niet bekend of dit doorzicht, dat niet meer bestaat, van de hand van Zocher of Ritter was. Omstreeks 1909 maakte Springer een ontwerp voor het park van Spaarnberg dat werd uitgevoerd. Het huidige slingerpadenpatroon aangrenzend aan de slingerende beek tussen de moestuin en boomgaard en de parkaanleg rondom het voormalige landhuis (nu appartementencomplex) is van zijn hand. Op de open ruimte (thans met opschot gevuld) bij het koetshuis legde hij een rozarium aan, dat waarschijnlijk tijdens de Tweede Wereldoorlog is gesneuveld. Aangezien deze open ruimte (kadastraal perceel 8450) in de loop der tijd diverse veranderingen heeft ondergaan en de huidige aanleg ervan als niet historisch beschouwd kan worden, is deze ruimte voor de bescherming van ondergeschikte betekenis. Ook het erf van het koetshuis is thans niet meer als historisch aan te merken. Dit erf valt thans buiten de bescherming Het park kwam gehavend de Tweede Wereldoorlog uit. Plaatselijk was vanwege brandstoffennood veel hout geveld en waren open ruimten ontstaan en het park was overwoekerd door opschot en onkruid. Na de oorlog werd het door Zocher ontworpen landhuis afgebroken ten behoeve van de bouw van het seminarie het Lavigerie College. Dit werd in de jaren '90 van de vorige eeuw vervangen door het huidige appartementencomplex, dat vanwege zijn grote bouwvolume iets meer in noordwestelijke richting op de huisplaats werd opgetrokken. Het gebogen verloop van dit complex volgt het profiel van de waterpartij in landschapsstijl, dat in deze tijd iets werd verbreed.

Het koetshuis, appartementencomplex en de overige niet-genoemde bouwkundige onderdelen vallen buiten de bescherming.

Op de bij de omschrijving behorende kaart d.d. 6 juni 2002 is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de onderdelen aangegeven. De gearceerde gedeelten op deze kaart geven delen aan die buiten de bescherming vallen.

Waardering

De HISTORISCHE BUITENPLAATS SPAARNBERG is van algemeen cultuur-, architectuur- en tuinhistorisch belang - vanwege de aanleg in landschapsstijl naar ontwerp van J.D. Zocher jr.; - vanwege de toevoegingen aan deze aanleg door Ritter en Springer - vanwege de dienstwoning (thans restaurant) in chaletstijl naar ontwerp van J.D. Zocher jr.; - als één van de weinige voorbeelden van het werk van Zocher in het Kennemerland; - vanwege de gaaf bewaarde open ruimte van voormalige moestuin annex boomgaard met slangenmuur en tuinmuren; - vanwege de visuele samenhang tussen de complexonderdelen.