Complexgegevens

Complexnummer
528082

Omschrijving

Omschrijving van de historische buitenplaats Diepenheim In structuur en detail zeer gaaf bewaard gebleven historische buitenplaats Diepenheim, bestaande uit HOOFDGEBOUW (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), RECHTER BOUWHUIS (3), LINKER BOUWHUIS (4), TOEGANGS POORT (5), HEK AAN DE OPRIJLAAN (6), HEK AAN DE ZIJLAAN (7), HEK AAN HET EIND VAN DE RODE ALLÉE (8), FRUITBERGPLAATS (9), TUINMEUBILAIR (10), KAS EN BAKKEN (11), TUINMUUR (12), HOUTLOODS (13) en VOORMALIGE CHAUFFEURSWONING (14) . Het huis Diepenheim is half tegen de oude kasteelbelt aangebouwd. Haaks op het hoofdgebouw met lage zijvleugel staan aan beide zijden van het voorplein bouwhuizen. De toegang tot het voorplein is via een poort. De huisplaats is omgeven door een dubbele gracht die een afgeplatte zevenhoekige vorm heeft. De afgeplatte kant van de zevenhoek is naar het dorp gericht. Het terrein binnen de gracht is ten westen van het huis als weiland in gebruik. Op de singelwal tussen de beide grachten bevindt zich een boomgaard. Het omliggende terrein van het huis Diepenheim is door lanen in vakken verdeeld. Binnen deze lanenstructuur vindt men voornamelijk agrarische gronden en bossen. Ten noordoosten van de huisplaats ligt een park in landschapsstijl met slingerende paden en een gebogen waterpartij. Ten zuiden van de Lochemseweg ligt de overtuin waarin de chauffeurswoning is gesitueerd. Vanaf de Lochemseweg leidt een gebogen oprijlaan naar de huisplaats. Aan de oprijlaan, de zijlaan in het westen en de Rode Allée wordt de toegang door een hek gemarkeerd. Op het terrein van de buitenplaats staan opstallen en objecten tot sier (tuinsieraden) en nut (houtloods, fruitbergplaats).

De omgrenzing van de historische buitenplaats De omgrenzing van de historische buitenplaats Diepenheim begint bij het toegangshek (zie hiervoor onderdeel 6) naast de kerk. In westwaarts richting volgt zij de Lochemseweg langs het dubbel omgrachte terrein, het 'bastion' op de zuidwesthoek en langs de parkweide. Aan de westkant valt ook een oude zichtas binnen de omgrenzing tot aan de Leidebeek. Ter hoogte van het noordwestelijke 'bastion' buigt zij ter breedte van de Vlierdijk in westelijke richting tot de brug over de Leidebeek. De omgrenzing vervolgt in noordelijke richting. Op een driesprong buigt zij naar het westen af ter breedte van de Kassedijk tot de Leidebeek. Naar het oosten langs de noordzijde van de Kassedijk en het perceel bosgrond ten noorden van de dijk. Ter hoogte van de Rode Allée vervolgt zij het tracé naar het noorden tot de plaats waar de Rode Allée uitkomt op de Raadhuisstraat. Daar staat een hek (zie hiervoor onderdeel 8). Langs de Raadhuisstraat loopt de omgrenzing naar het zuidoosten tot aan de Regge. Zij vervolgt langs de oostkant van de rivier, langs de noordelijke begrenzing van de kerk en sluit aan op het beginpunt. Tenslotte valt ook de overtuin met chauffeurswoning ten zuiden van de Lochemseweg binnen de begrenzing van de historische buitenplaats. Op de bij de omschrijving horende kaart zijn de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de complexonderdelen aangegeven.

Waardering De historische buitenplaats Diepenheim is van bijzonder cultuur-, architectuur- en tuinhistorisch belang - wegens de ouderdom - wegens de ontwikkelingsgeschiedenis - wegens de architectonische betekenis van hoofd- en bijgebouwen binnen het Hollands classicisme - wegens de aanwezigheid van een aantal formele laanelementen uit de 17de en 18de eeuw - wegens de bijzondere zevenhoekige grachtenstructuur met 'bastions' op de hoeken - wegens de inrichting van het landschapspark en de samenhang met het huis - wegens de aanwezigheid van een aantal bijgebouwen, opstallen en bouwwerken die deel uitmaken van de buitenplaats - wegens de visuele samenhang tussen de verschillende componenten

Inleidende geschiedenis De historische buitenplaats Diepenheim is gelegen aan de rand van de hogere gronden (dekzandruggen) waarop ook de plaats Diepenheim ligt. Westelijk van de kern van de buitenplaats liggen de lagere broekgronden. Op de hoge gronden die vanouds bewoond waren, stonden boerderijen en lagen de akkerbouwgronden. De lage gronden zijn relatief laat ontgonnen. Daartoe is een patroon van sloten gegraven, waarbij de vrijkomende grond werd gebruikt om stroken op te hogen tot dijkjes, die als lanen werden ingeplant. Door deze ontginning heeft het westelijke en noordwestelijke deel van het gebied een andere structuur dan het overige deel dat aansluit op het veel kleinschaliger, middeleeuwse ontginningslandschap. De huisplaats is in aanleg een opgehoogd gedeelte geweest in de lagere broekgronden. Aan de oostkant van de buitenplaats loopt de rivier de Regge, aan de westkant de Leidebeek waarop de sloten afwateren.

In de 12de eeuw zou er al sprake zijn van een burcht nabij de Diepenheimse watermolen. Omstreeks 1180 is dat het kasteel verwoest, verplaatst en herbouwd op de plaats waar zich het huidige huis Diepenheim bevindt, op een verhoging in het Stokkumerbroek.Stokkemerbroek. In 1330 is er sprake van 'die boerch van Diepenhem' en 't Huys Diepenheim', wanneer de Overijsselse landheer, de bisschop van Utrecht, Jan van Diest, het graafschap Dalen en de heerlijkheid Diepenheim aankoopt. Diepenheim was voor de Utrechtse bisschop een hoogst noodzakelijke versterking tegen de machtige edelen in Gelderland en het Oversticht. Het huis was van de 14de tot in de 16de eeuw dan ook vele malen doelwit van Gelderse aanvallen. Pas na 1536 werd in de voormalige heerlijkheid Diepenheim het centrale landsheerlijke gezag van keizer Karel V erkend. Het huis werd waarschijnlijk tijdens de daarmee gepaard gaande troubelen verwoest. Ten gevolge van de Opstand viel het goed Diepenheim toe aan de Staten van Overijssel die huis en heerlijkheid Diepenheim in 1635 verkochten. Koper was Hendrick Bentinck tot Werkeren, drost van het land van Salland. Hij kochtkoopt de resten van de adellijke havezathe, die 'Casteelbelt' genoemd wordt met bijbehorende gronden. De overdracht volgt twee jaar later. Na zijn dood is het Berend Bentinck die in december 1639 met 'eene Adellijke Havesathe te weten den Casteelbelt' beleend wordt door de leenkamer. Hij en zijn echtgenote Anna van Bloemendaal waren in 1648 de opdrachtgevers tot de bouw van het huidige huis in Hollandshollands-classicistische stijl. Hun beider wapens en het jaartal 1648 zijn in Bentheimer steen aan de voorgevel aangebracht. Het nieuwe huis werd tegen en gedeeltelijk ín de oude kasteelbelt gebouwd. Oorspronkelijk was het een huis op vrijwel vierkante plattegrond met een hoog souterrain, een bel-etage of hoofdverdieping en een kapverdieping. Een hoge stoep met zandstenen balustrades (die thans de trap in het huis siert) gaf toegang tot de hoofdverdieping waar de voornaamste vertrekken lagen. In de onderverdieping waren werkkamers, dienstvertrekken en de kelders ondergebracht. De achterste vertrekken waar zich de kelders bevinden zijn ín de kasteelbelt ingegraven. De hoofdverdieping ligt aan de achterzijde op het niveau van de heuvel. Men kan zonder trap de tuin in lopen. Op de zolder waren de dienstvertrekken. Na de dood van Berend Bentinck in 1668 werd zijn zoon Hendrik Bentinck met Diepenheim beleend. Hij was in 1680 gehuwd met Ida Magdalena van Ittersum tot den Luttenberg. Tijdens hun huwelijk komt de toegangspoort over de gracht voor het huis tot stand, alsmede waarschijnlijk de beide bouwhuizen. Hun beider wapens en het jaartal 1685 zijn in de poort aangebracht. De poort was oorspronkelijk met een borstwering van Bentheimer zandsteen langs de gracht met de bouwhuizen verbonden als afsluiting van het voorplein. Aan de bovenzijde was de muur afgedekt met zandstenen blokken. Aan weerzijden van de poort bevond zich een ronde opening in de muur die met trappen naar het waterniveau afdaalden. Omstreeks 1850 is de borstwering gesloopt. In 1707 is het huis verbouwd getuige een gevelsteen in de voorgevel. De toegang is toen gewijzigd, het smeedijzeren balkonhek is aangebracht en de kruiskozijnen zijn in schuiframen veranderd. Aanvankelijk was de ingang op bel-etage hoogte. De ingang kwam nu in het hoge souterrain. De kamers in dit deel van het huis werden voor bewoning geschikt gemaakt, waarbij de vensters iets werden vergroot. Vrijwel zeker zijn toen ook de lage zijvleugels aangebracht, waar de dienstvertrekken ondergebracht werden die in het hoofdgebouw door de gewijzigde indeling geen plaats meer hadden. De rechtervleugel met de keuken bestaat nog. Achter de linkerzijvleugel stond een dwarse vleugel met de oranjerie. Vóór 1825 (kadastrale minuut) is de linkerzijvleugel vrijwel geheel gesloopt. Hij zou zijn verwoest door een brand tijdens de bewoning door de familie Sloet die vanaf 1818 op het huis woonde. Een kleine aanbouw bleef tot 1904 bestaan. Daarin was de pruiken- of poederkamer ondergebracht. In de 20ste eeuw heeft het hoofdgebouw twee verbouwingen ondergaan: in 1904 en 1925. In 1904 betrok jhr L.G. Schimmelpenninck het huis met zijn gezin. Hij liet het inwendig restaureren naar plannenonder leiding van J. vanarchitect Van der Gool en C.J. Kruisweg uit Hengelo. In het souterrain werd de eetkamer weer tot de oorspronkelijke omvang vergroot door de gang te verwijderen die in 1707 tussen vestibule en de rechterzijvleugel met de keuken was aangebracht. In de achter de eetkamer liggende ruimte (het oude kabinet van de drostin) werd een nieuwe gang gemaakt met kastruimte. In het achterhuis (onder de belt) kwamen sanitaire voorzieningen als een kleine badkamer, een W.C. en een machinekamer voor een waterfilter. Op het niveau van de benedenverdieping werd in de hoek tussen de rechterzijvleugel en het hoofdblok een aanbouw gemaakt. Daarin werden de poetskamer en bijkeuken ondergebracht, daarboven kwam de toren met de trappen. Op de bel-etage werd het rechterkabinet (de Witte Kamer) omgevormd tot een portaal met gang van waar de nieuw aangebouwde toren te bereiken was. Hetgeen nog resteerde van de oude linkervleugel, het pruikenkamertje, werd alsnog gesloopt. De pleingevel werd als tuinmuur opnieuw opgemetseld en aan het uiteinde van een sierlijke bekroning met vaas voorzien. In 1905 is van het linker bouwhuis aan tuinzijde een lager aangekapt deel afgebroken. De oranjerie die in de 18de en 19de eeuw achter tegen de linkerzijvleugel stond kwam in 1905 in het linker bouwhuis terecht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het linker bouwhuis tot woonhuis veranderd. In 1925 volgde weer een verkoop. De nieuwe eigenaar werd J.W.J. baron de Vos van Steenwijk. Hij liet een aantal grote verbouwingen uitvoeren door architect Mannes Meyerink en zijn zoon H. Meyerink uit Zwolle. De meest ingrijpende vond plaats aan de achterzijde van het huis. Daar werd een verdieping toegevoegd met een rijk geornamenteerd zandstenen balkon, voorzien van balustrades, waardoor het huis een extra appartement rijker werd. De kleine roedeverdeling in de vensters dagtekent eveneens van die tijd. In het souterrain werden de voormalige drostekamer en het daar achter liggende kabinet links van de vestibule tot één woonkamer gemaakt. Op de bel-etage werd de zaal aan de linkervoorzijde eveneens vergroot door het achtergelegen kabinet erbij te betrekken. In het boudoir (de kamer in het midden aan de voorkant, in 1707 'Zitsen kamer' en daarna 'Boudoir' genoemd) werd een muur geplaatst, zodat er een slaapkamer met badkamer ontstond. De keuken met tegeltableaus van de firma Mosa te Maastricht is qua inrichting eveneens uit 1925. In 1927 betrok de familie het huis. Tot 1938 werd het permanent bewoond, nadien alleen in de zomermaanden. De familie De Vos van Steenwijk is nog steeds eigenaar.

De geometrische vorm van het plateau, de aanwezigheid van dubbele grachten en tussenliggende singel kan in verband gebracht worden met een belangstelling voor versterkte elementen in de tuinarchitectuur. Men zou de driehoekige omgrachte elementen aan de uiteinden als een 'bastion' kunnen zien. Rond het huis in zijn zevenhoekige dubbele omgrachting lag aan het eind van de 17de eeuw een stelsel van lanen, dat voor het grootste deel nog herkenbaar is. Op de Hottingerkaart (1787) is voor het eerst de aanleg rond het huis en zijn grachten- en lanenstelsel gevisualiseerd. De aanleg binnen de dubbele grachten heeft een radiaalstructuur die door de vorm van de kasteelbelt is bepaald. Vanaf de poort loopt een rechte laan die gericht is op de toren van de Hervormde kerk van Diepenheim. Vlak voor de kerk maakt de laan een scherpe knik en sluit aan op de huidige Grotestraat. Voorlangs de huisgracht loopt een rechte laan (noordoost-zuidwest), de Rode Allée, ook wel de Allée na(ar) het Rode Hek genoemd, de oude oprijlaan. Tussen deze laan en de slingerende rivier de Regge is sprake van een geometrische tuinaanleg met rechte lanen en twee vijvers. In 1814 werd dit gedeelte het 'Sterrebosch' genoemd. Nergens is in 1787 nog sprake van een landschappelijke aanleg. In 1814 wordt het huis en een deel van de gronden geveild en verkocht aan G.J.O. D. Dikkers uit Borne. Bij de verkoop wordt het hele bezit omschreven. Daaruit valt op te maken dat de tuin achter het huis binnen en tussen de grachten beplant was met 'exquise vrugtboomen'. Ten zuidoosten van het huis lag buiten de singel een met vruchtbomen beplante weide, 'de Bongert' . Aan de oostkant van de Rode Allée lag in 1814, zoals gezegd, op een min of meer trapeziumvormig terrein het Sterrenbos dat met eiken was ingeplant.

Alle lanen in het lage gedeelte (de Kooidijk thans Lochemseweg), de Tweedijk evenwijdig aan de Kooijdijk en de Vlierdijk en Kassedijk daar ten noorden van hadden een laanbeplanting met eiken, de oprijlaan richting kerk had een eiken/dennen laanbeplanting. Na 1825 (kadastrale minuut) onderging het sterrenbos van Diepenheim een verandering tot landschappelijke aanleg. Van 1846 dateert de eerste kaart, de veldkaart van de TMK, waar dat op te zien is. Het formeel ingeplante sterrenbos is gekapt en omgevormd tot een parkbos met slingerende paden rond een gebogen vijver en twee waterpartijtjes (kleine haventjes) die in verbinding staan met de Regge. De rechte laan tussen de poort en de Hervormde kerk heeft de functie van oprijlaan gekregen; het haakvormige beloop is omgevormd tot een gebogen verloop en de laan voert met een brug (thans een duiker) over een kleine waterpartij. De boomgaard (Bongert) voor het huis werd veranderd in een open ruimte waarmee een onbelemmerd uitzicht vanuit het huis op de omgeving geschapen was. De landschappelijke aanleg kwam tot stand naast de formele structuren van de rechte lanen en de zevenhoekige omgrachting. In 1867 ging het bezit over in handen van Jhr mr. G.J.C. Schimmelpenninck die het huis met zijn gezin permanent bewoonde. Bij de aankoop werd het omschreven als 'Het huis te Diepenheim (...) en twee bouwhuizen en poort annex tuin, weiland, lanen, Boschgrond en waterwerken'. Het voormalige Sterrebosch heet nu het Nieuwe Bos, is voornamelijk met eiken beplant en wordt beschreven als: 'hooiland thans boschgrond met eenig opgaande boomen, waterwerken, wandelingen groot drie bunder vier en twintig roeden veertig ellen'. De tuin achter het huis werd omschreven als een tuin met wandelingen en vruchtbomen. De Rode Alléé was met eiken beplant en voorts nog wat kastanjes en dennen. Na de verkoop van 1925 heeft tuinarchitect Hugo Poortman zich met het park bezig gehouden. Hij maakte in 1926 een opmetingstekening van de directe omgeving van het huis, waar de indeling van de tuinen en tevens de doorzichten op staan aangegeven.