Complexgegevens

Complexnummer
529714

Omschrijving

Omschrijving van het complex

Complex van een TECHNISCH EN FACILITAIR CENTRUM VRIJLAND-NOORD ten dienste van vliegtuigen, onderdeel van Vliegveld Deelen, bestaande uit:

TERREIN met AANLEG

Gebouw I A - VLIEGTUIGHANGAR JUNKERSHALLE

Gebouw IV A - VLIEGTUIGHANGAR

Gebouw 1 - SCHUUR

Gebouw 2 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 3 - MILITAIR ADMINISTRATIEGEBOUW

Gebouw 4 - EXPEDITIEGEBOUW

Gebouw 5 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 7 - KANTINE EN ONTSPANNINGSGEBOUW

Gebouw 8 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 9 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 10 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 11 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 12 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE\t

Gebouw 13 - MILITAIR GEBOUW MET TECHNISCHE FUNCTIE

Gebouw 14 - KETELHUIS MET KOLENOPSLAG

Gebouw 15 - TRANSFORMATORHUIS / ELEKTRICITEITSHUIS

Gebouw 15a - TRANSFORMATORHUIS / ELEKTRICITEITSHUIS

Gebouw 18 - LEGERINGSBARAK

Gebouw 19 - MILITAIR GEBOUW

Gebouw 20 - MILITAIR GEBOUW

Gebouw 21 - BUNKER

Gebouw P 4 - SCHUUR

\t

Het vierde gebouwencomplex van Fliegerhorst Deelen kwam tot stand op de gronden behorend tot de voormalige ontginningsboerderij Vrijland, met name op het noordelijk deel daarvan - vandaar de huidige naam Vrijland-Noord. Vrijland-Noord is in hoofdzaak gebouwd in de relatief korte periode februari tot mei 1941, ondanks het feit dat hier van veel 'Sonderbau' sprake was. In de Duitse tijd was Vrijland-Noord bekend onder de prozaïsche naam 'Die Werft'; het dicht tegen het eigenlijke vliegterrein gelegen complex werd als het technisch hart van de luchthaven gebouwd en omvatte tal van mechanisch- en materiaaltechnische disciplines. De functies van vele gebouwen hadden dan ook direct of indirect betrekking op onderhoud en reparatie van vliegtuigen. Ook waren er behuizingen voor gerelateerde functies, zoals de boordradiomontage, de montage van boordwapens en de parachutevouwerij; uiteraard omvatte Vrijland-Noord ook diverse magazijnen. Vrijland-Noord kwam tot stand binnen de rechthoekige lanen- en veldenstructuur van het bestaande en reeds eerder gevorderde, uit de jaren '20 en '30 van de 20e eeuw daterende kloostercomplex van de Engelse 'St. Joseph's Foreign Missionary Society', dat op zijn beurt in zogenoemde paviljoenstructuur was gerealiseerd op de 19e-eeuwse ontginningen van Vrijland. De inpassing in deze - in het bijzonder in de noordelijke helft van het terrein - sterk geometrische ruimtelijke structuur - ook het kloostercomplex voegde zich hiernaar - vergde een totaal andere insteek dan die van de drie eerdere kampen, en Noord-Vrijland is dan ook 'overzichtelijk' ingericht, met ordelijk en haaks op de lanen en haaks op elkaar gesitueerde gebouwen op onderling ook nog relatief grote afstand. Het feit dat zo nadrukkelijk rekening is gehouden met de bestaande en sterk van de andere locaties afwijkende ruimtelijke structuur, onderstreept op uitzonderlijke wijze de betekenis die camouflage had bij de totstandkoming van het vliegveld en de kampementen. De bebouwing omvatte een flink aantal 'Sonderbau' van verschillend uiterlijk en van sterk verschillend formaat - maar op overwegend rechthoekige plattegronden. Een aantal panden vertoont kenmerken van landelijk bouwen in traditionalistische trant - maar dan wel met scherfvrije plaatijzeren luiken - en was op die wijze gecamoufleerd. Behalve gebouwen onder zadeldak en onder daken met wolfseind of (ingezwenkte) schilddaken, werden er twee verschillende hangars opgetrokken. De ene was van het zogenoemde Hobagtype, de andere - de enige op Vrijland-Noord nog bestaande Duitse hangar - was een zogenoemde 'Junkershalle', genoemd naar de ontwerpfirma: vliegtuigbouwer Junkers. Deze hal wordt gedekt door een brede boogsegmentvormige overkapping en is links en rechts voorzien van uitbouwen; hij was de belangrijkste hangar van 'Fliegerhorst Deelen' en stond bekend als de 'Werfthalle'. De meeste panden zijn traditionalistisch van stijl, met slechts 'noodzakelijke' moderne details, zoals scherfvrije twee centimeter dikke plaatstalen luiken, gewapend betonnen plafonds en soms ook kelders of souterrains. Karakteristiek zijn het circa 50 cm dikke muurwerk ('Feltmäßig verstärkt') van het merendeel van de gebouwen en de met pannen gedekte, al dan niet afgewolfde zadeldaken en schilddaken, die meest worden gedragen door houten kapconstructies op basis van spanten en sporen. De plaatstalen luiken zijn meestal slechts aan één zijde van beschildering in (zandloper- of) lijstpatroon voorzien; de andere kant, die in gesloten toestand naar buiten is gekeerd, is gewoonlijk effen groen. Na de oorlog zijn de gebouwen opnieuw benut - gewoonlijk in een functie die aansloot bij de oorspronkelijke - en zijn ook de zolders van enige gebouwen ingericht. Hiertoe zijn onder meer voorzieningen verbeterd en werden op zolderniveau langgerekte dakkapellen aangebracht. Vaak zijn tevens de plafonds verlaagd, is een gedeelte van ramen, deuren en houten trappen vernieuwd of gewijzigd, en is de technische infrastructuur vervangen. De ruimtelijke indeling - behalve die van de meeste zolders - bleef meestal intact, al hebben hier en daar wel wat toevoegingen plaatsgevonden. Verder heeft al zeer kort na de oorlog verdichting van de bebouwing plaatsgehad: er zijn onder meer enkele grotendeels ijzeren hangars en ook enige bakstenen panden bijgebouwd. Van deze laatste zijn er op Vrijland-Noord enkele in twee bouwlagen uitgevoerd. De laatste jaren hebben meer en meer gebouwen hun operationele militaire bestemming verloren en in enkele gevallen heeft dit tot snelle degradatie ervan geleid, met name in het geval van de Junkershalle.

Naast de hierna afzonderlijk beschreven gebouwen omvat Vrijland-Noord verder onder meer de grote Hangar H2 (ten oosten van Hangar 1 - de Junkershalle), een aantal na de oorlog gebouwde bakstenen barakken (zoals de nummers 23, 24, 22, 29 en 30), het woonhuis 17 (ongeveer halverwege aan de zuidzijde van de noordelijke oost-west gerichte weg) en een aantal bluswaterbunkers (zoals G7 iets ten oosten van gebouw 5, en G8 iets ten zuidwesten van gebouw 8). Tot slot van deze niet uitputtende opsomming telt het terrein enkele platforms en opstelplaatsen voor vlieg- en voertuigen en vele betonnen omheiningpalen met recent prikkeldraad of andere vormen van afrastering. Na de oorlog werd een krappe helft van het terrein - in hoofdzaak in het zuidelijke deel - opnieuw in particuliere hand gegeven en werd de bestaande boerderij ter plaatse weer in gebruik genomen. Het zuidoostelijk deel met de vroegere hoofdingang van het vliegveld en ook de voormalige kloostergebouwen werden eerst weer betrokken door de eigenaren, maar in 1957 vertrok de congregatie en kwam het in handen van defensie, en tot op de dag van vandaag zijn de gebouwen onderkomens voor militaire functies. Met de splitsing in de jaren '50 werd een onderscheid tussen Vrijland-Noord - het beschermde complex - en overig Vrijland een feit.

Waardering van het complex

Complex van een technisch en facilitair centrum ten dienste van vliegtuigen, van algemeen belang als relatief gaaf onderdeel van een uit de Tweede Wereldoorlog en in beperkte mate ook nog enkele jaren daarna stammend en hoofdzakelijk door de Duitse bezetter opgezet groot militair vliegveld, vanwege: architectuurhistorische, stedenbouwkundige, historisch-geografische, techniekhistorische, krijgs- en cultuurhistorische en complex- en ensemblewaarden, die onder meer kunnen blijken uit de op locale vormen geïnspireerde traditionalistische bouwtrant, uit de voor de bouwtijd kenmerkende onderdelen en details, uit de in het concept verwerkte, reeds eerder in het artefactiële landschap aanwezige elementen, uit de relicten van technische innovatie, uit de aan de vooraf bestaande schaakbordstructuur aangepaste en tot in detaillering doorgevoerde camouflage, uit de samenhang van en met het totale militaire vliegveldconcept en de ruimtelijke hoofdlijnen en onderdelen van het kampement, en uit de onderlinge verwantschap van de hierbij toegepaste vormen.