Complexgegevens

Complexnummer
527948

Omschrijving

Omschrijving van het complex

In structuur en deels in detail zeer goed bewaard buitenplaatscomplex met HOOFDGEBOUW (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), TOEGANGSHEK (3A en 3B), TUINMANSWONING (4), MOESTUINMUUR en MOESTUIN (5A en 5B), SCHUUR (6), KOETSHUIS (7).

De havezathe Dieze of de Eze lag in de buurschap Emmen ten zuidwesten van Dalfsen. Sedert het midden van de 17de eeuw had het de naam 't Franckeler. Nadat het in 1800 in handen gekomen was van de familie Van Rhijn, werd het landgoed Mataram genoemd. Vanaf het eind van de 17de eeuw was het goed in bezit van de familie Rouse. De laatste telg uit dit geslacht, Anna Aleida Rouse, liet in 1798 een nieuw huis bouwen. Lang heeft zij er niet van kunnen genieten, want in 1799 overleed zij. In 1800 verwierf Joannes Matthias van Rhijn het goed. Deze was rijk geworden in de Oost als koopman en resident geweest aan het hof Mataram op Java. Naast het Franckeler verwierf Van Rhijn in 1800 ook nog het naburige buitenplaatsje de Horte. De Horte noemde hij Djokjakarta en het Franckeler Mataram. De Hottingerkaart uit deze periode (1783) en de kadastrale minuut uit 1820 tonen bij het huis een aanleg in formele stijl. Op die afbeeldingen is te zien dat de buitenplaats ligt op een grillig gevormd perceel met het omgrachte huis op een lange noordwest-zuidoost georiënteerde middenas en daaromheen een uitgestrekte aanleg met formele (tuinen, waterbassins en lanen,) en landschappelijke elementen (waterpartijen en wandelingen). Aan de oostkant van de laan ten zuiden en oosten van het huis lag een tuin van vermaak en een sterrenbos met eikenhakhout, aan de westkant was het terrein ingericht met wandelbossen met opgaande bomen en een sterk gebogen padenpatroon alsmede 'een waterhoek tot vermaak', een stuk waarin een sterk gebogen waterpartij met een rondwandeling lag, omgeven door open (weilanden) en gesloten (opgaande bomen) ruimtes. Verder van het huis in het westelijk gedeelte van het park lag nog een 'waterhoek', een langgerekte, zich verbredende laan met drie spiegelgebogen vijvers.

Bij verkoop van het goed in 1827 wordt het beschreven als 'geheel in eene gracht gelegene, met eene dijk omgevene (...) buitenplaats Mattarm (...) voorzien met groote bouwhuizen, schuuren, hooi- en steltenbergen, bergloodsen, oranjehuis, groenkelder en een buitengewoon logeabel (...) heerenhuis (...) hetzelfde in den jare 1798 van gronds af nieuws opgebouwd; voorts van ruimte met exquise vruchtbomen beplante hoven en moestuinen, engelsche partijen, akkermaalsbosschen, weide- en bouwlanden, kwekerijen van diverse plantsoen en eindelijk van ongeveer 8000 stuks houwbare eiken-, beuken- en dennenboomen'. Bij de koop was ook het naburige buitentje De Horte inbegrepen dat op dat moment onbewoond was. Koper was J.A. van Fridagh. Na zijn dood in 1857 verkochten de erfgenamen het goed Mataram. Het buitenplaatsje De Horte bleef in de familie van Fridagh. De bestaande verbinding tussen de twee buitenplaatsen werd opgeheven.

In die tussentijd was het aanzien van de buitenplaats Mataram veranderd. Naar plannen van tuinarchitect Hendrik van Lunteren was het park veranderd in een landschappelijke aanleg. De gracht om het huis werd vergraven tot een vijver, de lange 18de-eeuwse laan werd aan de noordkant met een flauwe bocht omgebogen naar het huis, aan de zuidkant werd hij deels onderbroken door arcadische weilanden en wandelbossen. De bestaande vijvers en waterpartijen werden door middel van bosschages en boomgroepen in het gemaakte landschap geaccentueerd, de drie vijvers in het westelijk deel werden samengevoegd en ten westen daarvan werd het parkbos van een slingerend padenpatroon voorzien. Kenmerkend is de afwisseling van open en gesloten gedeelten, weilanden in de bospercelen. Rond de buitenplaats kwam een wandeling met wisselende uitzichten naar 'buiten' naar het boerenland en naar 'binnen' naar de parkaanleg. Op een aantal plaatsen op de wandeling stonden koepels om van het uitzicht te genieten. Dicht bij het huis bleef de moestuin in een formele rechthoekige structuur gehandhaafd. De TMK van 1859 laat voor het eerst de landschappelijke situatie zien. Deze situatie is tot op heden vrijwel onveranderd gebleven.

Het goed kwam in 1858 in bezit van familie De Vos van Steenwijk. Zij bewoonden het huis niet. Volgens een beschrijving van Frederik van Eeden uit circa 1885 stond het grote kasteelachtige gebouw er toen verlaten en vervallen uit. Over het park schreef hij 'een uitgestrekt boschrijk park, met vijvers, weiden, hooge bomen en zonnige heuvels met eikenboschjes'. Ook genoemd wordt de brede zonnige laan die leidt naar het huis.

In 1901 werd het 18de-eeuwse huis gesloopt; ten noordoosten van de oude bouwplaats werd een nieuw jachthuis opgetrokken dat enkele jaren nadien met een woning werd uitgebreid.

Op de bij de omschrijving behorende kaart is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de onderdelen aangegeven.

Waardering

De HISTORISCHE BUITENPLAATS MATARAM is van algemeen cultuur-, architectuur- en tuinhistorisch belang:

- wegens de ouderdom;

- als onderdeel van de reeks buitenplaatsen in de omgeving van Dalfsen;

- wegens de 18de-eeuwse aanleg, die in structuur herkenbaar is;

- wegens het park in vroeg 19de-eeuwse landschapsstijl naar ontwerp van H. van Lunteren binnen de 18de-eeuwse structuur;

- wegens de visuele samenhang tussen de complexonderdelen.