Complexgegevens

Complexnummer
527928

Omschrijving

Complexomschrijving

In structuur en deels in detail gaaf bewaarde buitenplaats met RUÏNES VAN HET KASTEEL (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), VOORMALIGE ORANJERIE MET AANGRENZENDE MUREN EN HEKWERKEN (3), TUINPAVILJOEN (4), KOETSHUIS (5), RENTMEESTERSHUIS (6), PAARDENSTAL, MUUR EN TIMMERSCHUUR (7), DIENSTWONING (8), BRUGGEN (9), TUINSIERADEN EN -ELEMENTEN (10) en de MELKERIJ (11).

Inleidende geschiedenis

De buitenplaats Enghuizen ligt in de gemeente Hummelo en Keppel, ten noordoosten van de weg Zutphen-Doetinchem, de Zutphenseweg/Torenallee. Het dorp Hummelo is gesitueerd in de Gelderse Achterhoek, nabij de Oude IJssel. Hier is sprake van pleistocene en holocene rivierafzettingen, plaatselijk bedekt met dekzand. Het dekzandenlandschap bestaat uit laaggelegen beekdalbodems en dekzand- en beekoverstromingsvlakten, waarbinnen de dekzandkoppen met hun vaak pregnante hoogteverschillen een reliëfrijk geheel vormen. De laagten waren oorspronkelijk moerassig van aard. Het gebied wordt doorsneden door hevig meanderende beken. (Zand)wegen volgen zoveel mogelijk het natuurlijk reliëf. Mede kenmerkend voor dit landschap zijn de, vanaf de Middeleeuwen, opgehoogde akkers, de esgronden.

De oudste vermelding van Enghuizen dateert van 1326. Evert van Enghusen wordt in dat jaar vermeld als eigenaar van 't Goet te groten Engehusen'. Enige informatie over de omvang van het bezit en de aanwezigheid van een of meer gebouwen wordt niet gegeven. In 1488 wordt het goed overgedragen aan Seger van Heeckeren, die zich naderhand Van Voorst zou noemen. Tot in de 20ste eeuw zou het geslacht Van Heeckeren Enghuizen bezitten. Door haar huwelijk met Adolph Zeyger, graaf van Rechteren Limpurg in 1906 bracht Marguérite Christine barones van Heeckeren het landgoed in. Enghuizen is nog steeds in bezit van de Van Rechterens. De middeleeuwse havezathe Enghuizen lag binnen een omgrachting en bestond volgens een tekening uit het midden van de 17de eeuw uit een hoofdgebouw en een poortgebouw. Het kasteeleiland was toegankelijk via een houten brug. Buiten de omgrachting stond een aantal boerderijen met hooibergen. Vóór het huis, buiten de omgrachting, lag een cirkelvormige tuin, door een padenkruis doorsneden en met beplanting omgeven. Dwars door het gebied loopt de Kleine Beek die in de 17de eeuw 'Slenck' wordt genoemd. Omstreeks 1700 heeft een ingrijpende verandering aan huis en directe omgeving plaats gevonden. De middeleeuwse gebouwen werden afgebroken en een nieuw, welhaast vorstelijk huis verrees. De Beijer tekent in 1743 het aanzicht van t Huijs Enghuysen: een zich naar achteren toe verbredend hoofdgebouw met fraai bewerkte middenrisaliet, dat door middel van gebogen bouwlichamen met pilasters verbonden was met de twee bouwhuizen. Voor het huis lag een rond grasveld. De houten brug naar het buitenterrein bleef gehandhaafd. Bij het huis werden langs een lange as symmetrische tuinen aangelegd. Op de Hottingerkaart van 1783 is het kasteel temidden van formele tuinen zo te zien: een langgerekt complex, opgedeeld in twee rechthoeken die beide omgracht waren en onderling door een brug waren verbonden. Buiten de omgrachting lijken zich aan de noordkant moestuinen en boomgaarden te bevinden, aan de zuidkant loopt een lange oprijlaan aan op het kasteel. Ten westen van het kasteelcomplex tekent Hottinger een langgerekt rechthoekig terrein met een kronkelend stelsel van lanen: de huidige ommuurde moestuin met oranjerie en bosperceel annex. Ten noorden daarvan valt bij Hottinger een fors trapeziumvormig gebied op dat doorsneden wordt door een slingerende beek: de huidige grote wei of Steenpas die door een wandelbos wordt omzoomd.

In 1825 wordt het kasteel en omgeving als volgt omschreven: Het kasteel Enghuizen, gesitueerd tussen Doesburg en Zutphen op de rechteroever van de IJssel, behoort aan M, baron van Heeckeren (Heckeren), kamerheer van zijne majesteit. Het is een gebouw van goede architectuur en de tuinen, versierd met zorg, bieden op verschillende punten uitgestrekte en opmerkelijke gezichten (vertaald uit het Frans). Op de bijbehorende litho is het gebouw hetzelfde als in de 18de eeuw maar zijn de vensters inmiddels gemoderniseerd tot zesruits vensters.

In 1831 kwam Enghuizen door vererving in bezit van Hendrik Jacob Carel Johan baron van Heeckeren die gehuwd was met Elisabeth Hope. Van Heeckeren had in 1821 al Sonsbeek verworven dat hij had laten verbouwen. Dit weerhield hem niet om Enghuizen ook groots aan te pakken. Ondanks de 'goede architectuur' liet hij toch het oude huis slopen en een nieuw huis ten zuiden daarvan optrekken door de Arnhemse stadsarchitect Jacob Coers. Deze had in 1821 ook de uitbreiding van Sonsbeek voor zijn rekening genomen. De bouw van het nieuwe Enghuizen duurde van 1835 tot 1842. Het imposante neoklassieke huis (neo-grec) met risalerende midden- en hoekpartijen bestond uit een gebosseerd gepleisterde onderverdieping, een bel-etage met zuilenportico's aan voor- en achterzijde en loggia's in de zijgevels met uitzichten over het park, een eerste verdieping en een zolderverdieping. Bovenin de middenrisalieten aan voor- en achterzijde waren de wapenschilden van de opdrachtgevers aangebracht. Op de hoeken stonden beelden. De oprijlaan aan de voorzijde liep vanaf het dorp met een ruime boog tussen huis en vijver en takte noordelijk weer aan op de doorgaande weg naar Zutphen. Voor het huis had de laan een aftakking die met een flauwe helling gelegd was, zodat zij op hetzelfde niveau kwam als de zuilenportico op de bel-etage, waar zij onderdoor voerde. Direct onder langs het huis was ook een aftakking die toegang bood tot het souterrain onder de portico. Van der Aa beschrijft in 1843: '...H.J.C.J. van Heeckeren van Enghuizen, woonachtig te Sonsbeek, die in het jaar 1835 het oude huis door een nieuw, modern, prachtig en smaakvol, ja vorstelijk, gebouw heeft laten vervangen, waardoor dit landgoed een der fraaiste van den omtrek is geworden...'. Al eerder was het formele park op onderdelen in een landschappelijke aanleg gewijzigd. Volgens de Hottingerkaart uit 1783 was er sprake van een slingerpad ten zuiden van het huidige Tuinhuis (oranjerie). De prekadastrale kaart van Enghuizen uit 1817 laat zien dat de trapeziumvormige wei, de Steenpas, aan de noordkant al met een golvende lijn wordt afgesloten. Twee aquarellen uit omstreeks 1830 (particuliere collectie) tonen een gezicht vanaf het paviljoen/duiventoren op een heuvel naar het laat 17de-eeuwse huis. Tussen paviljoen en huis is het terrein geaccidenteerd en loopt een patroon van slingerende paden en een gebogen waterloop. Na de bouw van het nieuwe huis werd het park verder omgevormd door tuinarchitect Hendrik van Lunteren (1780-1848) tot een groots landschapspark, waarbinnen overigens oude elementen als de lange 17de-eeuwse as, het trapeziumvormige weiland en het rechthoekige terrein met het slingerbosje aan de westkant werden opgenomen. Dit herkenbaar opnemen van oude elementen is een kenmerk van het werk van Van Lunteren. Rond het grote weiland kwam een wandelbos met slingerpaden die met ijzeren bruggetjes over waterlopen voeren. De Kleine Beek werd vergraven en omgeleid waardoor het ruimschoots aanwezige water tot een belangrijk element werd in het landschapspark. Voor het huis werd het water tot een brede vijver vergraven. Ten zuidoosten van de grote vijver legde Van Lunteren eveneens een wandelbos aan. Vanuit de lanen langs de bosrand schiep hij vista's over de wei- en bouwlanden naar solitaire bomen of clumps (boomgroepen). Die vista's zijn nog steeds waarneembaar. Uit dezelfde tijd dateren ook het neoklassieke koetshuis aan de Kasteellaan 4, de oranjerie (het tuinhuis) en de rentmeesterswoning aan de Spalderkampseweg 1. Het jagershuis op het eiland, Kasteellaan 2 (oorspronkelijk een paviljoen met duiventil die in 1868 is vergroot), is wat eerder tot stand gekomen, in het eerste kwart van de 19de eeuw. De oorspronkelijke kasteelplaats verdween bij de verbreding tussen 1835 en 1842 van de oude waterloop onder de waterspiegel van de vijver. Craandijk schrijft in 1887: 't Is een groot, vierkant gebouw, in Italiaanschen stijl, van rooden baksteen met zandstenen onderpui, pilasters en lijsten. De hoofdingang is in het park tegenover den grooten vijver, onder een balkon, door zes statige zuilen gedragen, langs een langzaam glooijend terras, dat door rijtuigen kan bereden worden. Aan beide zijden van dezen fraaijen oprit staan colossale steenen leeuwen en langs de kanten prijkt een keur van bloemen.(...) En het park is het huis waard. Vorstelijk mag ook de aanleg heeten. Breed en grootsch is alles: de rijwegen, die er in bevallige bogten doorheen leiden, de voetpaden, die zich slingeren door het hout, de lange, regte lanen, die hier en daar in het bosch voeren, de waterloopen en vijvers, die op verschillende punten onder de hooge loofgewelven blinken, de weinige, maar smaakvolle en goed geplaatste sieraden van beelden en vazen, de uitgestrekte weiden en akkers in het bosch en achter het kasteel, met honderden van steenen palen omzet, de stallen, de oranjerie, de moestuinen, de prachtige oranjeboomen, bloemen en sierplanten, de majestueuze eiken en beuken, kastanjes, dennen en platanen, afzonderlijk of in fraaie groepen, of in lange rijen gegroeid, de schoone linde bij het huis, de zware populieren bij de ingangen, en niet in het minst het sierlijke groote waterwerk voor het front van het kasteel, dat een aanmerkelijke oppervlakte beslaat en met zijn' helderen spiegel zooveel tot den luister van dezen prachtigen lusthof bijdraagt. De plaats waar de oude havezathe stond, is in dien vijver vergraven. Die beide schoone, donkere bruine beuken daarginds prijkten vroeger aan beide zijden van de brug. Van hier liep de breede oprijlaan destijds tot aan den weg bij Keppel door. (...) Over een bevallige hangbrug en over een rammelende kettingbrug - de vreugde van groot en klein - is het fraaije jagershuis te bereiken. 't Is ons vergund, hieronder de hooge boomen te vertoeven, zoolang wij willen en van hier het edele huis van een der meest geschikte punten te overzien(...).

In de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel bij een luchtaanval beschadigd. Na de bevrijding brak er brand uit en in 1948 viel het huis onder de slopershamer. Resten van de fundamenten en enig opgaand muurwerk is het enige dat van het eens zo monumentale huis is overgebleven. Het 19de-eeuwse park en de daarin liggende gebouwen en bouwwerken zijn nog wel aanwezig. De voormalige oranjerie is omstreeks 1950 verbouwd tot woonhuis. De structuur van het park is ongewijzigd sedert de aanleg. Het verkeert echter in een verwaarloosde staat waardoor paden zijn overgroeid en bruggen zijn vervallen.

De omgrenzing van de historische buitenplaats. Aan de oostkant begint de grens vanaf het dorp Hummelo en loopt langs de Greffelinkallee direct ten oosten van de Domineeswei naar de Spalderkampseweg. De omgrenzing volgt de gebogen laan langs het complex met de voormalige paardenstal en gaat mee met de bosrand, tot de plaats waar zij via een ijzeren brug uitkomt op de Van Heeckerenweg. Dan buigt de omgrenzing af direct na de boerderij De Klevenhorst, een beschermd monument dat buiten het historische park gehouden wordt, in noordoostelijke richting (het Kerkepad) naar de Broekstraat. Het tracé vervolgt zijn weg in westelijke richting tot het boerderijcomplex De Klinkenslag. Vandaar via een haakse hoek - dit complex valt buiten de historische buitenplaats - zuidwaarts tot aan de Kleine Beek aan de noordkant van het wandelbos ten noorden van de grote wei. Vandaar tot de boerderij de Bredenhorst - deze boerderij wordt niet bij de historische buitenplaats opgenomen - dan naar het zuiden met het wandelbos aan de oostkant tot aan de Torenallee/Zutphenseweg (de N314). De omgrenzing volgt de begrenzing van 't Veld ten noordoosten daarvan en sluit aan op het beginpunt, de Greffelinkallee. Op de bij de omschrijving horende kaart is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de complexonderdelen aangegeven.

Waardering

De historische buitenplaats Enghuizen is van algemeen cultuur-, architectuur- en tuinhistorisch belang:

- wegens de ouderdom;

- wegens de ontwikkelingsgeschiedenis;

- wegens een aantal formele tuinelementen uit de 17de-eeuwse aanleg;

- wegens de grootse inrichting van het landschapspark en de samenhang met (de ruïnes van) het neoklassieke kasteel uit de eerste decennia van de 19de eeuw;

- wegens de plaats van het park in het oeuvre van Hendrik van Lunteren;

- wegens de aanwezigheid van een aantal bijgebouwen, opstallen en bouwwerkjes die deel uitmaken van de 19de-eeuwse aanleg;

- wegens de visuele samenhang tussen de verschillende componenten.