Complexgegevens

Complexnummer
516797

Omschrijving

Inleiding

ARBEIDERSWIJK "Mussenberg", gesitueerd ten noorden van het Arnhemse stadscentrum in de noordoostelijke punt van de wijk Klarendal. Het driehoekige, in zuidelijke richting afhellende terrein wordt begrensd door de Vijverlaan, Kazernestraat en Klarendalseweg. De vier korte straten in het buurtje (1e, 2e, 3e en 4e Mussenstraat) komen uit op de hoeken van het centraal gelegen rechthoekige Mussenplein.

De "Mussenberg" is in 1910-1911 als eerste woningwetcomplex in Arnhem gebouwd in opdracht van de Woningbouwvereniging Volkshuisvesting naar ontwerp van het Rotterdamse architectenbureau De Roos & Overeynder en een stedebouwkundig plan van ir W.F.C. Schaap.

De Woningbouwvereniging "VOLKSHUISVESTING" is in februari 1908 opgericht op initiatief van enkele raadsleden en de toenmalige Arnhemse burgemeester Van Heemstra. In juli van dat jaar werd zij bij KB toegelaten als vereniging uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting.

J.H. DE ROOS (1875-1942) en W.F. OVEREYNDER (1875-1941) werden opgeleid aan de Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam. Als compagnons realiseerden zij een groot aantal projecten in de Maasstad, waaronder woningen voor het tuindorp Vreewijk (1916-1919), de Mathenesserhof (1926) en diverse bedrijfskantoren. In opdracht van de woningbouwvereniging "Volkshuisvesting" ontwierp het architectenbureau De Roos & Overeynder onderhavig woningbouwcomplex en verder 214 arbeiderswoningen met drie winkeltjes in de Verschuerbuurt (1911-1913), 154 woningen in de wijk Klarendal (1918-1922) en 172 woningen met enkele winkeltjes en werkplaatsen in de Kapelwijk (1930, i.s.m. Schulte Nordholt).

W.F.C. SCHAAP (1870-1933) trad na zijn studie aan Polytechnische School in Delft in 1897 in dienst bij Gemeentewerken te Arnhem, alwaar hij in 1899 werd benoemd tot adjunct-directeur en in 1900 tot directeur als opvolger van ir J.W.C. Tellegen. In deze functie was hij (mede) verantwoordelijk voor de aanleg van het industrieterrein 't Broek, het tramnet en de uitbreidingsplannen Mussenberg (1910), Verschuerbuurt (1911), Talmaplein (1916) en Geitenkamp (1919). Vanaf 1920 werkte hij in zijn eigen Ingenieurs- en Architectenbureau aan diverse Arnhemse projecten, zoals woningbouwcomplexen in de Geitenkamp en het woningbouwcomplex "De Middenstandswoning" tussen de Sickesz- en Pontanuslaan. Uit zijn toelichting op het Plan van Uitbreiding 1904 blijkt dat Schaap goed op de hoogte was van de laatste ontwikkelingen in de moderne stedebouw, waarin naast een esthetische visie (C. Sitte), civiel-technische (J. Stübben) en sociale aspecten (E. Howard) een rol spelen.

De architectuur van de "Mussenberg" wordt gekenmerkt door traditionele hoofdvormen en materialen, zoals gesloten bakstenen gevels, steil hellende pannen daken, houten kozijnen met schuiframen (oorspronkelijk met roedenverdeling in de onder- en bovenramen), topgevels, rondboogpoorten en benadrukte ingangspartijen. De visuele eenheid in de uiterlijke verschijningsvorm wordt benadrukt door de min of meer doorgaande rode pannen daken; het kleurgebruik; het ritme van topgevels, dakkapellen en schoorstenen; verzorgde detaillering. De rijtjes worden in noordoostelijke richting korter en zijn bovendien voorzien van een steeds voornamere architectonische uitstraling. De blokjes met twee arbeiderswoningen onder één kap aan de Vijverlaan zijn gevarieerder vormgegeven dan de sobere rijtjeswoningen aan de Klarendalseweg. Niettemin is de sobere uitvoering van het interieur en het oppervlak van alle woningen vrijwel gelijk. Het merendeel van de woningen heeft een TWEEBEUKIGE OPZET met in de smalle beuk het trappenhuis, de gang/hal, de kelder en de keuken, en in de bredere beuk een voor- en achterkamer. Op de verdieping bevinden zich de slaapvertrekken. Vrijwel alle woningen zijn gerenoveerd. In een aantal woningen zijn enkele oorspronkelijke onderdelen bewaard gebleven, zoals een geblokte tegelvloer in de gang, een bewerkte houten trapleuning, zeer eenvoudige stucplafonds (geprofileerde lijst rondom), muurkasten en betegelde hoekschouwtjes. Kenmerkend voor de ruimtelijke opzet van deze woonbuurt is het stratenpatroon rondom het centrale plein, de lage bebouwingsdichtheid en het groene karakter dat mede verkregen is door tal van achtertuin-inkijken tussen de woonblokken. De voor- en achtertuinen worden omheind door lage smeedijzeren hekken en/of hagen (deze zijn op diverse plaatsen verwijderd). De Mussenberg vormt een vroeg voorbeeld van een op de tuinstad-gedachte geïnspireerde woonbuurt op bescheiden schaal. Het concept van de tuinstad is in de eerste helft van de twintigste eeuw in Nederland veelvuldig op wijkniveau toegepast.

De inmiddels gerenoveerde woningen hebben aan de achterzijde moderne uitbouwen gekregen; een aantal oorspronkelijke houten schuurtjes in de achtertuinen is gesloopt; de indeling van enkele woningtypen is enigszins gewijzigd; de roedenindeling in de ramen is veelal verwijderd; de dakpannen zijn vernieuwd. Niettemin zijn de architectonische karakteristieken, de hoofdvormen van de woonblokken en de stedebouwkundige opzet goeddeels bewaard of herkenbaar gebleven. De bijgebouwtjes komen niet voor bescherming in aanmerking.

Het complex bestaat uit 115 woningen verdeeld over 24 objecten:

1. Klarendalseweg 195-206, Kazernestraat 2: rijtje van 13 woningen;

2. Klarendalseweg 207-218: rijtje van 12 woningen;

3. Klarendalseweg 219-222: rijtje van vier woningen;

4. Klarendalseweg 223; Vijverlaan 67: twee-onder-één-kap;

5. Vijverlaan 69;71: twee-onder-één-kap;

6. Vijverlaan 73;75: twee-onder-één-kap;

7. Vijverlaan 77;79: twee-onder-één-kap;

8. Vijverlaan 81;83: twee-onder-één-kap;

9. Vijverlaan 85;87: twee-onder-één-kap;

10. Vijverlaan 89;91: twee-onder-één-kap;

11. Vijverlaan 93;95: twee-onder-één-kap;

12. Vijverlaan 97; 4e Mussenstraat 1: twee-onder-één-kap;

13. Vijverlaan 99; 4e Mussenstraat 2: twee-onder-één-kap;

14. Vijverlaan 101;103: twee-onder-één-kap;

15. Kazernestraat 4-18: rijtje van 8 woningen;

16. Kazernestraat 20-34: rijtje van 8 woningen;

17. 1e Mussenstraat 1; Mussenplein 11-16; 4e Mussenstraat 10: rijtje van 8 woningen;

18. 1e Mussenstraat 2-10; Mussenplein 1-2; 2e Mussenstraat 1: rijtje van 8 woningen;

19. 2e Mussenstraat 2; Mussenplein 3-8; 3e Mussenstraat 11: rijtje van 8 woningen;

20. 3e Mussenstraat 18-26; Mussenplein 9-10; 4e Mussenstraat 3: rijtje van 8 woningen;

21. 3e Mussenstraat 2-8: rijtje van vier woningen;

22. 3e Mussenstraat 10-16: rijtje van vier woningen;

23. 3e Mussenstraat 1-9: rijtje van vijf woningen;

24. 4e Mussenstraat 4-8: rijtje van drie woningen.

Waardering

WONINGBOUWCOMPLEX uit 1910-1911, bestaande uit 115 arbeiderswoningen in laagbouw.

- Van architectuurhistorische waarde als goed en gaaf voorbeeld van een complex arbeiderswoningen met een traditionele hoofdopzet en architectuur met een zorgvuldige detaillering. De hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp komen tot uitdrukking in de gave verhoudingen, het grote aantal verschillende woningtypen, het gevarieerde materiaalgebruik en de spaarzame ornamentiek in houtsnijwerk. Als zodanig is het complex een goed voorbeeld van het werk van de architect J.H. DE ROOS (1875-1942) en W.F. OVEREYNDER (1875-1941) en van bijzondere betekenis voor het oeuvre van dit architectenbureau. Het complex heeft zeldzaamheidswaarde vanwege de architectonische kwaliteit en relatieve gaafheid.

- Van stedebouwkundige waarde als goed en gaaf voorbeeld van een complex arbeiderswoningen, waarvan de kleinschalige opzet is geïnspireerd op de tuinstad-gedachte: een lage bebouwingsdichtheid van rijtjes en blokjes eengezinswoningen met voor- en achtertuinen, gesitueerd aan overwegend korte straten rondom een centraal plein. Het concept van de tuinstad werd met de opkomst van de moderne stedebouw rond de eeuwwisseling vanuit Engeland en Duitsland in Nederland geïntroduceerd. De Mussenberg is als vroeg voorbeeld in Nederland van dit stedebouwkundig principe van belang voor het zichtbaar houden van het werk van directeur Gemeentewerken ir W.F.C. SCHAAP (1870-1933). Voorts is het complex van bijzondere betekenis vanwege de verschijningsvorm (kleinschaligheid, open, groen, landelijk) in relatie met de situering in het geaccidenteerde en van groene lobben voorziene stadsdeel Arnhem-Noord.

- Van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de vooruitstrevende situatie in Arnhem op het gebied van de volkshuisvesting, welke verbonden is met de Woningwet van 1902 (aandacht voor de volkshuisvesting, ontstaan van woningbouwverenigingen), de bekendheid met de buitenlandse moderne stedebouwkundige visies en het aantrekken van gekwalificeerde architecten. Als vroege uitdrukking van een typologische ontwikkeling in de rangschikking van arbeiderswoningen (tuinwijk) heeft het complex tevens enige innovatieve waarde.