Complexgegevens

Complexnummer
531021

Omschrijving

Omschrijving complex

De geschiedenis van 't Gasthuis als buitenplaats gaat terug tot 6 maart 1725. Op die datum werd Maria Catharina van Eysden eigenaresse van een 'huys met hoff, weydens en landerijen op het Gasthuis'. Andries Mathias Hesselt van Dinter (1684-1734) en zijn echtgenote Dorothéa Clara van Cruyts (1686-1755) erven op 27 februari 1727 deze pachthoeve. De hoeve bestond uit "t huijs van den Pachter, mitsgaders de stallingen, schuure, en diergelijke Boere wooningen". In hetzelfde jaar is een muur rondom de hof van de hoeve aangebracht. In de aantekeningen van hun zoon Carolus (Carel) Hesselt van Dinter, (1716- 1793) staat vermeld: "Aa. 1727 is den hof tussen de Straet en de Schaap-stal in muuren gebracht, en hebbe ik altijd deese onkosten hooren begrooten door mijne ouders op f 800,-". Pas in de jaren 1740-1742 begon weduwe Dorothéa met "het opbouwen van een gans nieuw Huijs aen de Straet, ten eijnde te dienen voor de wooninge van den Heer, als tot het leggen van een muur om den hof, en andere diergelijke bouwinge meer". Het huis werd echter niet afgebouwd. In 1754 begon Carel met de afbouw van het huis, waarvan de afronding in 1756 plaatsvond. Bouwhistorisch onderzoek heeft het aannemelijk gemaakt, dat bij de bouw van het huis gebruik is gemaakt van bestaand muurwerk. Wellicht betrof het een van de boerenwoningen, die in 1727 werd verworven, of wellicht was het een restant van een gebouw dat behoorde bij het middeleeuwse gasthuis. Het huidige haakvormige hoofdgebouw en de langs de straat verlopende MUUR van indrukwekkende lengte zijn in de bouwcampagne van 1740-1756 tot stand gekomen. Het aansluitend aan het huis gelegen koetshuis, was waarschijnlijk van oorsprong het huis van de pachter, zoals genoemd in de beschrijving van het goed in 1727. Aan de binnenzijde van de tuinmuur zit een stichtingssteen met "Anno 1750". De ingangspartij van de tuin wordt aan noord- en zuidzijde door vier monumentale hekpijlers, die in de laatste kwart van de achttiende eeuw zijn opgetrokken, gemarkeerd. Verder naar het noorden, in het huidige weiland is het tracé van een voormalige toegangslaan herkenbaar door twee bakstenen pijlers met natuurstenen afdekking in het midden van het weiland en twee bakstenen pijlers met ijzeren hek aan de rand, bij de kruising van de Franse Steeg met de Weg achter Gasthuis.

Tussen 1760 en 1780 werd de ommuring van de cour aan de oostzijde van het huis verbeterd en geheel in mergel opgetrokken. Kennelijk was er al een scheidingsmuur tussen het hof van 't Gasthuis en de aangrenzende boerderij Gasthuis 59. De muur aan de noordzijde van de 'cour' werd volgens de bewaard gebleven rekeningen van Carel Hesselt van Dinter in 1769 in mergel opgetrokken ter vervanging van een lemen wand op houten fundering. Over de aanleg van het park in de achttiende eeuw, dat door de muur en de lange westgevel van het huis wordt begrensd, is niet meer informatie bekend, dan dat de lindeboom aan de ingangszijde van het huis uit de achttiende eeuw dateert.

Na het overlijden van Carel Hesselt van Dinter in 1793 erfde zijn zoon Albert Carel (1752-1818), sinds 1816 Jhr Albert Carel, de buitenplaats. In 1795 maakte Albert Carel een opstelling van de bezittingen, omvattende de percelen van het huis met cour en stallen, (moes)tuin, tiendschuur, kleine boomgaard, tuin, lustbosch en grote boomgaard en de achterliggende weide. Waarschijnlijk is in de periode dat hij het huis bewoonde de huidige parkaanleg in landschapsstijl tot stand gekomen. Als hoofdornament in het park werd de tot op heden bewaarde kunstmatige grot in mergel opgetrokken, die de scheiding markeert tussen het parkgazon met solitairen en een wilder geaccidenteerde en beboste aanleg met slingerpaden, genoemd het 'lustbosch'. Als zodanig is dit de enige in Nederland bewaard gebleven grot in een landschappelijk park met concrete verwijzingen naar de Vrijmetselarij. Voorts werd in de tweede helft van de achttiende eeuw aan de achterzijde van het huis, in de oksel tussen het huis en de terugspringende gevel van het koetshuis in mergel een paviljoen in classicistische stijl opgetrokken, met alleen vanuit het park een ingang in de vorm van een rondboog.

Na de dood van Albert Carel vererfde de buitenplaats op zijn dochter Jkvr. Isabella Wilhelmina Hesselt van Dinter (1782-1860), die tot haar dood met haar echtgenoot Jhr. Leonard Bernard Adriaan Vrijthoff (1776-1861) op 't Gasthuis bleef wonen. In 1827 vond de scheiding plaats tussen de aangrenzende, oorspronkelijk aan hetzelfde hof gesitueerde, boerderij Gasthuis 59. In 1853 volgde de verkoop van de paardenstal in mergel aan de zuidzijde van de cour aan de aangrenzende boerderij.

Na de dood van Leonard Bernard werd de buitenplaats gekocht door de bankier Kraay. Na diens faillissement werd de buitenplaats in 1870 geveild en gekocht door Dr. Leopold Neys. De familie Neys had reeds uitgebreide bezittingen in Bemelen, onder andere de Hoeve De Droogenberg aan de Oude Akerstraat 47. De familie Neys bleef tot in 1984 eigenaar van de buitenplaats. Waarschijnlijk werd in de laatste kwart van de negentiende eeuw op de cour de huidige neogotische kapel met kantelen in mergel gebouwd, met gebruikmaking van een ouder, onbekend bouwsel. De aan de westzijde door een ruime spitsboog geopende kapel draagt in de voor(west-)wand het wapen van de familie Neys. Al in 1726 (in de gevel een wapen in reliëf met het jaartal 1726) werd tegen de noordmuur van de cour in mergel het ondiepe en langwerpig rechthoekig bedrijfsgebouw opgetrokken. Dit bedrijfsgebouw, heeft ondermeer als paardenstal dienst gedaan. In 1984 werd de buitenplaats door de familie Neys verkocht aan de familie Kempf. Deze verkocht de buitenplaats weer aan de heer en mevrouw P. Oosterlee-de Haas, die sindsdien de restauratie van de toen vervallen opstallen geleidelijk ter hand hebben genomen. Bij de verkoop is de ten noorden van het complex gelegen tiendschuur in andere handen overgegaan en tot woning verbouwd. De tiendschuur valt buiten de beschermde aanleg. De omgrenzing alsmede de aanduiding van de complexonderdelen staan op de bij de bescherming behorende kaart aangegeven.

Het COMPLEX HISTORISCHE BUITENPLAATS 'T GASTHUIS bestaat uit de volgende samenstellende onderdelen. HOOFDGEBOUW (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), MUUR (3), HEKPIJLERS AAN ZUIDZIJDE (4), HEKPIJLERS AAN NOORDZIJDE MET MUUR (5), KOETSHUIS (6), OMMURING VAN DE COUR MET MUUR BINNENTUIN OP DE COUR (7), KAPEL (8), BEDRIJFSGEBOUW MET POORT (9), PAVILJOEN (10), GROT (11). waardering

Het COMPLEX HISTORISCHE BUITENPLAATS 'T GASTHUIS is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:

- als voorbeeld van een Limburgse achttiende-eeuwse buitenplaats, die een landschappelijke aanleg heeft gekregen in het begin van de negentiende eeuw.

- vanwege de gaafheid en ouderdom van het hoofdgebouw;

- vanwege de zeer hoge zeldzaamheidswaarde van de Vrijmetselaarsgrot in het park;

- vanwege de gaafheid van het vroeg landschappelijke park;

- vanwege de gaafheid, ouderdom en uit constructief oogpunt de zeldzaamheidswaarde van de tuinmuur.