Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
514498
Complexnummer
514497 - Begraafplaatscomplex
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82965/105
Kadastrale aanduiding
Hoog Soeren R 4311
Soerenseweg 71, 7314 JE te Apeldoorn

Omschrijving

Inleiding

ALGEMENE BEGRAAFPLAATS omsloten door smeedijzeren HEKWERK, gelegen aan de Soerenseweg nabij de hoek met de Jachtlaan.

In 1896 werd een aanvang gemaakt met de aanleg van een nieuwe begraafplaats aan de Soerenseweg, destijds nog op ruime afstand van de zich sterk uitbreidende kom van het dorp. Het terrein was in 1895 aangekocht van H. Hoegen Dijkhof. Hoewel de eerste begraving in 1897 plaats vond na het plotselinge overlijden van burgemeester J.A. van Hasselt, één van de belangrijkste promotors van het nieuwe terrein, zou het nog tot 1 januari 1900 duren, voordat de begraafplaats officieel in gebruik werd genomen. Door de explosieve groei van Apeldoorn werd al 15 jaar later, in 1915, een grootschalige uitbreiding gerealiseerd, waarmee het terrein haar huidige omvang bereikte.

Omschrijving

Algemeen:

De Algemene Begraafplaats aan de Soerenseweg is gelegen in het oostelijke deel van de bebouwde kom van Apeldoorn in de wijk Sprengenbos. Het terrein bezit in hoofdvorm een min of meer zeshoekige plattegrond. Het terrein wordt aan de noordzijde begrensd door de oost-west verlopende Soerenseweg, aan de oostzijde door de noord-zuid verlopende Zandloperweg, aan de zuidoostzijde door de Planetenlaan, aan de zuidwestzijde door de noordwest-zuidoost verlopende Schuttersweg en aan de noordwestzijde door de noordoost-zuidwest verlopende Jachtlaan. Aan de Zandloperweg is een smal rechthoekig kavel van het oorspronkelijke terrein afgescheiden ten behoeve van een (kringloop)bedrijf. In de noordwestelijke hoek van het terrein (hoek Jachtlaan/Soerenseweg) is een klein gedeelte afgescheiden ten behoeve van een transformatorhuisje uit het midden van de eerste helft van de 20ste eeuw.

Het terrein wordt vrijwel geheel omsloten door een eenvoudig smeedijzeren hekwerk met rechte hekstijlen en korte en lange spijlen, die eenvoudig gepunt eindigen. Er zijn drie horizontale regels. De stijlen worden aan de achterzijde gesteund door ijzeren steunen. Aan de Soerenseweg, nabij het trafohuisje, bevindt zich een enkelvoudig draaihek. Aan de Zandloperweg bevindt zich een niet meer in gebruik zijnde dubbel draaihek.

Hoofdentree:

De hoofdentree bevindt zich aan de Soerenseweg, echter niet in de middenas van het terrein, maar ten opzichte daarvan naar het oosten verschoven. Deze hoofdentree is bereikbaar via een ruime, segmentvormige oprijlaan met aan oost- en westzijde opritten. Het terrein tussen oprijlaan en Soerenseweg is ingezaaid met gras en kent een afwisselende beplanting, bestaande uit diverse solitaire loofbomen (waaronder esdoorn) en een groep rododendrons in de middenpartij. Langs de van grind voorziene oprit staan onder meer rode beuken. Aan de openbare weg wordt het terrein afgescheiden door een reeks ver uiteenstaande jonge paardekastanjes, die aansluiten bij de oudere laanbeplanting aan de overzijde van de Soerenseweg.

Hoofdstructuur:

Haaks op de hoofdentree vangt zuidelijk hiervan een lange noord-zuid verlopende hoofdas aan, waarvan het onderste uiteinde naar het westen is omgebogen en de hoofdas vormt van een monumentaal driekwartrond. De hoofdas wordt in het noordelijke deel doorsneden door een oost-west verlopende dwarsas met op de kruising een klein rond, waarop in 1897 burgemeester Van Hasselt werd begraven. Uitgaande vanuit de hoofdentree werd over de kop van het zo ontstane Latijnse kruis een groot ellipsvormig padenstelsel aangelegd, voorzien van brede gebogen paden, waaraan de representatieve 1ste klasse graven werden gesitueerd. Het juist genoemde kleine "Van Hasseltrond" grenst aan de zuidelijke zijde van deze ellips. Aan de noordzijde sluit op de ellips een halfcirkelvormig open terrein aan, dat deel uitmaakt van de hoofdentree.

Binnen de ellips werden eenvoudige rechte noord-zuid verlopende en rug-aan-rug gelegen gravenreeksen aangelegd, bestemd voor 2de klassegraven. Deze grafreeksen worden in het noordelijke deel doorsneden door gebogen en oost-west verlopende secundaire paden. De beide paden aan weerszijden van de hoofdas hoeken aan de noordzijde om, waardoor hier ruimte is geschapen voor een aantal 1ste klasse graven.

Tegen de noordoost- en noordwestflanken van de ellips sluiten segmentvormige vakken aan, die worden omgeven door sterk gebogen paden, bestemd voor 1ste klasse graven.

Ten zuiden van de ellips werden aan weerszijden van de hoofdas rechte reeksen 3de klasse graven aangelegd (oost-west verlopend en rug-aan-rug liggend), die in het oosten en westen aansluiten op gebogen paden en grote visblaasvormige terreinen met 4de klasse graven (tegenwoordig open terreinen, ingezaaid met gras). Zuidelijk hiervan bevindt zich aan weerszijden van de hoofdas een groot niet door paden doorsneden terrein, dat aan het uiteinde halfrond eindigt. Deze terreinen bevatten 5de klasse graven, die slechts via smalle stroken gras bereikbaar zijn.

De grote noord-zuid verlopende hoofdas buigt in het zuidelijke deel van de begraafplaats met een kwartrond naar het westen en vervolgt hier zijn weg als breed hoofdpad binnen de driekwartcirkelvormige hoofdstructuur van het westelijke deel van het terrein. Dit driekwartrond bezit als kern een bijna cirkelvormig klein rond met ingebogen oostzijde (hierop sluit het grote 5de klasse terrein met rondgebogen uiteinde aan, dat zich westelijk van de noord-zuid verlopende hoofdas bevindt). Het kleine rond bezit een dubbele krans graven, waarvan de meeste dateren uit het tweede kwart en het midden van de 20ste eeuw. Vanuit dit kleine rond wordt het grote driekwartrond ontsloten door zes, vrijwel het gehele terrein doorsnijdende paden, als de spaken van een wiel. Tussen deze radialen bevinden zich in de westelijke helft van het rond zes smalle, halfcirkelvormig verlopende paden met dicht opeen liggende, rug-aan-rug gelegen 2de en 3de klasse graven (2de klasse in het noordwestelijke kwart, 3de klasse in het zuidwestelijke kwart). Ook aan de buitenzijde van het grote hoofdpad bevinden zich vergelijkbare halfcirkelvormig verlopende paden, doorsneden door de radialen en secundaire radialen. Het zuidoostelijke kwart van het driekwartrond kent geen interne padenstructuur. Dit terrein was bestemd voor dicht opeen liggende 4de klasse graven.

Rondom het kruis met ellipsvormige hoofdstructuur en het driekwartrond is een grote krans van vrijwel evengrote ronden (en halfronden) aangelegd, met elkaar verbonden door omlopende paden. De tussen ronden, omlopende paden en hoofdstructuur gelegen vakken werden opgevuld met korte rechte of gebogen reeksen graven, in de noordoostelijke hoek 1ste klasse graven, in de noordwestelijke 2de klassegraven, in de zuidwestelijke hoek 3de klassegraven, in zuidoostelijke hoek 4de en 5de klasse graven. Deze (half)ronden zijn omgeven door kransen met graven en ook het middenterrein bestaat uit meestal dubbele reeksen kransvormig gerangschikte graven rondom een sterk begroeid hart. Oorspronkelijk waren zes complete ronden gepland en twee halfronden. Vooral in het zuidelijke deel van de begraafplaats is met de situering van enkele ronden en halfronden geschoven.

De aanleg, zoals deze in 1915 werd opgetekend (en ook op een luchtfoto is waar te nemen) werd in de loop van deze eeuw niet in zijn compleetheid vastgehouden. Niet alleen vond er, voornamelijk aan de noordwestzijde en in de zuidoosthoek een verdichting van de structuur plaats door het toevoegen van extra paden, ook werd de plaats van een aantal van de kleine ronden en halfcirkels verschoven. Een rond in de zuidoostelijke hoek kwam te vervallen, hoewel het wel was aangelegd. Dit is nog te constateren aan de bewaard gebleven beplanting, die eens het hart van het rond vormde. De ooit geplande ingang in de zuidwestelijke hoek van het terrein kwam te vervallen. Ook werd er op sommige plaatsen gekozen voor een andere klassenindeling.

De 1ste klasse graven zijn over het algemeen gelegen aan de meest representatieve, vrij brede paden. De opzet rondom de graven is ruim, ze liggen vrijwel nergens rug-aan-rug. Dit is wel het geval bij de 2de en lagere klassen graven. Deze graven zijn strenger geordend, liggen dichter opeen en bovendien rug-aan-rug in taludvormige stroken, ontsloten door iets lager gelegen paden.

De 4de en 5de klasse graven zijn op eenvoudige wijze gerangschikt in lange reeksen, vlak naast en achter elkaar. Paden ontbreken op de binnenterreinen. De graven zijn via smalle grasstroken bereikbaar.

Bij nagenoeg alle graven staan kleine hardstenen nummerpaaltjes. Deze bezitten een halfronde bovenzijde en zijn aan de voorkant voorzien van een ingehakt grafnummer, dat in de meeste gevallen correspondeert met de nummering op de in 1928 bewerkte kaarten.

Groenelementen:

Langs de meeste hoofdpaden en goed beschouwd rondom alle geledende elementen en vakken binnen de hoofdstructuur vindt men aan weerszijden laanbeplanting, in de meeste gevallen in de vorm van Hollandse eiken (met name in het noordelijke en noordoostelijke deel), linden (vooral in het middendeel) en groene beuken (met name in het westelijke en zuidelijke deel). Deze reeksen uniforme bomen vormen fraaie, verbindende elementen, die de hoofdstructuur accentueren. Op deze wijze wordt een duidelijke scheidslijn getrokken tussen de formele hoofdstructuur en de wat betreft groenelementen veel informeler ingevulde binnenterreinen. Laanbeplanting is ook aangebracht langs de buitenranden van de meeste ronden.

Er kan een aantal beplantingswijzen worden aangetroffen. Bij de breedste paden is er sprake van een dubbele laanbeplanting, d.w.z. aan beide zijden van het pad een rij bomen. Langs verschillende paden (onder meer de verbindende paden tussen de ronden) bevindt zich een enkelzijdige laanbeplanting. Meestal bevinden de bomenreeksen zich in smalle borders vòòr de graven, op sommige plaatsen echter staan ze geheel vooraan binnen de grafvakken (noordelijke deel ellipsvorm).

In het zuidoostelijke deel van de begraafplaats is de laanbeplanting in veel gevallen verdwenen of vervangen door jonge aanplant. Aan de noord-zuid verlopende hoofdas en langs de ellipsvorm staan Hollandse eiken (aan het noordelijke deel van de hoofdas jonge aanplant). Zuidelijk van de ellips staan deze eiken telkens aan weerszijden van de rug-aan-rug gelegen gravenrijen. De uiteinden van deze reeksen zijn beplant met rododendron. In het westelijke deel van het terrein bestaat de laanbeplanting vooral uit linden en beuken. Met uitzondering van de beuken, die geen intensieve ondergroei toelaten, staan met name de linden en eiken in smalle grasstroken.

De kleine ronden werden in het hart beplant met dennen, die inmiddels tot forse exemplaren zijn uitgegroeid. In het 1ste klasse gedeelte, waar de binnencirkel van het noordoostelijke rond slechts van een enkele krans graven is voorzien, bevindt zich achter de graven ook nog een krans grote rododendronstruiken. Ook de ronden kregen een laanbeplanting, soms dubbel (binnen- en buitenring), soms enkelvoudig (buitenring).

Op de binnenterreinen zijn het vooral solitaire groenelementen, die het beeld bepalen. Deze groenelementen kennen een grote variatie: diverse soorten loofbomen, diverse treurbomen, zoals treurberken en treurbeuken, conifeerachtigen, struiken en heesters (rododendrons, hulst). Op diverse plaatsen zijn solitairen inmiddels uitgegroeid tot indrukwekkende exemplaren, zoals rode beuken, hulstbomen, dennen en cipressen. Deze elementen spelen een belangrijke rol in het romantische beeld van de begraafplaats.

Ook bij de individuele grafmonumenten worden groenelementen aangetroffen. Soms behoren deze tot de stoffering van de begraafplaats zelf, in veel gevallen zijn zij in het verleden als kleine struiken of boompjes toegevoegd als onderdeel van het graf. Ook deze groenelementen zijn vooral in het oudste gedeelte van de begraafplaats inmiddels uitgegroeid tot zeer forse exemplaren, die de graftekens en zerken soms totaal hebben overwoekerd of beschadigd. Voorbeelden hiervan zijn de grote rododendronstruiken in de graven van de families Gouda Quint en Teding. Ook monumentale groepen naaldhout, geplaatst binnen de hekwerken komen voor, zoals rondom de zerk van burgemeester J.A. van Hasselt en het graf van de familie Tutein Nolthenius.

Andere belangrijke groenelementen binnen de hoofdstructuur van het terrein zijn de beide visblaasvormige open terreinen zuidwestelijk en zuidoostelijk van het ellipsvormige padenstelsel. Deze ooit voor 4de klasse graven bedoelde terreinen vormen thans fraaie, open grasvelden, omzoomd door paden en de groene coulissen van de wel ingevulde terreinen.

Het gehele terrein wordt omsloten door een brede groenzône, waarvoor vooral dennen, sparren, beuken en hulst werden toegepast. Deze beplanting dateert voor het grootste deel van na 1915, maar in het noordelijke deel bevinden zich ook oudere groenelementen. De strook vormt inmiddels een gesloten afscherming ten opzichte van straten en woonwijken rondom de begraafplaats en is tevens een belangrijke groene achtergrond op het terrein zelf.

DE GRAFTEKENS

Typen en stijlen

Sinds de officiële ingebruikname in 1900 is op de Algemene Begraafplaats een grote verscheidenheid aan eenvoudige en rijke grafmonumenten verrezen, die een goed beeld geven van bijna honderd jaar funeraire grafkunst en veranderende tradities in Apeldoorn. Het 1ste klasse gedeelte direkt ten zuiden van de hoofdentree heeft in de inventarisatie de meeste aandacht gekregen. Hier treft men dan ook de beste voorbeelden van historische grafmonumenten in diverse stijlen en typen.

Over het algemeen kan worden gesteld, dat de grafkunst in Apeldoorn vrij ingetogen en sober was. Er werd slechts spaarzaam gebruik gemaakt van weelderige ornamentiek en ook doodssymboliek werd maar mondjesmaat toegepast. Ook is goed te zien, dat Apeldoorn in het begin van de 20ste eeuw nog een plaats in ontwikkeling was. Uitzonderlijk veel representatieve rijke graven zijn er (nog) niet, de grootscheepse vestiging van welgestelden vond pas aan het einde van de 19de eeuw plaats. Tevens was de 19de eeuw een periode, waarin velen Apeldoorn nog niet permanent bewoonden en uiteindelijk werden begraven in hun geboorteplaats. Ook de hier begraven adel hield er, met een enkele uitzondering, sobere ideeën op na. Bovendien werd er in de periode 1900-1923 nog veel begraven op de Oude Begraafplaats aan de Loolaan, waar veel welgestelde (adellijke) families hun familiegraven hadden. Rijk uitgevoerde graven van middenstanders en industriëlen ziet men pas vanaf de jaren '10 en '20. In deze periode is echter reeds een algemene versobering in de grafcultuur in Nederland in gang gezet, zodat ook in deze periode al te uitbundige voorbeelden ontbreken.

Ook door het ontbreken van een Rooms Katholiek gedeelte ontbeert de begraafplaats een overvloed aan typische symboliek en ornamentiek in de vorm van sterk religieus gebonden motieven en symbolen (het kruis in diverse varianten, christushoofden en -monogrammen, alpha- en omegatekens, afbeeldingen van Maria, heiligen en engelen, vlammend hart en de werktuigen van Christus' lijden). Deze elementen werden niet toegepast door de overwegend Hervormde of Gereformeerde bevolking. Zij kozen eerder voor eenvoudige kruisen of een opengeslagen bijbel. Vaker voorkomend is de typisch "wereldse", vaak op de klassieken geïnspireerde symboliek: gebroken zuilen, grafstèles, obelisken, toortsen, florale motieven (bloemen, eikeblad, guirlandes, lauwerkrans, palmtak, treurbomen, etc.), urnen en vuurpotten, etc. Motieven uit de dierenwereld, zoals de ourobouros- of staartbijtende slang, vlinders, duiven e.d komen merkwaardigerwijs nauwelijks voor.

Toegepaste versierende motieven (symbolische of louter decoratieve) zijn soms in de dan heersende stijlen uitgevoerd, zoals Jugendstil, art deco of zakelijkheid.

De verscheidenheid aan graftekentypen is groot. Een zeer geliefde combinatie is een grote liggende hardstenen zerk binnen een rijk uitgewerkt smeedijzeren hekwerk. De zerken boden plaats aan de opschriften met namen, geboorte- en sterfdata- en -plaatsen van de overledenen. De zerken werden ofwel geplaatst op lage hardstenen of bakstenen banden (bij de eenvoudige zandgraven) of op wat hogere, meestal hardstenen, naar achteren oplopende plinten.

Ook staande graftekens komen binnen de hekwerken voor, echter niet vaak samen met liggende zerken. De staande tekens variëren van eenvoudige aan de klassieken herinnerende grafmonumenttypen, zoals de klassieke stèle met fronton en akroteria, de obelisk (in diverse vormen en formaten) tot sober of juist rijk uitgevoerde triomfboogmotieven, combinaties van deze motieven en diverse in vrijere vormen opgezette silhouetstenen.

Grote bouwwerken komen niet voor, wel aan het klassieke triomfboogmotief ontleende monumenten. Grafkapellen en mausolea werden hier niet opgericht.

Een op deze begraafplaats vrij veel voorkomend type graf heeft de vorm van een groot bed of ledikant, met hoog oplopende zijkanten en hoge achterwand, soms uitgevoerd in steen, soms van ijzer, waarmee het idee van een spijlenbed ontstond. Op deze wijze werd de symboliek van de "laatste rustplaats" op zeer letterlijke wijze tot uitdrukking gebracht.

Sterk individuele grafkunst komt op de Algemene Begraafplaats ook voor. Eén van de fraaiste voorbeelden is het monumentale graf van de Van Heeckerens nabij de hoofdentree. Voorts bezitten verschillende graven beeldhouwwerk of bronzen plaquettes, bijzonder opgezette graftekens (soms van de hand van bekende Apeldoornse kunstenaars of architecten) of verwijzingen naar de werkzaamheden van de overledenen (voorganger, brandweer, architect, militair, arts, etc.).

In de loop van de 20ste eeuw worden de grafmonumenten geleidelijk aan steeds eenvoudiger van opzet. In de jaren '20 en '30 overheersen invloeden uit de art deco, waarbij geometrische rechthoekige elementen worden gekoppeld tot monumentale of vaak asymmetrisch opgezette monumenten. Sterk gestileerde, repeterende en geometrische decoraties sluiten goed aan bij deze stijl.

In Apeldoorn vindt men vrij veel haast architectonisch opgezette graftekens, uitgevoerd in natuur- of baksteen.

Vanaf het midden van de 20ste eeuw versobert het grafmonument sterk tot een eenvoudige hardstenen of marmeren plaat met geprofileerde of rechthoekige bovenzijde. Het grafvak vult men met grint, brokken natuursteen en kleine planten.

Hekwerken en omheiningen van de grafmonumenten

Zeer veel graven werden voorzien van hekwerken, soms geheel van smeedijzer met gietijzeren ornamenten, vaak ook bestaande uit hardstenen hekpalen, verbonden door metalen schakelkettingen of buishekken. In veel gevallen werd een klein gedeelte binnen de omheining vrij gehouden voor beplanting of steenslag. Met name bij de wat forsere graven bood dit beplantingsvak ruimte voor een forse struik of een treurboom. Bij enkele graven vindt men achter of binnen de ijzeren omheining een vrijstaande treurboom of zelfs een kleine cluster naaldbomen, veelal larix of thuja. Een dergelijke opzet vindt men vooral bij de op grote hoekkavels gelegen (vaak adellijke) graven aan het ellipsvormig opgezette gedeelte. Monumentaal voorbeeld is het graf van burgemeester Van Hasselt, dat is omgeven door een krans hoge coniferen.

Vele binnen omheiningen gelegen grafvakken werden gevuld met steenslag, zoals fijn grint, of splinters hard- of leisteen.

Materiaalgebruik

Het materiaalgebruik is vrij uniform en net als elders in Nederland vooral gekozen vanwege de klimaatbestendigheid. Duurzame materialen zoals harde en gepolijste natuursteensoorten waren in zwang. Het merendeel van de grafmonumenten bestaat voor het grootste gedeelte uit hardsteen (zerken, stèles, silhouetstenen, basementen en sokkels, onderdelen van de omheining). Vooral voor de ornamentiek werden andere materialen toegepast: marmer voor kruisen, vuurpotten, zuiltjes, reliëfs e.d. In enkele gevallen werd gebruik gemaakt van graniet, marmer of zwerfsteen, en brons (een enkele sculptuur of reliëf). Ook op de monumenten aangebrachte tekstpanelen waren van (wit) marmer.

De periode van de late 19de en vroege 20ste eeuw was ook de tijd van het experimenteren met tot dan toe niet of weinig toegepaste nieuwe materialen. Zo vindt men dan ook enkele grafornamenten, die geheel zijn uitgevoerd in cement of kunststeen, al dan niet met een gewapende kern. Diverse soorten baksteen, waaronder soms verblendsteen of geglazuurde steen, werden toegepast voor voetmuren. Vanaf de jaren '30 wordt baksteen ook voor het opgaande werk toegepast en ziet men hoger opgemetselde, architectonisch vormgegeven graven, vaak uitgevoerd in rustieke handvormsteen.

In de loop van de eerste helft van de 20ste eeuw komt graniet sterk op als geliefd materiaal. In Apeldoorn wordt dit materiaal graag zeer ruw bewerkt gebruikt, hetgeen de monumenten een rustiek karakter geeft. Ook fraai gepolijst graniet komt voor.

De natuurstenen onderdelen werden naar believen glad gepolijst, gefrijnd of voorzien van andere vormen van bewerking (bijvoorbeeld gebouchardeerd). Met name de hardstenen onderdelen konden worden geaccentueerd door lijsten, ornamenten en vlakken zwart te lakken. Helaas is deze afwerking vrij kwetsbaar en is zij thans op vele monumenten nog maar vaag aanwezig. Zwarte lak werd ook toegepast om de teksten op zerken en basementen te accentueren. Dit gebeurde zowel met de ten opzichte van het tekstveld verheven belettering als met de verdiept aangebrachte inscripties. In slechts een enkel geval werden ook andere kleuren toegepast bij het accentueren van opschriften en decoraties, dan vooral in zilver- of goudkleurige verf.

Een nieuw, vrij kostbaar produkt, dat in het begin van de 20ste eeuw populair was, kennen we ook uit de reclamewereld uit die tijd: het marmerglas, te bewerken plaatmateriaal, dat bestond uit een gegoten glasmengsel, dat in gepolijste vorm voor allerlei doeleinden kon worden gebruikt (reclamepanelen, naamborden, tafelbladen, wandbekleding). Ook voor grafschriften was het bijzonder geliefd. In Apeldoorn komen we dit materiaal verschillende malen tegen. Fraai is een exemplaar, voorzien van een geslepen of gestraalde voorstelling van een vrouw, vervaardigd in het glasatelier Bouvy te Amsterdam.

Smeed- en gietijzer is veelvuldig toegepast in de opmerkelijk talrijke hekwerken. Vele hekwerken zijn in modieuze stijlen uitgevoerd en kunnen wedijveren met de rijkste hekken in bijvoorbeeld villawijk de Parken. Mogelijk is de aanwezigheid van een bekende "hekwerkenfabrikant" in Apeldoorn, de firma Versteegh, van invloed geweest op deze rijke hekkentraditie. In enkele graven staan ijzeren armaturen of lessenaars, waarop marmeren of marmerglazen tekstpaneeltjes zijn bevestigd. Deze opzet is vooral in het begin van de 20ste eeuw een korte periode populair geweest.

Bij enkele graven bevinden zich grote metalen trommels met fraaie grafkransen of -takken van blik. De trommels worden afgesloten door een glazen deksel.

Opschriften en typografie

Opschriften op zerken en staande graftekens zijn in de meeste gevallen aangebracht binnen rechthoekige, licht verdiepte en bewerkte tekstvelden. Daar waar meer personen worden vermeld, worden de opschriften vaak onderbroken door een dwarsbalk of door een eenvoudig klassiek ornamentje.

Bij de meeste grafmonumenten beperken de opschriften op zerken, basementen en staande graftekens zich tot de opsomming van namen, geboorte- en sterfdata en -plaatsen van de overledenen, vaak vergezeld van de aanhef "Hier rust(en)" of de toevoeging "Rust in vrede", of varianten daarvan. Veel graven bezitten slechts een zeer bescheiden opschrift, bestaande uit "Familiegraf" en de naam van de betreffende familie.

Verschillende grafmonumenten zijn tevens voorzien van een korte bijbeltekst met plaatsaanduiding. Zeer persoonlijke uitingen in de vorm van een gedicht of vers komen ook voor.

De belettering op monumenten en zerken is sterk tijdgebonden. Het merendeel van de graven draagt opschriften in op het latijnse schrift geïnspireerde belettering, soms nog zeer klassiek van vorm, meestal echter in de vorm van contemporaine drukletters. Meestal is de tekst geheel opgezet in kapitalen, soms zijn alleen de persoonsnamen of de beginletters op deze wijze uitgevoerd. Deze belettering kent vele varianten, van sierlijke klassieke letters met schreef tot eenvoudige schreefloze letters.

Vooral in de 19de eeuw en de eerste jaren van de 20ste eeuw is op veel begraafplaatsen de gotische minuskel zeer populair, met name bij Rooms Katholieke graven. Dit lettertype ontbreekt op de Algemene Begraafplaats vrijwel geheel.

Na de eeuwwisseling doen moderne lettertypes hun intrede. Zo vindt men op diverse zerken en monumenten de typische op de art-nouveau en art-deco geïnspireerde sierlijke typografie, de zakelijke ronde en schreefloze letter uit de periode van de Nieuwe Zakelijkheid en de op de stijl van de Delftse School aansluitende robuuste schreefloze letter uit de jaren '40 en '50.

Verschillende grafmonumenten op deze begraafplaats kunnen worden toegeschreven aan de in de vroege 20ste eeuw florerende Apeldoornse steenhouwersateliers, waarvan de ateliers van de firma's Wegerif, Tesink en Wed.P.Meyer de bekendste waren. Op sommige graven bevinden zich de ingegraveerde namen van deze bedrijven.

Bekende personages

Op de Algemene Begraafplaats aan de Soerenseweg zijn in het verleden tal van plaatselijk en regionaal bekende personages begraven: leden van bekende Gelderse adellijke families (Van Heeckeren, Van Regteren, Van Weede), figuren uit de plaatselijke politiek, rechtbankfunctionarissen en diverse Apeldoornse notabelen, militairen, predikanten, kunstenaars (architecten en aannemers). Opvallend is ook het grote aantal fabrikanten en ondernemers, die aan het einde van de 19de eeuw in Apeldoorn vele speciaalzaken en magazijnen vestigden als gevolg van de grote toeloop van welgestelden. Vele welgestelde families uit het noorden van het land (met name Friesland) hebben zich in de tweede helft van de 19de eeuw in Apeldoorn gevestigd. Hun talrijke aanwezigheid blijkt ook uit de vele Friese eigennamen en geboorteplaatsen, vermeld op zerken en stenen. Een andere categorie wordt gevormd door de aan het Koninklijk Huis verbonden personen, die hier begraven liggen, zoals leden van de hofhouding en (opper)houtvesters van het Kroondomein.

Waardering

Algemene begraafplaats (1896, 1915) met hekwerk (1915) en grafzerken/-monumenten.

- Van architectuurhistorische waarde vanwege de uit verscheidene perioden daterende grafzerken/-monumenten die in de toen heersende stijlen zijn uitgevoerd.

- Van cultuurhistorische belang wegens de funerair-historische en lokale/regionale genealogische waarde. Vanwege het kenmerkende laat-negentiende en vroeg-twintigste eeuwse karakter van het oudste gedeelte van de begraafplaats.

- Van tuinhistorische waarde vanwege de kwaliteit van de gaaf bewaard gebleven bijzondere aanleg - een uitgekiende combinatie van romantisch-landschappelijke en een meer formele opzet - met zijn kenmerkende hoofd- en nevenelementen (centrale as, ellipsvormig padenstelsel, driekwartrond en krans van ronden en halfronden), de aanleg van lanen en paden en de historische beplanting (laanbeplanting en waardevolle individuele groenelementen en solitairen) naar ontwerp van Fa. Groenwegen en Zn. (1896) en G. Versteeg (1915). Wegens het gevarieerde sortiment bomen en heesters van hoge ouderdom.

Dit monument maakt onderdeel uit van complexnummer 514497. Hier vindt u meer informatie over het complex en de bijbehorende monumenten.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Uitvaartcentra en begraafplaatsen Begraafplaats en -onderdelen Begraafplaats Algemene begraafplaats

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1896
1896
exact

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Gemengde tuinstijl
stijlzuiver

Ambachten

Vakman Beroep Toelichting
Groenewegen en Zn, Firma ; Gelderland
tuinarchitect / landschapsarchitect