Registergegevens

Monumentgegevens

Monumentnummer
522659
Complexnummer
522658 - Jachtslot Mookerheide
Inschrijving register
Kadaster deel/nr
82628/12
Internationaal kenteken
Nee
Kadastrale aanduiding
Mook en Middelaar A 5462
Heumensebaan 2, 6584 CL te Molenhoek

Omschrijving

Inleiding

Jachtslot Mookerheide, hoofdonderdeel van het complex Mookerheide werd gebouwd naar ontwerp van Oscar en Henri Leeuw in de jaren 1902-1905 in de stijl van de Art Nouveau. Het pand kenmerkt zich door een organisch-plastische gevelbehandeling met in de ornamentiek onder meer Mozarabische en Egyptische invloeden. De rijke interieurafwerking en gedeeltelijk bewaarde meubilering is grotendeels naar ontwerp van H. Leeuw uitgevoerd door onder andere de fa. Drukker en Cohen uit Nijmegen en H.F. Jansen en Zn. uit Amsterdam. Een groot glas-in-loodvenster werd uitgevoerd door J. Schouten te Delft. Het landhuis bevindt zich in redelijk gave staat, maar is op onderdelen gewijzigd. De noordvleugel met oorspronkelijk een paardenstalling, remise en energievoorziening is in de jaren veertig en vijftig van de twintigste eeuw tot kloostervleugel verbouwd door ophoging tot aan de van oorsprong hogere middenpartij. De achterliggende dwarsvleugel werd hierbij verlengd. De gevelindeling werd gewijzigd aan voor- en achterzijde. De oorspronkelijke op de gevelhoek van de vleugel aanwezige duiventoren is in zijn oorspronkelijke vorm gehandhaafd maar thans met leien gedekt in plaats van het oorspronkelijke spitse kruispannendak met kepervorsten. De belangrijkste wijziging van het eigenlijke woonhuis betreft de overschildering van vrijwel alle polychrome geveldecoratie, vermoedelijk ontworpen door H. Leeuw, alsmede de verhoging van de vroegere serre en de aanbouw hieraan van een eenlaags volume. Omschrijving

Het blokvormige woonhuis heeft aan de linker zijgevel een aangebouwde L-vormige vleugel met lagere nokhoogte, die in de noordoostelijke hoek wordt gemarkeerd door een duiventoren. De op een souterrain gelegen hoofdverdieping van het woonhuis is aan de noordzijde toegankelijk via een tweezijdige, licht gebogen hellingbaan die uitkomt op een overdekt bordes bij de voordeur. Tegen de frontmuur van deze hellingbaan bevindt zich een in rode steen gemetseld waterbassin.

Het woonhuis gebouwd op een samengesteld grondplan telt twee bouwlagen, een souterrain en een zolderverdieping onder een samenstelling van zadeldaken en afgeplatte schildaken belegd met genuanceerde geglazuurde tuile du Nordpannen met enkele, platte wel. Het hoofdvolume bezit in de noordwesthoek een forse toren. Deze hoektoren wordt afgesloten met een koepeldak opgebouwd uit 12 koperen gewelfkappen met roeven. Een kleine veelzijdige toren tegen de oostgevel heeft een spitsdak en een omlopende hardstenen goot met waterspuwertjes. De om het hoofddak lopende houten bakgoot wordt gedragen door gestileerde gootconsoles. In het achterschild bevindt zich een oorspronkelijke dakkapel, in het voorschild een niet-oorspronkelijk exemplaar. Het dak bevat diverse rookkanalen, waarvan er enkele nog de oorspronkelijke taps toelopende vorm bezitten met gestileerde natuurstenen afdekking. De gevels zijn opgetrokken in baksteen (Waalsteen en IJsselsteen) en volledig gecementeerd en witgesaust boven een gefrijnde en gebouchardeerde hardstenen plint. Boven de plint is in de noordwestelijke gevelhoek een gedenksteen met "Jan J. Luden van Heumen/ XXXI October MCMIII" ingemetseld. De gevels zijn plastisch afgewerkt, met afgeronde in elkaar overvloeiende vormen en grotendeels geleed door spaarvelden. Afdekkingen, basementen en balustrades van balkons zijn in contrasterende hardsteen uitgevoerd met ingehakte, scherp omlijnde geometrische motieven, waarbij de driehoekvorm overheerst. De vier gevels waren tot in het vierde kwart van de twintigste eeuw langs de randen van de spaarvelden rijk voorzien van een veelkleurige versiering van verglaasde tegels in mozaïektechniek die, afgezien van enkele fragmenten, is vergaan door vorstschade en in XXd weggeschilderd. Binnen de gevels bevinden zich grote vensteropeningen met veelal diep insnijdende dagkanten en aan de onderzijde steeds een sterk hellende, met hardsteen beklede afzaat. Hierbinnen diverse typen rechtafgesloten houten vensters en deuren met veelal glas-in-lood bovenlichten. De asymmetrisch opgezette voorgevel wordt gedomineerd door de hoektoren rechts en bestaat voorts uit een smalle iets terugliggende middenpartij met hoofdentree, en een linker risaliet eindigend in een tuitgevel. In de eerste bouwlaag van deze tuitgevelrisaliet bevinden zich twee hoge vensters met bovenlicht. De tweede bouwlaag bevat een driezijdige erker op hardstenen consoles met in de voorzijde een drielicht onder enkel bovenlicht en in de zijden hoge vensters zoals voornoemd. Op de erker een balkon met witgeschilderde hardstenen borstwering en een rondboogvormig afgesloten driedelige deur. De hoofdentree wordt benadrukt door een fors balkon met balustrade, gedragen door zich verjongende pijlers op het bordes. Het balkon heeft een goot op klossen, de onderzijde is uitgevoerd met geprofileerde balken en bezit in het midden een lantaarn. De voordeur en het bovenlicht zijn gevat in een bijna monoliete natuursteen omlijsting. De dubbele houten deuren bezitten een decoratieve koperbeplating met opengewerkte delen, en hebben een keperboogvormig afgesloten bovenlicht met glas-in-lood. De verdieping heeft een trapeziumvormig kozijn waarin een samenstelling van balkondeur en ramen, dat volledig gevuld is met floraal glas-in-lood. De vijf geledingen tellende hoektoren heeft in de eerste bouwlaag twee vensters met bovenlicht, in de tweede bouwlaag een drielicht onder enkel bovenlicht waarboven een balkon op hardstenen consoles. De dubbele balkondeuren hebben een licht segmentboogvormig afgesloten bovenlicht. Deze bouwlagen zijn gevat in een blinde boognis, waarboven twee spleetvensters ter weerszijden van een kleine, later aangebrachte vierkante lichtopening. Hierboven kraagt de lantaarn van de toren uit, en wordt de overgang van vierhoek naar twaalfhoek verzorgd door een soort trompen. Op de vier hoeken de stompen van hier oorspronkelijk aanwezige waterspuwers. De lantaarn bevat in elke zijde drie rondboogvormig afgesloten raamopeningen bekroond door voornoemd dak. Oorspronkelijk waren de middelste vensters in elke zijde uitgevoerd als dubbele draairamen met roedeverdeling. De rechter zijgevel van de hoektoren is vrijwel identiek aan de voorgevel. Rechts sluit tegen de toren een lijstgevel aan die eindigt in een afgeronde zuidwestelijke gevelhoek waar zich over souterrain en begane grond een hoekerker bevindt. De gevel wordt door een aantal iets terugliggende verticale sleuven geleed die aan de onderzijde op onregelmatige hoogte door hardstenen afzaten worden afgesloten. Alle vensters van het souterrain waren oorspronkelijk voorzien van luiken. Ongeveer in het midden in het souterrain een zijingang met luifel en bovenlicht. Hierboven een rondboogvormig afgesloten venster. Hierboven een licht vooruitspringend rookkanaal geflankeerd door smalle hoge vensters. Deze vensters hebben aan de onderzijde dubbele afzaten. De gevelhoek is over souterrain en begane grond als vijfhoekige erker uitgebouwd en eindigt in een balkon. De erker is geleed door lisenen, waartussen de vensters zijn geplaatst. De smalle vensters hebben bovenlichten met glas-in-lood. De balkondeur in de afgeronde gevelhoek heeft een bovenlicht met afgeronde zijden. Het is gevuld met gebogen glas-in-lood en wordt afgesloten door een gebogen latei met snijwerk. In de achtergevel van de hoektoren boven het schilddak een driezijdige uitbouw met kleine raampjes en een deur naar het dak. De achtergevel van het huis bestaat uit een centraal terugliggend gevelvlak tussen een tuitgevelrisaliet rechts en een lijstgevel links met voornoemde erker. Centraal tegen de gevel een uitgebouwde serre, thans ter hoogte van de eerste bouwlaag en in breedte tot aan de balkondeuren in de risalieten. Een tweede aangebouwd volume valt buiten de bescherming. Aan weerszijden van de serre in de boven het souterrain gelegen eerste bouwlaag balkons met gebogen trappartijen naar de tuin. Balkons en trappen zijn voorzien van hardstenen pijlers met hardstenen en smeedijzeren balustrade. Het souterrain heeft links en rechts enkele smalle diepliggende vensters met afgeschuinde posten. Het risaliet rechts heeft in de eerste bouwlaag een dubbele balkondeur onder bovenlicht. Op de verdieping een tweede balkon op hardstenen consoles en een dichte borstwering met driehoekmotieven. In de topgevel een halfcirkelvormig driedelig venster en in de top een fragment van het oorspronkelijke gevelmozaïek. De terugliggende middenpartij heeft boven de serre-aanbouw een groot glas-in-loodvenster taps toelopend overeenkomstig het venster in de voorgevel. Het risaliet links heeft in de eerste bouwlaag een dubbele balkondeur met bovenlicht, en op de verdieping drie smalle rechthoekige ramen. Tegen de onregelmatig ingedeelde linker zijgevel sluit de zijvleugel aan, thans hoger aan dan in de oorspronkelijke toestand. Rechts van deze uitbouw op de gevelhoek een kleine, ronde traptoren met in de eerste bouwlaag een ingang onder rondboogvormig bovenlicht. De traptoren heeft voorts rondom enkele smalle traplichten met afzaat zoals elders en heeft halverwege een boogfries. Links hiervan op de tweede verdieping drie smalle vensters met erboven een dakkapel die tegen voornoemde traptoren aansluit en gedragen wordt door afgeronde hardstenen consoles. De oostvleugel die tegen de linker zijgevel van het jachtslot aansluit kent van oorsprong een bedrijfsmatig karakter en is witgestuct zonder spaarveldengeleding. De hoofdpartij heeft de middenpartij met wolfdaken gehandhaafd, de zijpartijen zijn in de jaren 50 van de twintigste eeuw verhoogd. De gevel aan de achterzijde is dichtgezet en alle gevels bevatten thans een nieuwe indeling met spitsboogvensters. De duiventoren met iets conische romp is afgezien van de bedekking nog in oorspronkelijke staat met een gedrongen spitsdak met sierbekroning. Het huis bezit een bijzonder rijk en goed bewaard gebleven Art Nouveau interieur dat grotendeels in de jaren 1902 - 1908 is ontworpen en uitgevoerd binnen een voor de tijd en architectuuropvatting kenmerkende ruimtelijke opzet. De belangrijkste karakteristieken zijn de groepering van de ruimten aan weerzijden van een centrale twee verdiepingen tellende hal met een ruim opgezette dubbele bordestrap. Begane grond, trappenhuis en verdieping vloeien in elkaar over, een werking die versterkt wordt door de plafond- en wanddecoratie. In de hal en de muziekkamer komen typische afgeronde hoeken voor. In het interieur zijn voorts onder meer van belang: de houten trappartij met bijbehorende galerijen op bewerkte, ingelegde en deels gepolychromeerde schoren in de vorm van gestileerde gevleugelde dieren. De betimmeringen in de hal en de vertrekken op de begane grond met ingesneden en ingelegde motieven. De binnendeuren en taps toelopende deuromlijstingen. De toepassing van marmer (waaronder Skyros en Cipolinmarmer) in het tochtportaal en in de jacht-muziekzaal en badkamer. De polychrome, geometrisch bewerkte plafonds en wanddecoratie in de hal tussen de schoren van de galerij, de muziek en jachtzaal, en de badkamer, waarbij in het opvallende plafond van de hal onder meer de tekens van de dierenriem zijn verwerkt. De toepassing van decoratief en figuratief glas-in-lood in hal (o.a. st. Hubertusraam, sign. H. Leeuw jr. feci/Jan Schouten 't prinsenhof Delft exc.), in de badkamer en de jachtzaal. De in de betimmering opgenomen kabinetten in o.a. de jachtzaal en muziekzaal. Het interieur van de werkvleugel is gewijzigd.

Waardering

Jachtslot de Mookerheide is van algemeen, cultuurhistorisch en architectuurhistorisch belang als hoofdonderdeel van het aan het begin van de twintigste eeuw ontstane landgoed Mookerheide. Het jachtslot heeft architectuurhistorische waarde als zeldzaam voorbeeld van een landhuis in Art Nouveaustijl dat opvalt door de een zwierige lijnvoering in de gevelbehandeling en een forse, naar de functie verwijzende toren. Het pand is van belang vanwege de goed bewaard gebleven en zeldzame Art Nouveau-interieuronderdelen en de ruimtelijke opzet waardoor het een belangrijk voorbeeld is van opvattingen omtrent villabouw en van de ontwikkeling van de kunstnijverheid in het eerste decennium van deze eeuw. Er is sprake van een bijzondere eenheid in exterieurbehandeling en interieurafwerking en het pand is daarmee ook een van de belangrijkste voorbeelden van villabouw in het oeuvre van de broers Oscar en Henri Leeuw, die in Nijmegen en omgeving onder meer een groot aantal woonhuizen hebben gebouwd. Het jachtslot bezit in samenhang met de overige complexonderdelen hoge ensemblewaarden en speelt een belangrijke beeldbepalende rol door de prominente ligging aan de rand van het plateau van de Mookerheide, waarbij de toren een markerend element in het landschap vormt.

Dit monument maakt onderdeel uit van complexnummer 522658. Hier vindt u meer informatie over het complex en de bijbehorende monumenten.

Overige gegevens

Oorspronkelijke functies

Hoofdfunctie Hoofdcategorie Subcategorie Functie Verbijzondering Toelichting
Ja Kastelen, landhuizen en parken Kasteel, buitenplaats Jachtslot

Bouwactiviteiten

Werkzaamheid Van Tot Nauwkeurigheid Toelichting
vervaardiging
1902
1905
exact

Bouwstijlen

Bouwstijl Zuiverheid Toelichting Rijksmonumentnummer
Art Nouveau
stijlzuiver

Ambachten

Vakman Beroep Toelichting
Grandjean Perinot Comtesse, S ; Limburg
aannemer / uitvoerder
Leeuw, Oscar ; Limburg
architect / bouwkundige / constructeur
Leeuw jr, Henri ; Limburg
architect / bouwkundige / constructeur
Drukker en Cohen Nijmegen ; Limburg
overig ambachtsoort
Fa Janssen en Zonen Amsterdam ; Limburg
overig ambachtsoort
Schouten, J. ; Limburg
overig ambachtsoort