Complexgegevens

Complexnummer
522949

Omschrijving

Inleiding

Het MUSEUM KAM bestaat uit de volgende complexonderdelen: 1. Het MUSEUM 2. De CONCIERGEWONING 3. Het HEKWERK Het MUSEUM KAM is gebouwd in opdracht van Gerard Marius Kam (1838-1922) door Oscar Leeuw (1866-1944) in 1922. De conciërgewoning is thans in gebruik als opslagruimte van het museum. Het museum is gebouwd voor de privécollectie van Kam, die hoofdzakelijk bestond uit in Nijmegen opgegraven Romeinse voorwerpen. Nadat Kam een fortuin had vergaard in de ijzer- en staalindustrie in Rotterdam, had hij zich in 1897 gevestigd aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen dicht bij twee Romeinse begraafplaatsen uit de 1ste en 4de eeuw. Bij de bouwwerkzaamheden die hier vanaf het einde van de 19de eeuw werden uitgevoerd stuitten de arbeiders voortdurend op voorwerpen, die zij meestal meteen te gelde maakten. In 1900 boden zij Kam vier potten te koop aan. Vanaf dat moment ging hij zich toeleggen op het verzamelen van Romeinse oudheden. In 1903 liet hij het koetshuis achter zijn villa verbouwen tot particulier museum. Hij kocht en hij pachtte stukken grond in de omgeving met het doel er opgravingen te laten doen en zijn verzameling groeide snel. Aanvankelijk wilde hij de collectie na zijn dood schenken aan het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Later vreesde hij dat zijn collectie in Leiden voor een groot deel in de depots zou verdwijnen. Bovendien werd er in Nijmegen druk op hem uitgeoefend om de verzameling voor de stad te behouden. In 1919 ondertekende Kam een akte, waarin werd bepaald dat er in Nijmegen op zijn kosten een archeologisch museum zou worden gebouwd om zijn collectie onderdak te brengen. Het museum verrees op een terrein waar Kam een groot gedeelte van zijn vondsten had gedaan aan de Eleonorastraat in de wijk Hunnerberg in Nijmegen-Oost. De bijdrage van de Gemeente Nijmegen bestond uit het veranderen van de straatnaam in Museum Kamstraat.

De architectuur van het museum vertoont naast historiserende tendensen ook expressionistische en Art Deco-stijlinvloeden. Het museumgebouw verwijst in zijn hoofdvorm, zijn baksteenarchitectuur en zijn historiserende bouwsculptuur naar de Romeinse geschiedenis en bouwkunst. De opbouw van de voorgevel en het gebruik van medaillons in de vorm van Romeinse munten in de voorgevel zijn ontleent aan het Vindonissa-museum in Brugg (Zwitserland) uit 1912. Gerard Kam kende de architect van dit museum, Albert Fröhlich en heeft mogelijk zijn tekeningen aan Oscar Leeuw laten zien. De voorgevel met de hoektorens vertoont overeenkomst met Romeinse poortgebouwen. Op de latei boven de hoofdingang staat het inschrift "SPQR", afkorting van Senatus Populusque Romanus, "de senaat en het volk van Rome". De koperen wolvin in het bovenlicht verwijst eveneens naar Rome. De gebeeldhouwde medaillons op de hoektorens zijn door C. Wienecke, voormalig stempelsnijder van 's Rijks Munt, gemodelleerd naar afbeeldingen van keizers op twee Romeinse munten uit de verzameling Kam, links Nero, rechts Vespasianus. De figuren op de keerzijden van de munten symboliseren volgens Kam: "overvloed van brood voor het overwinnend Rome". De beide torens worden bekroond door een corona muralis of "muurkrans" met rondom een gestileerde lauwerkrans in vlakreliëf. Een muurkrans werd in het Romeinse leger uitgereikt aan soldaten die er bij de belegering van een stad in waren geslaagd de stadsmuur te beklimmen en had de vorm van een uit blokken opgebouwde muur met kantelen. In het ijzeren hekwerk zijn vier in roedenbundels gestoken bijlen (fasces cum securibus) opgenomen, tekens van waardigheid die door de begeleiders van Romeinse magistraten en priesters werden gedragen.

De plattegrond van het museum kan enigszins worden vergeleken met die van een Romeins atriumhuis uit Pompeji. Tevens sluit de plattegrond met zijn symmetrische opzet, zijn gesloten buitenmuren en zijn geschakelde expositiezalen rondom een centrale ruimte aan bij de 19de-eeuwse museumtraditie zoals die was gevestigd door K.F. Schinkel (Altes Museum Berlijn) en L. von Klenze (Glyptothek München). De schildering op de achterwand van de centrale ruimte is in 1948 vervaardigd door Johan Sybo Sjollema en heeft Romeins Nijmegen tot onderwerp. Het museum is gelegen aan de noordzijde van de Museum Kamstraat op een naar het westen aflopend terrein, waardoor de gevelopbouw aan de linker- en de achterzijde een verdieping meer telt. Tegen de linker en de rechter zijgevel van het museum is een pergola gebouwd. De rechter pergola verbindt het museum met de conciërgewoning, die ook via een ondergrondse gang bereikbaar is. De voortuin van het museum en de woning worden van het trottoir gescheiden door een hekwerk.

Waardering

MUSEUM KAM, complex bestaande uit een MUSEUM, een CONCIERGEWONING en een HEKWERK uit 1922.

-\tVan architectuurhistorische waarde als goed en gaaf voorbeeld van een voor een specifieke, archeologische collectie gebouwd museumcomplex, waarbij in de stijl en detaillering van het museum het karakter van de verzameling wordt getoond. Het complex vertoont naast historiserende tendensen ook expressionistische en Art Deco-stijlinvloeden. Het museumcomplex heeft architectuurhistorische waarde vanwege de esthetische kwaliteiten van het ontwerp zoals goede verhoudingen, bijzonder materiaalgebruik en een rijke ornamentering. Het museumcomplex is van belang binnen het oeuvre van Oscar Leeuw, omdat het samen met de Israëlitische begraafplaats het einde van zijn tweede periode markeert.

-\tVan stedenbouwkundige waarde vanwege de markante ligging in de Museum Kamstraat.

-\tVan ensemblewaarde vanwege de hoogwaardige kwaliteit en de gaafheid van de bebouwing.

-\tVan cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een in de loop van de 19de eeuw ontstane culturele en typologische ontwikkeling nl. het voor publiek openstellen van privé-collecties en het onstaan van het museum als bouwopgave in het algemeen. Het museumcomplex is van cultuurhistorische belang als bijzondere uitdrukking van een cultureel-maatschappelijke ontwikkeling nl. de belangstelling van Nijmegen voor haar Romeinse verleden en de identiteit die de stad daaraan ontleent.