Complexgegevens

Complexnummer
454969

Omschrijving

BUITENPLAATS HEEMSTEDE. Historische buitenplaats te Houten (Utrecht) bestaande uit een omgracht thans in ruineuze staat verkerend kasteelachtig centraliserend buitenhuis op bijna vierkant grondslag, in 1645 ten oosten van een gelijknamig in ruineuze staat verkerend middeleeuws kasteeltje gebouwd, met ervoor twee symmetrisch geplaatste bouwhuizen, waarvan een in ruineuze staat uit het eind van de 17e eeuw en later en een uit 1905 (ter vervanging van het alhier gesitueerde 17e-eeuwse bouwhuis), omringd door een in oorsprong formele geometrische aanleg van lanen, singels, grachten, vijverpartijen, waarin een aan de achterzijde gelegen exedravormige afsluitende tuinmuur en een in ruineuze staat verkerende moestuinmuur, 18e-eeuwse tuinbeelden en piedestallen. De opdrachtgever voor de bouw van het buitenhuis was het echtpaar Arnold Pieck, telg uit het bekende Utrechtse riddermatige geslacht en Maria Agnes van Winssen.

De terreinen en de ten dele in hun structuur bewaard gebleven tuinen van Heemstede waren een beroemd voorbeeld van een laat 17e-eeuwse in de invloedsfeer van Daniel Marot tot stand gekomen Hollands-classicistische aanleg met Franse invloeden. Wellicht ontwierp Marot en/of Isaac de Moucheron (deels) deze aanleg. De hoofdas, die zich naar Frans model tot den einder uitstrekt, vormt de ruggegraat van de aanleg, waarop het huis een centrale positie inneemt. Het huis, bestaande uit een op een donjon gelijkende centrale gelijkzijdige woontoren met vier gelijke deels vijf- en deels zeshoekige torens in de driezijdig uitgesneden hoeken gevat, is een belangrijk voorbeeld van een 17e-eeuws huis, waarin de in de 17e eeuw nog voortlevende architectuurtraditie van de kastelenbouw vermengd wordt met classicistische architectuurinvloeden.

Omstreeks de tijd van de bouw van het huis werd een Hollandsclassicistische aanleg rondom gerealiseerd bestaande uit een rechthoekige wellicht in kleinere rechthoeken opgesplitste aanleg met een dit geheel omringend en doorsnijdend ensemble van waterlopen en singels. Mogelijk strekte deze aanleg zich nog een stuk uit ten oosten van de omstreeks 1690 gebouwde bouwhuizen. Deze aanleg is opgenomen in de grootscheepse aanleg, die omstreeks 1690 werd gerealiseerd en die bestond uit een compositie van parterres, bosketten, vijverpartijen, waterlopen, lanen en singels, die symmetrisch ten aanzien van de toen eveneens aangelegde reeds genoemde hoofdas werden geplaatst.

Omstreeks 1695 werd het huis inwendig ingrijpend gereorganiseerd. Alleen de rechthoekige hal, die thans nog bestaat, behield zijn midden 17e-eeuwse verschijningsvorm. De overige vertrekken werden met ornamentele lambriseringen bekleed en in de noordoostelijke hoektoren werd een nieuw trappenhuis gebouwd. Dat deze verbouwing in 1698 nog niet gereed was, blijkt uit de gravure van Heemstede van dat jaar door I. van Vianen, waarop het huis nog van kruiskozijnen is voorzien.

De veranderingen in het inwendige van het huis en van de aanleg vonden plaats in opdracht van de toenmalige eigenaar Diderick van Velthuysen, echtgenoot van Alida de Graeff.

Voor het huis bevindt zich het rechthoekig voorplein met in het begin van deze eeuw opgestelde 18e- en 19e-eeuwse stenen tuinornamenten en met de twee bouwhuizen. Achter het huis de achterhof met naderhand geplaatste tuinbeelden, ovale kom en exedravormige tuinmuur; in de achterhof werd in de 19e eeuw een eenvoudige aanleg in landschapsstijl gerealiseerd. Ter weerszijden van het omgrachte huis rechte singels en waterlopen, een 18e-eeuwse halfcirkelvormige vijverpartij en rechtzijdige percelen, waarop voorheen moestuinen en boomgaarden lagen. Ten oosten van de bouwhuizen en ter weerszijden van de hoofdas rechthoekige percelen waarop vroeger compartimenten met bosketten; ten oosten hiervan restanten van twee 18e-eeuwse vijverpartijen en op de hoofdas aan het eind van het voormalige wandelpark een 17e-eeuwse deels in structuur en deels in aanleg bewaard gebleven rotonde met ronde buitengracht, wal met boomsingel en vijver.

Het omgrenzingsplan van de historische aanleg van de tuinen van Heemstede is bijna in zijn geheel bewaard gebleven. Het langwerpige, 300 meter brede en ruim 2 kilometer lange terrein wordt aan zijn korte zijde door de Heemsteedseweg en aan zijn zijkanten door de kadastrale percelen Houten nrs. E710, E578, E816, E34, E783, E949, E833, E383, E831, E901, E949, E708, E908, E907 en E405 begrensd. Even ten oosten van de genoemde rotonde wordt het terrein door de autosnelweg A 17 doorsneden. Ten oosten van deze weg zet de historische aanleg van de buitenplaats zich voort met de aan weerszijden met eiken beplante zicht- en hoofdas, die oorspronkelijk ook als toegangslaan dienst deed en wier eindpunt aan de Utrechtseweg door twee laat 17e-eeuwse bakstenen hekpijlers met siervazen en sierhek wordt gemarkeerd.

De historische buitenplaats Heemstede heeft 20 samenstellende onderdelen.

De cultuurhistorische waarde van het complex van de historische buitenplaats Heemstede ligt in haar hoedanigheid van een ten dele in aanleg en ten dele als historisch structurele elementen bewaard gebleven laat 17e-eeuwse classicistische formele tuin- en parkcompositie met het huis in een centrale positie, die in die tijd tot een der belangrijkste in het land behoorde.

Verder is dit complex in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang vanwege de deels in aanleg en deel in structuur bewaard gebleven Hollandsclassicistische aanleg uit 1645 of kort hierna, die na ca. 1690 deel ging uitmaken van de toen aangelegde grootscheepse classicistische tuin en parkcompositie, vanwege enkele in structuur bewaard gebleven 18e-eeuwse toevoegingen en vanwege een kleine aanleg in landschapsstijl uit de 19e eeuw, direct ten westen van het omgrachte huis.

Het gedeelte van het wandelpark aan weerszijden van de centrale as en tussen de ruimte aan de westzijde van de vier vijverpartijen, de genoemde kanalen en het aan de lange zijden van de twee bouwhuizen gelegen singeltracé was oorspronkelijk in rechthoekigecompartimenten verdeeld, waarin een sterrebos en een ingewikkeld patroon van bosketten met centraal gelegen kleine ornamentele vijvers. Van deze aanleg, die in het tweede kwart van de 18e eeuw enigszins vereenvoudigd werd, is niets bewaard gebleven. Wel resteert de oorspronkelijk rechtzijdige begrenzing van de twee velden door de genoemde kanalen, het singeltracé en de zichtas, waarin deze compartimenten waren uitgezet. Het bodemprofiel van deze velden, dat door langwerpige rabatachtige glooiingen wordt gekenmerkt, duidt op een hier gebezigde hakhoutcultuur van latere datum.

Ten westen van het aan de lange zijde van de bouwhuizen gelegen singeltracé drie rechtzijdige velden, waarvan de grens aan de Heemsteedseweg geert. De velden worden door windsingels met eik en beuk en rechte waterlopen van elkaar gescheiden. Het genoemde singeltracé (gedeeltelijk bewaard als windsingel met fruitbomen en in het verlengde hiervan als tracé in de vorm van een rechte waterloop), de drie velden, rechte waterlopen en windsingels betreffen de Hollands-classicistische aanleg uit 1645 of kort hierna. De rechte windsingels liggen in het verlengde van de tegenwoordig niet meer aanwezige lanen, die de aanleg van het wandelpark in haar lengte doorsneden. Van deze windsingels is alleen de meest zuidelijke niet bewaard gebleven. Hier resteert wel de rechte waterloop, die de singel begrensde. Van het meest zuidelijke veld is behalve zijn rechthoekige omgrenzing een laat 17e-eeuwse tuinmuur bewaard gebleven, die in ruineuze staat verkeert en die (een deel van) de oorspronkelijke moestuin omsloot. Verder is in de zuidoosthoek van dit veld, in het verlengde van het aan de lange zijde van de bouwhuizen gelegen singeltracé een 18e-eeuwse halfcirkelvormige vijver bewaard gebleven, waar om de gebogen zijde een aan weerszijden met eik en beuk beplant wandelpad is aangelegd, dat naar het midden van de boog een geleidelijk stijgend verloop heeft. Deze vijverpartij werd aangelegd door genoemde Esaye Gillot, door zijn zoon Esaye II Gillot (1699-1758) of door diens echtgenote Maria Monnier (+ 1793).

De twee centrale windsingels, die het centrale veld van het iets smallere zuidelijke en noordelijke veld scheiden, zijn ongeveer voor de oostelijke helft bewaard gebleven.

Het westelijke gedeelte van deze singels is vermoedelijk opgeofferd aan een bescheiden aanleg, die in de 19e eeuw in de westelijke helft van het veld, de zogenaamde achterhof, direct ten westen van het omgrachte huis, is gerealiseerd. Deze aanleg bestaat uit enkele boomgroepen en solitairen (eik, beuk en exoten), in landschapsstijl in dit perceel geplaatst. In deze aanleg twee hardstenen Lodewijk XV tuinvazen, een hardstenen Lodewijk XIV piedestal en twee hardstenen 18e-eeuwse lantaarnvoeten. De 17e-eeuwse exedravormige bakstenen muur, waar in de uitgespaarde ruimte de 17e-eeuwse ovale kom, sluiten deze aanleg aan de westzijde af. In de oostelijke helft van dit veld het rechthoekig omgrachte kasteel en de rechthoekige voorhof, die aan de oostzijde door de twee lage bouwhuizen wordt afgesloten. Tussen deze bouwhuizen is een smalle ruimte vrijgelaten voor de oprit en ten behoeve van de centrale as. Het verloop van deze oprit strekt zich op deze as in westelijke richting uit tot de brug voor de ingangspartij voor het huis. Aan weerszijden van deze brug twee hardstenen sfinxen, mogelijk 18e-eeuws. De twee hardstenen Lodewijk XV tuinvazen, de hardstenen Lodewijk XIV piedestal en de twee 18e-eeuwse lantaarnvoeten, die in het parkje in landschapsstijl in de achterhof staan opgesteld, zijn vermoedelijk in of kort na 1919 hier geplaatst, toen de toenmalige eigenaar L.J. Heijmeijer in samenwerking met de kunsthistoricus W. Vogelsang huis en delen van de tuin liet restaureren en opknappen en in de tuin diverse van elders afkomstige beelden liet plaatsen. Waarschijnlijk is in deze tijd ook de indeling van het voorplein in zijn huidige gedaante gewijzigd. In het hart van het verloop van de rechte oprit op het voorplein werd een druppelvormig veld aangelegd met een hardstenen piedestal in Marot-stijl met wereldbol in het centrum. Ten noorden en zuiden van dit veld twee 18e-eeuwse hardstenen vrouwelijke portretbustes op piedestal. Even ten westen van de bouwhuizen werden twee rechte beukenhagen geplant, door de zichtas van elkaar gescheiden, waardoor het zicht vanuit het huis op de bouwhuizen belemmerd wordt. Aan de noordgrens van het voorplein werd eveneens een beukenhaag geplant, die zich nu in uitgegroeide staat bevindt. Waarschijnlijk werden in deze tijd ook de mannelijke hardstenen portretbuste aan het noordelijke kopeind van de zuidelijke beukenhaag en de twee ornamentele Renaissance stoepstenen aan de zuidgrens van het voorplein geplaatst. Laatstgenoemde stoepstenen werden bij het opknappen van de aanleg in 1919 opgegraven.

Van het omgrenzingsplan van het meest noordelijke van de drie velden is de noord-, oost- en zuidgrens bewaard gebleven. Aan de noord-, oost- en zuidzijde de 17e-eeuwse windsingel. Aan de zuidzijde een rechte 17e-eeuwse waterloop. Dit veld wordt aan zijn noordwesthoek, waar de ingang van het park is gesitueerd, door twee bakstenen pijlers van recente datum waarop twee 18e-eeuwse hardstenen ornamenten gemarkeerd. Op het terrein grenzend aan de westzijde van dit veld overigens een beschermde boerderij uit het begin van deze eeuw met enkele opstallen (monumentnummer 22679).