ETAGEWONINGEN. De twee reeksen bakstenen etagewoningen zijn in vergelijkbare trant gebouwd met drie bouwlagen onder platte afdekking, telkens gegroepeerd in blokken van twaalf woningen, die weer per zes zijn onderverdeeld met gezamenlijke ingangsportiek en trappenhuis, onderling door naar het achterterrein leidende poorten verbonden, en voorzien van voor- en achtertuinen.

De woningen zijn steeds aan elkaar gespiegeld, met afwisselend een blinde zijmuur aan de poortzijde, aan de voorzijde bij de hoek en in het midden een teruggerooide gevelpartij ten behoeve van balcons op de verdiepingen, steunend op bakstenen pijlers of muurdammen en met een lichtuitspringende schoorsteenpartij in de hoek met het rechte gevelvlak waarin de centrale ingangspartij en driedelige vensters; aan de achterzijde telkens gedeeltelijk teruggerooid ten behoeve van balcons op de verdiepingen. Bij de ingangsportiek, raamdorpels, balcons en daklijsten is telkens de toegepaste beton in het zicht gelaten.

De voortuinen worden omheind door lage bakstenen pijlers met houten hekken.

De blokken zijn aan de noordzijde per vier gegroepeerd en aan de oostzijde per zes, waarbij telkens een groter dwarsblok (nos 2-12 en 118-128) met langsgevel - in het midden teruggerooid, met balcons op de verdiepingen - evenwijdig aan de dwarsstraat (Irisstraat en Magnoliastraat) het blok afsluit.