Complexgegevens

Complexnummer
522228

Omschrijving

Omschrijving van het complex

In structuur en deels in detail gaaf bewaarde HISTORISCHE BUITENPLAATS met LANDHUIS (1) TUIN- EN PARKAANLEG (2), KOETSHUIS (3), TOEGANGSHEK (4), TUINMUUR (5).

Als onderdeel van de vrijwel aaneengesloten landgoederenzone aan weerszijden van de Rijksstraatweg tussen Den Haag en Leiden ligt de historische buitenplaats Langenhorst ten zuidoosten van de Rijksstraatweg op de overgang van het strandwallenlandschap naar het veenweidegebied. Het beslaat een vrijwel rechthoekig terrein dat door sloten wordt omgeven. Aan de noordwestzijde wordt het begrensd door de Rijksstraatweg, aan de noordoostzijde door de weilanden van het voormalige kasteel Persijn, aan de zuidoostzijde door de Veenzijdse Watering en aan de zuidwestzijde door de kavels van derden aansluitend aan de oprijlaan. De entree wordt gemarkeerd door een toegangshek (4), waarna een formele oprijlaan via een haakse hoek uitkomt bij het hoofdgebouw (1), dat min of meer centraal in de aanleg ligt. De parkaanleg (2) bestaat uit parkbos in het noordwestelijke deel en weiden en voormalige nutstuinen, omsloten door waterlopen en boomcoulissen in het zuidoosten. Ten zuiden van het huis ligt het koetshuis (3). Rond de voormalige nutstuinen ten oosten van het huis staat een tuinmuur (5).

De in oorsprong 17de-eeuwse buitenplaats Langenhorst dankt zijn huidige verschijningsvorm grotendeels aan veranderingen die vanaf de 18de tot en met het begin van de 20ste eeuw in de parkaanleg en de bebouwing zijn doorgevoerd. In de periode 1626 - 1631 kocht dr. Arnout de Reeck ter plaatse drie boerderijen: 'de Zijdewoning' en de 'Binnen- en Buitenwoning'. Het grondgebied strekte zich uit van de buitenplaats Marlot tot aan Persijn. Het huidige huis gaat waarschijnlijk terug op de 'Binnenwoning'. Het formele omgrachte terrein ten noorden ervan was waarschijnlijk in gebruik als moestuin/boomgaard. In de loop van de 17de eeuw moet een begin zijn gemaakt met de ontginning van het veengebied ten zuiden van de strandwal en werden haaks op de strandwal rechte lanen aangelegd door het bestaande bos. Catherina de Reeck, weduwe van Willem de Cocq en dochter van Arnout de Reeck, verkocht in 1661 Langenhorst aan Willem de Goes, raadsheer aan het Hof te 's Gravenhage. Tot 1755 bleef de buitenplaats in het bezit van de familie De Goes en haar erfgenamen. In deze periode werd de lanenstructuur uitgebreid, onder meer met lanen die straalsgewijs vanaf het voorplein het park in liepen (de zogenaamde patte d'oie). Ook werden bosquetten aangelegd en werd de bestaande vaarsloot die tot voor het huis liep, veranderd in een representatieve formele waterallee, beplant met beuken. In 1755 kwam Langenhorst in het bezit van mr. Stephanus Arnoldus Westerhoff, advocaat bij het Hof van Holland. Uit de boedel van Anthoinette de Goes nam hij onder meer 19 oranjebomen, tien tuinbanken en piëdestals over. Een kaart uit 1768 geeft aan dat er zandafgravingen plaats hebben gevonden. Deze kunnen wellicht in verband worden gebracht met vroeg landschappelijke veranderingen in het bos: kleinschalige accidentatie en slingerpaden. De weduwe van Westerhoff, Henriëtte van der Schagen, liet in 1780 de buitenplaats veilen, die toen een omvang van ca. 59 ha had. Deze werd beschreven als "een spatieuse weldoortimmerde Heerenhuijsinge, voorsien van verscheidenen behangen en onbehangen kamers en Appartementen, fraaie Coupel, Stal, Koetshuijs, Orangerie, Tuinmanswoning, Laanen, Boomgaerden, Bosschen, Moestuijnen, Visrijke Vijvers, Menagerien met daar aan gelegen Capitaale Boerenwoning, mitsgaders aanhorende zo wey hooy als teellanden". Aan de overzijde van de Rijksstraatweg lag een overplaats "een geest en met Elst beplant Land". Nadat in 1806 Langenhorst in handen kwam van Hermanus Obreen (1815), heeft hij aanzienlijk geïnvesteerd in de buitenplaats door nieuwe grondaankopen, vernieuwing en verbetering van het huis, evenals van één van de boerderijen (vm. De Os). Door een veiling in 1842 kwam Langenhorst in bezit van Henriëtte Johanna Wils, douairière Verhuell. Uit haar boedelveiling van 1857 blijkt dat zij het huis "geheel" heeft vernieuwd. Tevens is sprake van een "Engelsch Plantsoen", vermoedelijk naar ontwerp van J.D. Zocher. Een litho van Lutgers (1856) geeft de situatie weer, zoals die in de jaren veertig tot stand kwam. Rondom het door haar verbouwde neoclassicistisch landhuis is sprake van een parkaanleg met landschappelijke elementen. In opdracht van C. Stolk verlaagde F.A. Eschauzier in 1938 het huis met één bouwlaag en werd de tuin direct om het huis aangepast in de Nieuwe Architectonische stijl, waarbij het voorplein voor het huis werd verplaatst naar de zijkant (noordwest). In de jaren tachtig van de 20ste eeuw is het huis verbouwd en zijn de ingrepen van Eschauzier ongedaan gemaakt.

De boerderij Zijdewoning bevindt zich ten zuidwesten van de oprijlaan (monumentnummer 38405). Van de boerderijen Binnen- en Buitenwoning is de meest noordelijke boerderij, gelegen tussen de omgrachting en het terrein van Percijn, vermoedelijk rond het midden van de 19de eeuw gesloopt. De andere, de voormalige pachtboerderij "De Os", ligt aan de zuidrand van de buitenplaats en is in het laatste kwart van de 20ste eeuw verbouwd tot drie woningen. Beide boerderijen worden niet als onderdeel van de buitenplaats Langenhorst beschermd.

Waardering

Het COMPLEX HISTORISCHE BUITENPLAATS LANGENHORST is van algemeen belang:

- wegens de ouderdom;

- als representatief voorbeeld van een deels getransformeerde historische buitenplaats met landhuis, bijgebouwen en parkaanleg, waarvan de geschiedenis teruggaat tot het begin van de 17de, begin 18de eeuw;

- de parkaanleg en bouwkundige onderdelen zijn over het algemeen redelijk gaaf herkenbaar in hoofdvorm en wat materiaalgebruik en detaillering betreft;

- tuinhistorisch is Langenhorst van belang, omdat het een zeldzaam voorbeeld is van een buitenplaats waar waardevolle elementen van de aanleg in formele trant bewaard zijn gebleven uit het eind van de 17de, begin 18de eeuw, evenals elementen die een uiting zijn van een aanleg in vroeg landschappelijke stijl na het midden van de 18de en begin van de 19de eeuw;

- er is sprake van ensemblewaarde door de ruimtelijke en functionele samenhang tussen de verschillende complexonderdelen van de buitenplaats;

- de historische buitenplaats Langenhorst is landschappelijk en stedenbouwkundig van belang door de situering langs de Rijksstraatweg, op de overgang van het strandwallenlandschap en het veenweidegebied, waar het deel uitmaakt van de Wassenaarse landgoederenzone tussen Leiden en Den Haag.